17. Wie kan ons ondersteunen bij de opzet van het sporten voor 35 plussers?
Afdrukken print contact contact lettergrootte:standaard groot

Rol van kartrekker in praktijk

Samenvatting. Deelnemers van een 55-plus sportclub regelen en ontwikkelen zelf. Maar een kartrekker als aanjager blijft nodig. Deze vervult een sleutelrol bij dat zelfstandig, op maat, optimaal en sportgericht beleven, leren en ontwikkelen. Er is één voorwaarde: op dezelfde manier tegen het sporten aankijken als de deelnemers? Dan zijn de volgende taken voor een kartrekker van belang. 

Lees- en plan-/praktijkniveau 1 & 2 voor een kartrekker.

Sleutelrol
Kartrekkers hebben een sleutelrol bij het zelfstandig, samen, op maat en optimaal en sportgericht, beleven, leren en ontwikkelen van de 55-plusser. En de vraag is of hun kijk op de sport dezelfde is als van de doelgroep.
Vanaf 1970 groeit het aantal sportvormen (van voetbal en judo tot darten en yoga) en wordt de sport op steeds meer verschillende manieren beoefend (bijvoorbeeld: om te presteren of om fit te blijven). Sporten is ook spelen op een veelvormige en veelzijdige manier. Het deelnemen aan sport is niet voor iedereen en op elk moment mogelijk of gelijk. Sporten doen mannen en vrouwen vaak gescheiden. Sporters met fysieke beperkingen vallen daar weer buiten en hebben een hele beperkte sportkeuze. Word je ouder, dan is de sportkeuze ook beperkt en/of zijn de condities niet optimaal. Het overheersende competitief, prestatie- en wedstrijdgericht sporten biedt geen ruimte voor individuele aanpassingen. Binnen de meer recreatieve en belevingsgerichte sport kun je wel zelf de regels vaststellen en is de organisatie vrijer. Dit ‘vrij sporten’ kan in principe zowel binnen als buiten een sportorganisatie of sportverenging plaatsvinden. Zo mogelijk zelfstandig, alleen of samen, op maat en optimaal. Sporten en bewegen hebben alleen effect als je dat wekelijks meerdere keren doet. Na je zestigste zo mogelijk dagelijks gedurende een of twee uur. Dan moet er ook wel sprake zijn van een ‘matig intensieve inspanning’ om je conditie voldoende te kunnen beïnvloeden en dus lever je een inspanning op driekwart van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen. Voor deze leeftijd is coördinatie de enig relevante conditievoorwaarde. De meeste sporten omdat de activiteit als plezierig wordt gezien en die activiteit bepaalt het gewenste coördinatieniveau. Doelbalsporten en bewegen op muziek vragen meer coördinatie dan miksporten en duursporten als wandelen of fietsen/ ‘wielrennen’.
De huidige generatie van ongeveer 55 tot 75 jaar, heeft zelf ervaring met die veelvormige en veelzijdige sport of heeft er kennis van genomen. Het is dan ook de eerste generatie die graag zo lang mogelijk relatief intensief en ‘lang’ wil blijven sporten. De oude, vooroorlogse generatie heeft vaak een andere instelling. Een wedstrijd is voor hen oninteressant, het verleggen van grenzen is onnodig, plezierig samen spelen – maar liever niet intensief - is voldoende en daarbij is de keuze van de spelvorm niet zo belangrijk. Bewegingsprogramma’s zoals GALM, bedoeld voor de niet-actieve oudere, of Meer Bewegen voor Ouderen (MBvO), zijn op deze laatste groep afgestemd. ‘Als je maar – en vooral samen- beweegt. De wekelijkse bewegingsactiviteiten zijn beperkt en de aard van een activiteit is niet primair op de coördinatie gericht.


Afstemmen op maat
De noodzaak tot meer sporten op maat begint, fysiek gezien al, zo rond je 35e jaar. Soms zelfs eerder, maar het kan ook pas veel later nodig zijn. In ieder geval zeer waarschijnlijk vanaf je 55e. Je wordt blessuregevoeliger. Afstemmen van een sportvorm betekent dat je een andere sportvormvariant kiest of een sportvorm verandert. In plaats van bijvoorbeeld voetbal kies je nu voor voetbaltennis of je speelt vier tegen vier. De sportvorm wordt hoe dan ook meer op je mogelijkheden afgestemd. Die afstemming is gericht op je sportniveau, je inspanning of de belasting waarmee je sport en de manier waarop je sport (meer prestatiegericht of meer op gezellige samen sporten gericht).
Ook de sport zelf begint steeds meer oog te krijgen voor het aanpassen van sportvormen aan bepaalde doelgroepen. Bij sporten in competitieverband kun je dat met leeftijdgenoten doen (denk aan 35+- en 45+-competities) of bewust op een lager sportniveau gaan spelen. Alleen als je onderling sport (geen competitie dus) biedt dat de mogelijkheid om zelf regels aan te passen en de sportvorm meer op maat te maken. Bij teamsporten moet je dan wel genoeg sporters vinden die dat samen op een andere manier willen doen. Bij meer individuele sporten zoals hardlopen, fietsen, zwemmen, wandelen of sporten in kleine groepen, zoals bij badminton, tennis of tafeltennis, zijn die afspraken wat sneller en makkelijker te maken.

Sportvormen veranderen om meer te leren
Een sportvorm moet voor elke doelgroep (lees: leeftijdsgroep) uitdagend zijn. Leren van een sportvorm motiveert en niet elke sportvorm is daarvoor geschikt. Floorball of unihockey beslist wel en fietsen door het bos en over de hei vinden velen aantrekkelijker dan spinning op een stilstaande fiets. Enige complexiteit en op maat boeit. Motieven om te sporten verschillen vaak. Het is belangrijk om dat binnen een groep van elkaar te weten en op elkaar af te stemmen2. Drie tegen drie basketballen op een half speelveld bevat nog steeds de essentie van de wedstrijdsport basketbal en maakt het mogelijk op verschillende niveaus te sporten.
Bij het vrij sporten kun je alleen of samen met anderen bepalen welke spelregels en speelregels nodig zijn. Een sportvorm kan daardoor beter op de mogelijkheden van de groep en van de individuele deelnemer worden afgestemd. Neem de afstemming op jouw sportniveau. Fiets je bijvoorbeeld 40 kilometer op een gewone fiets met een gemiddelde snelheid van 20 kilometer per uur of doe je dat op een racefiets met een gemiddelde snelheid van 25 kilometer per uur? Speel je volleybal dan mag de ene speler de bal eerst vangen en deze daarna bovenhands doorspelen. Een andere speler in dat team doet dat direct. Die afspraken worden vooraf onderling gemaakt en maken het samen een wedstrijdje spelen, ondanks de niveauverschillen, mogelijk.
Neem de afstemming op de manier waarop je wilt sporten. De een wil mooi samenspelen en de ander wil vooral winnen. Voetbal dan zonder keeper. Er wordt zeker meer en makkelijker gescoord. De spanning van het kunnen winnen is groter. Tegelijk probeer je als team tactisch beter (dus mooier) te spelen.
Het is van belang de inspanning of inzet van je coördinatie af te stemmen op de eigen fysieke mogelijkheden. Voldoende inspanning betekent je houden aan de ’75-procentregel’. Stel je wilt nadrukkelijk met hardlopen je uithoudingsvermogen op peil houden. Ook dan geldt de ‘75-procentregel’. Dan is een gemiddeld optimale inspanning als volgt vast te stellen. Je maximale hartslag is 220 min je leeftijd van bijvoorbeeld 60 jaar en daar 75 procent van. De gewenste hartslag ligt dan rond de 120 slagen per minuut. Stel tijdens het sporten regelmatig even vast of je dit ook bereikt. Omdat vooral coördinatie en - in een wat minder mate - uithoudingsvermogen bij het ouder worden belangrijk zijn, is het wenselijk om sportvormen te beoefenen die daar een sterk beroep op doen. Dat zijn ook relatief complexe sportvormen en spelsporten in het bijzonder. Op maat sporten betekent dat de ene vijftigjarige beter kan gaan basketballen en een ander beter zaalcurling kan gaan spelen. Sporten zoals hier beschreven is zeker anders, dan we gewend zijn. Gevarieerd en afgestemd op onze mogelijkheden en naast het beleven ook op leren en ontwikkelen gericht. Sporten is op deze manier op elke leeftijd een uitdaging.


Aanpak van het sporten door de kartrekker
 
De nadruk ligt op het al ‘spelend’ sporten, het meer belevingsgericht sporten. Maar ook bij dit onderling sporten staat het spelen van wedstrijden centraal. De spel- en speelregels worden daarbij op de groep en/of individuele sporters afgestemd. Competitie ontbreekt. Het gaat vooral om het samen plezier hebben in een sportvorm: het sporten om het sporten.  De sporter en de kartrekker, als deskundige medesporter, proberen vaak zelfstandig oplossingen te vinden voor de eigen sportproblemen of daarmee medesporters te helpen. Er ontstaat zo samenwerkend leren. Die oplossingen zijn op maat en afgestemd op de eigen mogelijkheden (vooral sportniveau, conditieniveau en manier van sporten) en maken optimaal sporten mogelijk. Jong en oud, man en vrouw, gevorderde en beginner, valide en minder valide, met een goede en matige conditie, moeten samen verantwoord en veilig kunnen sporten. De kartrekker stelt zich begeleidend en probleemgestuurd op en doet dat vooral vragenderwijs. Het leren en ontwikkelen gebeurt in zich herhalende vaste patronen van: beleven/ervaren van een sportvorm, aandacht voor en leren van vaardigheden van zo’n sportvorm en ontwikkelen of ‘leren hoe te leren’. Het door toepassing van een schema, werkpatroon of vuistregel het verder leren vorm en inhoud te geven. Zie bij SPORT ONTWIKKELEN. Periodiek vindt evaluatie plaats van de mate waarin sportproblemen zijn opgelost.  
Sport- en leervorm wisselen elkaar af naar behoefte. Van totaal (de sportvorm bv. vier tegen vier volleybal) – via deel (spelvorm waarbij serveren en de serveopvang kern is)- naar totaal. Per sportvorm worden – indien nodig regelmatig - spelregels (verplichte afspraken) en speelregels (vrijwillige afspraken) gemaakt. Zowel voor een groep, team of individuele sporter.

Wat doet een kartrekker verder?
Deze werft persoonlijk deelnemers binnen, maar zo mogelijk ook van buiten de vereniging; tip: zoek in het verenigingsarchief naar oud-leden. Deelt uit en verzamelt inschrijfformulieren na een telefonisch verzoek daartoe. Regelt in samenspraak met de club de toegankelijkheid van de accommodatie, het materiaal en de faciliteiten (kantinegebruik, verbandmateriaal/AED). Over de huur van een accommodatie zelf maken de sportorganisatie en de coördinator afspraken. Zorgt voor veilig en verantwoord sporten en stemt in samenspraak de sportvorm af op de groep. Heeft kennis van eerste hulp bij sportongevallen en reanimatie. Stimuleert het elkaar coachen. Houdt bij afwezigheid of ziekte contact houden met de deelnemer.

Een sportvorm kan op de volgende manier in een bijeenkomst inhoud en vorm krijgen.....

Inleiden, inwerken, inlopen, inspelen enz. is vooral gerichte op het gevoel krijgen voor de betreffende activiteit: balgevoel, tempogevoel, inspanningsniveau e.d. Uitvoering in tweetallen stimuleert elkaar en ook de afstemming. Speelse inleidingen hebben voorkeur. Duur: ongeveer 10 minuten.

Blok 1. Laat een activiteit in z’n eindvorm uitvoeren. Verwijs naar spel- en speelregels (zoals die vorige keer golden). Bij spel: speel een ‘kleine’ eindspelvorm (afhankelijk van de spelvorm: vier tegen vier, twee tegen twee, een tegen een). Eindig met een time out waarin de activiteit samen wordt bekeken. Analyseer het op de mate van afstemming voor ieder persoonlijk. Sluit de activiteit voldoende aan op mijn mogelijkheden wat (1) fysieke inspanning betreft, (2) mijn sportniveau en/of (3) mijn manier waarop ik wil sporten (bijvoorbeeld: willen winnen of fit blijven). Verander spel- en/of speelregels om ieders persoonlijke deelname te kunnen realiseren. Duur: 15 minuten.

Blok 2. Ga door met de activiteit en de veranderde spel- en speelregels. Verzoek de deelnemers als ze dat willen om al spelend een aandachtspunt voor zichzelf te verbeteren. Eindig eventueel met een time out waarin de sporters in tweetallen de uitvoering van hun eigen activiteit met elkaar bespreken. Bespreek – eventueel gezamenlijk - hoe techniek of tactiek in een basisspelvorm of oefening specifieke aandacht kan krijgen. Duur 35 minuten.

Bespreek kort met de hele groep het verloop. Wat ging naar wens, wat is nog lastig, wat is een aandachtspunt voor de volgende keer voor mij persoonlijk en als team?

 

Ontwikkelen
Het ‘nieuwe’ sporten dat de nieuwe generatie wenst en dat de kartrekker samen met hen moet zien te realiseren, is in het volgende totaalplaatje te vatten


…..’Ik wil sporten omdat ik een/deze sportvorm uitdagend en plezierig vind en sportgericht is. Het motiveert mij. Ik wil vooral beleven, maar ook nog optimaal presteren en natuurlijk op maat. Dat wil ik samen doen met sporters van ongeveer dezelfde leeftijd. Het zelf een activiteit regelen en ontwikkelen, maakt het nog leuker. Een kartrekker begeleidt ons. De groep reguleert in principe alles zelf. Sport is voor ons vereenvoudigde wedstrijdsport (kleiner veld, minder spelers, ander materiaal) die we onderling beoefenen. Regels worden op de mogelijkheden van de groep en – zo nodig - op die van individuele spelers afgestemd. Samen een sport beleven door het uitvoeren van een eind(sport)vorm, is het belangrijkste. Naast voldoende beleving gaat het ons om het leren of verbeteren van sportvaardigheden. Ieder op eigen niveau. Het zelf en samen ontwikkelen van een sportvorm op de langere termijn is wenselijk. Dat doe je door elkaar te ‘al vragend’ te begeleiden of coachen, maar alleen als je dat zelf wilt. ‘Matig intensief’ bewegen is optimaal als dat gebeurt met driekwart inspanning van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen op fysiek (doelgericht handelen) en mentaal gebied (strategisch handelen). Een brede of allround ontwikkeling van de coördinatie is aan te bevelen.
Voldoende intensief sporten in clubverband is gezond. Het ontspant omdat zowel de sportvorm als de wijze van deelnemen je plezier geeft. Iedereen kan eraan deelnemen: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen (chronische ziekten). De groep zorgt voor een veilige, verantwoorde en activerende (sport)omgeving’.


Zo’n ‘totaalplaatje’ realiseren kost tijd, is in fasen te ontwikkelen, maar het te bereiken niveau is wel afhankelijk van de kwaliteiten van de kartrekker en de groep deelnemers. Die fasen in clubontwikkeling zijn de volgende…….


Fase 1 – Niveau 1. Je beweegt of sport enkele keren per week alleen of in clubverband. Je neemt onder andere deel aan een ‘55-plus club’ met sportgerichte inhoud, activiteit of taak die je plezier geeft. De 55-plus ‘mixclub’ is nog beperkt in onderlinge verschillen naar niveau, mogelijkheden en interesses.. Mannen en vrouwen sporten samen. 
Het op maat sporten gebeurt vooral door het aanpassen van sport-, spel- en speelregels aan de groep, team of individuele sporter. Sporten is vooral een belevingsgericht en onderling gebeuren, maar leren of verbeteren c.q. presteren is wel aan de orde. De kartrekker stimuleert de deelnemers elkaar onderling te coachen.
Fase 2 – Niveau 1. Je beweegt of sport dagelijks en gevarieerd. Dat gebeurt overwegend met een naar gevoel ‘gemiddelde inspanning of belasting’ (vijftig procent van je (coördinatie)mogelijkheden).
Van optimaal functioneren is sprake als de inspanning of belasting op driekwart van je persoonlijk maximale - en nog vooral - fysieke mogelijkheden plaatsvindt. In minder mate is er nog aandacht voor mentale inspanningen. Het cognitieve of sociale leren en ontwikkelen of leren hoe te leren. Hiervoor zijn schema's, werkpatronen en vuistregels nodig.
Er is nu een meer naar niveau, mogelijkheden en interesses gevarieerde mixclub van mannen en vrouwen, gezonde sporters en sporters met fysieke beperkingen. 
Kartrekkers en deelnemers verdiepen zich in de toepassing van het ‘nieuwe sporten en leven’ en begeleiden elkaar. De kartrekker stimuleert dat en bespreekt dat in de groep. 
In periodiek werkoverleg delen kartrekkers - in groepjes van drie of vier - ervaringen met elkaar. De coördinator regelt en stimuleert dit - vooral inhoudelijke - overleg.

Fase 3 – Niveau 2.
Dagelijks komt het sporten een tot twee uur en ‘matig intensief’ aan bod. Optimaal inspannen hangt nu sterk af van de aard of structuur van een activiteit. Zie de verschillende te onderscheiden coördinatieniveaus, de eigen mogelijke inzet daarbij en de kwaliteit of compleetheid van een sportvorm. Bied het de mogelijkheid voldoende motorisch, sociaal/affectief en cognitief te leren. Het gaat om de samenhang van beleven, het ‘hoe’ van het leren en het ontwikkelen (leren hoe te leren). Laat die aandacht daarvoor bij deelnemers en kartrekker steeds meer toenemen. Sportproblemen worden zo mogelijk samen (in duo’s?) en systematisch opgelost. Elkaar coachen of begeleiden vindt bewust in bijvoorbeeld time outs of na een wedstrijdje plaats.
Fase 4 – Niveau 2. Er vindt verdere verdieping plaats in de ‘wijze van deelnemen’. Hoe ontwikkel je zelf en samen – door samenwerking en het elkaar coachen - een activiteit?
Op maat en optimaal fysiek, sociaal en mentaal functioneren vind door zo/n 'totaalplaatje' plaats en door de cyclus van individueel en samen beleven, leren en ontwikkelen. Deze zelfstandige sportontwikkeling vereist een toepassen van schema’s, werkpatronen en vuistregels. De mate van fysieke én mentale coördinatieontwikkeling bij het sporten is van het voorgaande afhankelijk.

 

Regelen

Elke kartrekker ontvangt een deelnemerslijst en informatie over de deelnemers en kopieert deze voor zichzelf. De deelnemers ontvangen van de kartrekker een adressenlijst. Elke deelnemer kan aan het begin van de eerste bijeenkomst een conditietest doen als daarom bij de inschrijving is verzocht. Zo’n test omvat een wandel- of looptest (bij duursporten), een speltest (bij balsporten) en/of een krachttest (bij zelfverdedigingssporten). De beoordelingspunten van bijvoorbeeld drie sport- of beweegniveaus worden onderling vastgesteld. Het zijn in ieder geval positief geformuleerde gedragsbeoordelingen tot wat een deelnemer in staat is. De kartrekker voert de beoordeling uit. De deelnemer kan ook zichzelf beoordelen ter vergelijking met die van de kartrekker. De deelnemers vormen in elke bijeenkomst duo’s die elkaar in elke bijeenkomst helpen of coachen. Het is van belang dat bij elke cursus verbandmateriaal snel te vinden is en dat je weet waar een AED-apparaat te vinden is. Het kunnen reanimeren is bij de kartrekker, in de groep en/of in de buurt van de sportplek snel te regelen. Het paraat hebben van een mobieltje met o.a. een telefoonnummer van een huisarts, is aan te bevelen. Samen na afloop wat drinken en napraten hoort erbij.  

Van een organisatie waartoe de 55-plus sportclub behoort verwachten we: instemming met de beschreven aanpak voor deze doelgroep; de bereidheid een kartrekker te zoeken; het helpen werven van deelnemers o.a. door het ter beschikking stellen van adressen van oudere sporters c.q. oud-leden; het plaatsen van een aangeleverde advertentie in het clubblad of op de clubsite; het beschikbaar stellen van accommodatie, spel- en verbandmateriaal, kleedkamers en kantine. De kartrekker werft en bij voorkeur persoonlijk de potentiële deelnemers. Zowel van binnen als van buiten de vereniging; deelt infoformulieren uit en verzamelt de inschrijvingen (met een extra impuls voor deelname); regelt de toegankelijkheid van de accommodatie, het materiaal en de faciliteiten (over de huur van een accommodatie en materialen maken de sportorganisatie en de coördinator afspraken); stimuleert het veilig, verantwoord sporten en het elkaar coachen; houdt bij afwezigheid of ziekte contact met de deelnemer; zorgt bij eigen absentie dat de rol van kartrekker wordt overgenomen. De kartrekker kan op deze site alle verdere informatie voor de roluitvoering vinden en zo ook een ‘Leidraad Zelfontwikkeling’, zie bij WERKWIJZE.
Na afloop van een periodeactiviteit evalueren deelnemers, kartrekkers en coördinator het verloop en de resultaten van een cursus.

De deelnemers betalen alleen de werkelijk gemaakte kosten zoals huur van veld en/of zaal, advertenties en een eventuele onkostenvergoeding van de kartrekker(s). Het is redelijk om de kosten tot drie à vijf euro per keer te beperken.