Ontwikkelingsonderzoek naar de actieve leefstijlontwikkeling (ALO)
 
Onder invloed van het bevorderen van zelfstandigheid in het onderwijs is bij leerlingen en studenten van lerarenopleidingen gestreefd naar meer activerende leerwerkomgevingen. Vergelijkbare ontwikkelingsonderzoeken zijn ook in bedrijfsopleidingen uitgevoerd. Na jaren van het zelf in (vak)theorie en praktijk brengen is in de periode van 1999 tot en met 2003 promotieonderzoek gedaan naar activerende leeromgevingen voor (vak)leraren in opleiding, de zogenaamde LIO’s van een Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Groningen (Timmers, 2003), een HBO-opleiding.
In de periode 2004 tot en met 2007 is vervolgonderzoek gedaan naar de toepassing van het concept Actief leren en ontwikkelen van leerlingen in het voortgezet onderwijs, bij jeugdige sporters en in de schoolstage van ALO-studenten.  
In 2004 en 2005 hebben twaalf opleiders van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Groningen het concept Actief leren onderwijzen verder inhoud en vorm gegeven en praktisch toegepast. Dit is gepubliceerd. Vanaf 2004 t/m 2007 zijn vijf hiermee samenhangende projecten uitgevoerd, die zijn beschreven bij CV/Edwin Timmers.  
 
De algemene conclusie is: het concept Actief leren onderwijzen is goed te ontwerpen en bruikbaar in haar toepassing. Voor de ervaren en/of kwalitatief sterke (vak)leraren en trainer-coaches kost het persoonlijke op--maat gebruik twee tot drie jaar.
 
In de periode 2008-2010 is het boek Sport op Maat (SOM) geschreven, is OLDACTION opgezet en een website gemaakt ter promotie van in eerste instantie het sporten van 55-plussers. Het boek geeft een leidraad voor het zelfstandig alleen of samen maken van activerende sportomgevingen en het verbeteren, leren en ontwikkelen van het sporten. Op deze site zijn daar ook vele tips van te vinden.  
Vanaf 2010 wordt op verschillende plekken in Nederland de opzet en aanpak in praktijkprojecten toegepast. Hoewel we sporters al na hun 35e tot een meer zelfstandig en zelf regelend sporten op maat willen stimuleren, richten we ons vooral op de 55-plussers. Het SOM-OLDACTION-project is in Ermelo-Harderwijk operationeel vanaf 2010 en zal t/m 2013 onderwerp van onderzoek en ontwikkeling zijn. Het verloop wordt beschreven bij SPORTEN OP MAAT in bv. Ermelo – Ontwikkelingsonderzoek naar het sporten op maat SOM

Sporten en actief dagelijks bewegen is één aspect van een fysiek en mentaal actieve leefstijlontwikkeling. In de periode 2010-2011 is een totaalbeeld van een actieve,gezonde en zinvolle leefstijlontwikkeling voor de 55-plusser beschreven. Het boek Activo’s doen het anders, op maat en zeker na hun 50e! Een praktische filosofie van actieve leefstijlontwikkeling (2012; ALO). Aan de basis van beide is een uitgebreide research voorafgegaan. Het bronnenoverzicht treft u bij de LITERATUUR en LINKS op deze site aan. Theorie en de toepassingen in de praktijk zijn aan elkaar gerelateerd. Het ALO-OLDACTION-project is vanaf 2011 operationeel en zal t/m 2013 eveneens onderwerp van onderzoek en ontwikkeling zijn. Het verloop wordt inhoudelijk beschreven bij ACTIEVE LEEFSTIJL.
In het laatstgenoemde boek wordt een wetenschappelijke verantwoording gegeven van alle uitgevoerde ontwikkelingsonderzoeken. In hs. 6 van dit boek wordt de opzet, de onderzoeksmethode en de eerste resultaten van het project ALO-OLDACTION beschreven. Dit si deel 1. Bij SPORTEN OP MAAT/ Ontwikkelingsonderzoek naar het sporten-op-maat, is het 2e deel van het ontwikkelingsonderzoek te vinden: SOM-OLDACTION.
De twee belangrijkste kenmerken van het concept actief leven, leren en ontwikkelen zijn….
 
1 Het doel is het ontwerpen van een praktijktheorie van een actieve, gezonde en zinvolle leefstijl. Nu met name in een levenskunst voor de 55-plusser. In een reeks publicaties is dat opgebouwd. De ontwikkeling van een praktijktheorie veronderstelt jojo’en (op en neer acties tussen opvattingen en gedrag) en pendelen (heen en weer verschuivingen van aandacht). Leven is immers bewegen en spelen.   
2 Er is gestreefd naar een brede wetenschappelijke oriëntatie resulterend in relevante opvattingen en mogelijk gedrag. Het concept van ‘Actief leven, leren en ontwikkelen’ is de vertaling van ‘Actief leren onderwijzen’ dat in het onderwijs met succes is toegepast. Aan die ontwikkeling en dat onderzoek hebben vele collega’s en geïnteresseerden meegewerkt.  

Deelname
In 2011 is de eerste editie van het Praat- en Doe Café over actief, gezond en zinvol leven georganiseerd. Het eerste deel bestond uit acht bijeenkomsten, om de veertien dagen in de periode januari t/m april. Het tweede deel bestond uit vijf bijeenkomsten om de veertien dagen in de periode november-december. Er zijn veertig deelnemers waaronder zes inleiders.
 
Concept
Het concept van ‘actief leven, leren en ontwikkelen’ is toegepast op het ontwikkelen van een ACTIEVE LEEFSTIJL (ALO) en bij het Sporten Op Maat (SOM). In hs.6 van Activo’s doen het anders, op maat en zeker na hun 50e is de opzet en aanpak beschreven. Hieruit leiden we de kenmerken af van de activerende leerwerkomgevingen voor deze doelgroep.
 
De deelnemer of kartrekker wil actief en zelfstandig zoeken naar het oplossen van problemen op het gebied van actief, gezond of zinvol leven. Zeg maar levenskunst.
Dat betekent zelf een taak uitvoeren, zelf organiseren, zelf leerwerkomgevingen op maat maken en activiteiten(volgordes) kiezen en elkaar coachen. Streven naar samenwerkend leren en ontwikkelen op maat naar niveau en mogelijkheden. De kartrekker of deelnemer past de volgende aanpak toe. 
Stelt zich begeleidend of probleemsturend op. Stelt voortdurend vragen om problemen van individuele deelnemers op het gebied van een uitvoering helder te krijgen.
Past werkpatroon toe. Toont in de aanpak van het leren van een activiteit een werkpatroon van: (a) Beleven met of ervaringen van een activiteit. (b) Leren van een aspect van de taak of de activiteit. Een probleem leren oplossen door coachen of door het samen ontwerpen en uitvoeren van een activiteit, waarin dat probleem en mogelijke oplossingen expliciet aandacht krijgt. (c) Leren hoe te leren is het bewust maken van de deelnemers hoe je een activiteit kunt verbeteren of er wat van leren of problemen kunt oplossen. Vervolgens passen de deelnemers zelf de gehanteerde en nu bewuste schema’s, werkpatronen of vuistregels toe, doordat de kartrekker hen daartoe uitnodigt of een taak geeft. Kartrekker en deelnemers evalueren de mate waarin een probleem nu is opgelost.
Past leerpatroon toe. Toepassing van een leervolgorde of leermethode bij het oplossen van een individueel of groepsprobleem: de totale activiteit doen, een aspect binnen een complexer verband aandacht geven en uitvoeren, de Total activiteit opnieuw doen. Het Totaal-Deel-Totaal patroon.  
Stimuleert het coachen van elkaar en dat zo vragend mogelijk. Dat lost het eigen spelprobleem het beste op. Deelnemers coachen elkaar in tweetallen. Dat kan een vaste partner zijn. Spelen ze als team dat is onderling coachen op ‘teamgedrag’ mogelijk. Hoe moet je als team een spelprobleem kunnen oplossen, zoals: hoe stellen we ons in het veld op bij het ontvangen van een service?
Stimuleert dat deelnemers de volgorde van activiteiten kiezen die aan bod kunnen komen. Per activiteit worden afspraken gemaakt, een takenverdeling afgesproken en daarbij wordt rekening gehouden met individuele verschillen in niveau, mogelijkheden en werkmanieren. De kartrekker maakt maandelijks een werkplan met verbeterpunten voor meerdere bijeenkomsten en legt die aan de deelnemers voor.
Formuleert een relatief complexe taak die samenwerkend leren bevordert. Relatief complex wil zeggen dat de groep of het team door een verdeling van taken het gegeven probleem net kan oplossen. Meer zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen kan in een cursus alleen worden bereikt als de groep daarbij als geheel actief meewerkend en –ontwikkelend wordt betrokken. De grootte van een groep is hierbij erg bepalend. De realisatie van samenwerkend leren kan bij een groep die niet groter is dan twaalf personen en een aansprekende groepstaak. Daarvoor gelden de volgende condities.
 
1 Er is een realistische en uitdagende projecttaak waardoor de leerrelevantie voor de deelnemers duidelijk is.
2 Er bestaat positieve wederzijdse afhankelijkheid en gelijkwaardigheid. Er is een streven naar een gemeenschappelijk groepsdoel.
3 Er is sprake van individuele verantwoordelijkheid. Elk groepslid draagt bij aan het gemeenschappelijke doel.
4 Er is directe interactie en een streven de kwaliteiten van elkaar te benutten. Het leren vindt bij voorkeur plaats in naar niveau en interesse heterogene groepen.
5 Er is aandacht voor de manier van samenwerken: het effect op het verloop van een ontwikkeling, de manier van omgaan met elkaar of de wijze van het elkaar scholen, ontwikkeling van sociale vaardigheden en de betrokkenheid van een ieder bij de gemeenschappelijk taak.
6 De proces- en productevaluatie vindt periodiek plaats en richt zich op de individuele inbreng en de groep als geheel.
 
Concepttoepassing
Aan de hier bedoelde cursus onder de naam ‘praat- en doecafé over actief, gezond en zinvol leven’ beginnen 44 deelnemers. De eindtaak omvat de beschrijving van een te ontwikkelen activiteit of taak op het gebied van werk, zorg of ontspanning. Wat houdt die ontwikkeling voor jezelf in? We verzoeken de deelnemers om van alle achtereenvolgende cursusthema’s goed na te gaan, welk belang deze voor hen hebben gehad. Wat heeft de gegeven informatie en gesprekken je op het ontwikkelonderwerp opgeleverd. De deelnemers krijgen per bijeenkomst een overzicht van de gehanteerde schema’s, werkpatronen en vuistregels.
De voor iedereen geldende ‘gemeenschappelijke taak’ vormt de verbindende of ‘rode’ draad. De verdere opzet en inhoud van de cursus is te vinden onder ACTIEVE LEEFSTIJL.
Een tweede versie van deze basiscursus volgt in 2012 en in een omvang van acht bijeenkomsten. Als vervolg op de eerste versie worden drie studieclubs aangeboden. Elke studieclub bestaat uit twaalf deelnemers. Eveneens in 2012 volgt een HOVO-cursus in Amersfoort met als titel ‘Het creëren van uitdagingen op maat. Vooral na je 50e. Alle cursussen zijn bedoeld voor ‘50 tot 75-jarigen’. Maar iedereen, ook van buiten deze leeftijdcategorie, kan meedoen. De initiatiefnemers zijn vrijwilligers die onder de vlag van een lokale Welzijnsstichting het aanbod vorm en inhoud geven. De bedoeling is om jaarlijks studieclubs aan het werk te zetten. De kern is: zelfontwikkeling door samenwerkend leren. Iedereen kan aan de cursussen deelnemen. Voor de HOVO-cursus is een hoger onderwijsniveau aanbevolen. De mogelijk sterk onderlinge verschillen vereisen een naar niveau gedifferentieerde aanpak.     
 
Conceptuitvoering in 2011
De aanpak verloopt als volgt. Een groep heeft een gemeenschappelijk doel en taak, waaraan gedurende een bepaalde periode wordt gewerkt. Zoekprocessen worden door de gegeven taak en de aanwijzingen van de kartrekker gestuurd. Het expliciteren van ieders opvattingen, overtuigingen of waardegebieden op een bepaald gebied, is het kerndoel van elke bijeenkomst. De samenstelling van de groep, de werkwijze en de onderwerpen of activiteiten vormen samen eentotaalplaatje. Dat totaal bepaalt uiteindelijk het ontwikkelingseffect. Er wordt steeds aangesloten bij de thema-ervaring of beleving van een deelnemer. Vervolgens wordt geprobeerd tot leerervaringen te komen die uiteindelijk resulteren in toe te passen schema’s, werkpatronen of vuistregels. De kwaliteiten van elke deelnemer worden hierbij zo goed mogelijk benut. Er is om die reden een taakverdeling en ook het zoeken van informatiebronnen op niveau wordt aanbevolen. Leerervaringen worden uitgewisseld. De informant of kartrekker/begeleider probeert het meer gewenste of ideale gedrag zowel in theorie als praktijk en als voorbeeld te tonen. De kernmerken van dat ‘voorbeeldgedrag’ worden voor elkaar bewust gemaakt en gezamenlijk toegepast. Hierdoor ontstaat een ‘leren hoe te leren’. De hier genoemde cyclus van ervaren/beleven, leren en leren hoe te leren kan zich in een bijeenkomst of in opeenvolgende sessies herhalen. De deelnemers hebben alle speelruimte bij de uitvoering van hun taak of taken. Elke ontwikkeling is persoonlijk en dus op maat. Het overleg, het elkaar bijpraten of raadplegen en/of het elkaar coachen zorgt voor meer samenwerkend leren. Regelmatig vinden evaluaties of voortgangsbeoordelingen plaats, waarin zowel het verloop als het resultaat van de bijeenkomsten tegen het licht worden gehouden. Dat gebeurt in een onderling gesprek. Maar ik door een mondelinge of schriftelijke bevraging. De kartrekker (zo mogelijk zijn er minimaal twee bij elke groep) is een deelnemer die ook het samenwerkend leren regelt en stimuleert. De aanpak wordt bij elke studieclub/Praat- en Doe Café, toegepast.
 
Naar aanleiding van het eerste praat- en doecafé constateren we het volgende. Er is veel belangstelling voor zelfontwikkeling. Vrijwel alle deelnemers zijn al actief, gezond en zinvol bezig, maar willen er wel meer over weten. Dat een NGO ‘anders’ oud zal worden en andere uitdagingen te wachten staat, wordt door de deelnemers onderschreven. Er wordt actief aan de bijeenkomsten deelgenomen. In 90% van de bijeenkomsten is voldaan aan dat aansluiten bij de beleving-ervaring van de deelnemers. Elk thema bood een totaalplaatje. Dat heeft 25% van de deelnemers ook zo ervaren. Door deze groep ‘van 25%’ zijn in de loop van de bijeenkomsten leerervaringen (=begrijpen en integreren) gerapporteerd. Toepassingen hingen af van de kwaliteit van het gebodene door de inleiders, de taken en het gezamenlijk reflecteren (o.a. discussiëren) hierop.
Van de twaalf bijeenkomsten voldeed 50% aan die toepassingsprikkel. In de laatste bijeenkomst bleek bij 20% enig besef van toepassing uit de gegeven taak om een eigen ontwikkelingsonderwerp toe te lichten. Onduidelijk bleef hierin de samenhang met de cursusinfo. Grof gezegd hadden we ook een cursus over ‘tomaten telen’ kunnen geven met hetzelfde resultaat.     
De aanname: ‘we kunnen veel van elkaar leren’ is door 50% niet zo begrepen. Velen stelden zich vrij ‘ontvangend en responsief’ op en niet actief verwerkend. Voor de tweede editie van het PDC. Een cursusopzet van acht of zes bijeenkomsten kan voor een betere spanningsboog zorgen. Een vaste avond voor de bijeenkomsten in 2013 is een ‘must’. In 2012 nog wisselend op woensdag- en vrijdagavond.
Vanaf het begin maken we de kern van de levenskunstaanbeveling voor de 55-plusser helder en gaan daar in elke bijeenkomst nader op in.
Kennis/inzicht ofwel informatie wordt direct op actuele problemen voor deze doelgroep toegepast. Het programma wordt op hoofdlijnen meer op elkaar afgestemd. Twee van ons fungeren per avond als inleider en de derde als gespreksleider. We nodigen geen derden meer als inleider uit.      
De initiatiefnemers proberen de lokale welzijnsinstanties tot een totaalpakket te bewegen aan clubs (studieclubs, sportclubs, hobbyclubs, praat- of koffieclubs en specifieke doelgroepbegeleiding) voor de 50-55-plussers. Hun nadruk ligt bij studie- en sportclubs. Er is voorgesteld hiervoor ‘een loket’ op een site te creëren. De theorie in dit boek vormt de basis voor de opzet, aanpak en inhoud van de clubs en de cursussen.     
In 2012 begint een 2e editie van het PDC en starten er drie studieclubs over ‘Perspectieven op de samenleving’(actieve leefstijl), Gezond ouder worden (Gezonde leefstijl) en Zinvol ouder worden. Over mogelijkheden, moeilijkheden en grenzen (Zinvolle leefstijl)

Organisatie     
In 2011 is in Ermelo een Praat- en Doe Café (of ‘cursus’) over (fysiek en mentaal) Actief, Gezond en Zinvol leven van start gegaan. Deze activiteit is opgezet door vrijwilligers onder de paraplu van de welzijnsorganisatie PINEL. In 2012 gaat de 2e editie van start naast een drietal studieclubs (Perspectieven op de samenleving; Gezond ouder worden; Zinvol ouder worden. Over mogelijkheden, moeilijkheden en grenzen). De drie hierbij betrokken initiatiefnemers (ds. Rinze Houtsma, emiriti pastor; Jan Ligthart, arts/geriater en dr. Edwin Timmers, oud opleider van vakleraren LO) proberen in samenwerking met de twee welzijnsorganisaties (Stichting PINEL: Janny van Wijk van den Bosch en Mireille Heemskerk; SWO: Hans van Zelm en Anniek Timmer), vorm en inhoud te geven aan wat de nieuwe generatie ouderen ‘anders’ wil doen. Onder andere jezelf, samen met anderen, blijven ontwikkelen. Het gaat om de groep die geboren is in de jaren veertig, vijftig en begin zestig en indringende gezamenlijke ervaringen, maatschappelijke problemen en perspectieven deelt. Ze wil  verder actief ‘midden in de samenleving’ blijven staan en er actief aan deelnemen. Het creëren van netwerken of clubs is daarvan één vorm. We zoeken naar medestanders, meedenkers en meeontwerpers en dat is niet direct aan een bepaalde leeftijd gekoppeld.
In november 2011 heeft PINEL een deel-website voor deze groep beschikbaar gesteld:
www.stichtingpinel.n doorlinken naar ‘Actieve leefstijlontwikkeling voor de 50-plusser’. Daarop zijn voor deze doelgroep relevante studieclubs, sportclubs en culturele clubs te vinden. Een nieuwsrubriek wijst op actuele lokale en regionale 50+ gebeurtenissen. Mensen uit deze doelgroep kunnen zelf van nieuws of activiteiten, die ze willen opzetten, melding maken. Het is een primaire taak van de (doel)groep zelf. Dat past het beste onder de paraplu van (organisaties van) lokaal welzijn.       l

 



© Copyright 2009, alle rechten voorbehouden - OldAction - E. Timmers