Toepassing opzet van een lokaal ontwikkelingsonderzoek .... 
op het gebied van 50-55 plus 'Sport & Leefstijl' - versie juni 2013 

 

Basisinfo
 
 
 
Verdiepende info
Kartrekker
Coördinator
Leefstijlcoach
Achtergrond info
 
 
 

Voorbeeld van een opzet voor een lokaal ontwikkelingsonderzoek, uitgevoerd in de periode januari 2009 tot en met mei 2013. De rapportage is opgenomen bij ACTIEVE LEEFSTIJL.

1 Conceptontwikkeling
Onderwijskunde is een multi- en interdisciplinaire wetenschap. Voor oplossingen van onderwijsproblemen wordt kennis uit meerdere wetenschappelijke disciplines gebruikt en met elkaar verbonden. Het leidt tot een theorie of verantwoording op een bepaald gebied die door  handelingsaanbevelingen in de praktijk wordt toegepast en getoetst. Theorie en handelingsaanbevelingen krijgen vorm in schema’s/modellen, werkpatronen/methoden/ procedures en vuistregels/principes. Tussen theorie en praktijk is sprake van een jojo- beweging. Theorie heeft invloed op de praktijk en de praktijk leidt tot opvattingen of delen van een theorie. Al ontwikkelend ontstaat op deze manier een meer lokale en een meer algemeen geldige theorie over bijvoorbeeld de Lichamelijke Opvoeding (LO) of de sport. De theorie- en praktijkontwikkeling vindt naast elkaar plaats en krijgt vorm in verslagen, evaluaties op onderdelen en reflecties op de hele ontwikkeling binnen 50-55 plus Seniorensport en Actieve Leefstijlontwikkeling. 
Vanaf 1999 is met vele vakcollega’s LO, opleiders aan een Academie voor Lichamelijke Opvoeding, sporttrainer-coaches en hun sporters, studenten van een lerarenopleiding en leerlingen in het voortgezet onderwijs, gewerkt aan de ontwikkeling van activerende onderwijsleerwerkomgevingen voor de Lichamelijke Opvoeding in het voortgezet onderwijs, de sport(begeleiding) en de opleiding van aanstaande vakleraren LO. Het levert beschrijvingen op van organisatie of opzet van programma’s, inhouden of activiteiten, didactische aanpakken en toetsen die de zelfstandigheid, het zelfsturend vermogen en zelfverantwoordelijkheid van betrokkenen bevorderen. Het geeft per ontwikkelsituatie een totaalontwerp of ´regelconstructie ‘ - een didactische grammatica - ter bevordering van het actief leren en onderwijzen, sporten of opleiden. Ter vergelijking is onderzoek gedaan naar ervaringen met en resultaten van zogenaamde  ‘lerende organisaties of activerende leerwerkomgevingen’ in het bedrijfsleven en bij de overheid. De op deze manier verworven kennis is de basis van ontwikkel- en onderzoekprojecten in de periode van 1999 tot 2007.   

*Voor een overzicht van de publicaties zie 'Experts over Leefstijl, sporten en ontwikkelen'  bij WERKWIJZE.

Het kennisgeheel is getypeerd als: het concept van ‘Actief Leren (en) Onderwijzen’. De resulterende conclusie is: dit concept of deze praktijktheorie is door zelfontwikkeling  zelfstandig en door samenwerkend leren verder te ontwikkelen. Het is een inspirerende aanpak voor zowel ontwikkelaars-onderzoekers zoals leraren, trainers of opleiders, als deelnemers: leerlingen, sporters, studenten. Het motiveert en verbreed/verdiept de cyclus van het beleven, leren en ontwikkelen. Afhankelijk van het beginniveau kan een competente  (aanstaande) vakleraar LO of sporttrainer-coach door maatwerk en optimaal presteren veel resultaat bij derden garanderen. Gedurende deze ontwikkelperiode is het ‘elkaar gericht coachen’ aan te bevelen.   
 
*Bronnen hiervoor, een theorie met handelingsaanbevelingen, vormen: (2003) ‘Krachtig’ opleiden van vakdocenten bewegingsonderwijs. Proefschrift. (2005) Actief leren onderwijzen. (2006) Didactiek voor Sport en Bewegen. (2007). Voor applaus moet je het niet doen. Ontwikkelen van (beter) leren sporten en bewegen!

Op basis van deze positieve ontwikkel- en onderzoekervaringen is vanaf 2009 gewerkt aan een ontwerp voor toepassing bij 50-55 plussers, die in - voor deze doelgroep - specifieke sportclubs, binnen of buiten het verband van sportverenigingen of commerciële sportorganisaties, sport- of bewegingsactiviteiten ontplooien. Er is veel literatuuronderzoek gedaan naar de mogelijke verschillen en overeenkomsten tussen verschillende omgevingen en de sport- of leefsituatie van de nieuwe generatie senioren, geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig. Een ontwerp voor de seniorensport is beschreven in ‘Sport op Maat (SOM)’ (2010). Daarna is gewerkt aan een meer algemene context de 50-55 plus actieve Leefstijlontwikkeling in ‘Activo’s doen het anders, op maat en zeker na hun vijftigste (ALO)’ (2012).
Parallel hieraan is in praktijk nagegaan in welke mate activerende clubomgevingen zijn te realiseren. Ook is nagegaan in hoeverre direct betrokkenen, zoals coördinatoren, kartrekkers en deelnemers, aan het generatiebeeld van de nu ongeveer vijfenvijftig tot vijfenzeventig jarigen voldoen. Hebben ze, meer dan de vorige generatie behoefte aan het deelnemen aan clubs of netwerken?
De theorie van de actieve leefstijlontwikkeling is gebaseerd op het eerder genoemde concept van ‘Actief leven, leren en ontwikkelen’ en kent twee pijlers: veel sporten en jezelf op veel gebieden ontwikkelen. Kort samengevat als: door veel te sporten word je slimmer en door je bewust te blijven ontwikkelen doe je dat ook met je fysieke en mentale coördinatie. Een leven lang.  
 
*Op deze site zijn een viertal met elkaar samenhangende visies beschreven. Elke visie beschrijft een deel van het concept van ‘Actief leven, leren en ontwikkelen’ en is verdeer uitgewerkt in beide publicaties. Bij ANDERS SPORTEN gaat het over de 50 plus seniorensport van de nieuwe generatie.
Bij ACTIEVE LEEFSTIJL gaat het over actieve Leefstijlontwikkeling na je 50-55e en het  samenwerkend leren en ontwikkelen in 50+ clubs. Bij TYPERING gaat het over leren en ontwikkelen tot je negenennegentigste. De visiestukken ondersteunen de twee pijlers van de actieve, gezonde en zinvolle leefstijl : ‘veel bewegen en sporten’ en veel ‘leren en ontwikkelen’
 
In 2009 is door mij de ‘advies- en ontwikkelclub’ OLDACTION opgezet. Ter bevordering van de onderlinge communicatie en de communicatie met de omgeving (zoals coördinatoren, kartrekkers en deelnemers), is de website www.oldaction.nl  opgezet. De bedoeling is ideeën te verzamelen en uit te proberen over het ‘anders’ sporten en ‘anders’ ouder worden van vooral de nieuwe generatie senioren. Voor het sporten geldt dat zeker na je vijftigste/vijfenvijftigste. Een actieve, ondernemende en verantwoorde leefstijlontwikkeling heb je altijd al gehad (of niet natuurlijk), maar is na je vijfenvijftigste aan sterke verandering onderhevig. Je fysieke mogelijkheden worden minder, je stopt met het betaald werken en de zorg voor anderen neemt toe.
 
*De groep ontwikkelaars-onderzoekers - ADVIES- EN ONTWIKKELGROEP – is inmiddels verbreed met coördinatoren, kartrekkers en deelnemers aan sportclubs en studie- of ontwikkelclubs. De mate van hun bijdragen aan de gezamenlijke ontwikkeling en het onderzoek varieert. Theoretische en praktische ervaringen en resultaten worden op verschillende manieren met elkaar gedeeld en verwerkt. Het praktijkgericht ontwikkelingsonderzoek en de OLDACTION-site is een neerslag van alle ervaringen tot nu toe. De (voorlopige) eindrapportage is te vinden bij ACTIEVE LEEFSTIJL.   
 
2 Wetenschap en onderzoek
Praktijkgericht ontwikkelingsonderzoek maakt gebruik van de voor een bepaald praktijkgebied relevante wetenschappelijke kennis en handelingsaanbevelingen. Dat praktijkgebied is het dagelijks bestaan van de nieuwe generatie senioren, geboeren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig, dus nu vanaf ongeveer 55 jaar tot 75 jaar. Hoe is in  overheersende mate hun leefstijl te typeren? Wat maakt dat ze ‘anders’ leven en ‘anders’ ouder worden dan de generaties voor en na haar? Welke maatschappelijke ontwikkelingen in onze samenleving en hun gemeenschappelijke ervaringen hebben invloed op hun gedrag en opvattingen? Wat is wetenschappelijk gezien hierbij van toepassing? Bijvoorbeeld vanuit de neurofysiologie, biologie en de psychologie van het ouder worden’?.

Het eerste ontwikkel- en onderzoeksprobleem is: Hoe ontwikkelen we 55 plus seniorensport
meer naar behoefte en mogelijkheden van de nieuwe generatie senioren, die de
sportontwikkeling in Nederland hebben ervaren en nu op een andere manier (op maat en
optimaal) het sporten in specifieke 55+ clubs willen beleven, leren en ontwikkelen?
Ofwel (A) wat zijn de kenmerken van activerende sportomgevingen en (B) welke betekenis
heeft de opzet en aanpak voor de deelnemers inclusief de kartrekkers en coördinatoren.
 
Het tweede ontwikkel- en onderzoeksprobleem is: Hoe creëren we voldoende beleef, leer-
en ontwikkelingsruimte voor 55 tot 75 jarigen met een actieve, gezonde en zinvolle leefstijl
binnen lokale op ontwikkeling gerichte clubs die zich richten op werk, zorg, ontspanning of
ontwikkeling in het algemeen?
Ofwel (C) wat zijn de kenmerken van activerende ontwikkelomgevingen en (D) welke
betekenis heeft de opzet en aanpak voor de deelnemers inclusief de kartrekkers en
coördinatoren.
 
Literatuur- en praktijkonderzoek leveren een praktijktheorie op over ‘hoe’ de nieuwe
generatie senioren ouder wordt en ouder wil worden. De actuele en vooral Nederlandstalige
theorie geeft een mens- en wereldbeeld van onze onderzoeksgroep. Dat beeld bestaat uit
opvattingen (overtuigingen of waardegebieden) en gedrag en is te onderscheiden in een
geleefd beeld van hoe mensen zich daadwerkelijk gedragen. Een gesproken beeld van wat
en hoe mensen daadwerkelijk iets tegen elkaar zeggen en met elkaar omgaan. Een
besproken beeld van hoe mensen hun gedrag van zichzelf en anderen in opvattingen
verantwoorden. Kortom: wat beweegt mensen? En in hoeverre komt dat op hoofdlijnen ook
met het echte theoriebeeld overeen?   
 
3 Optimaal sporten op maat
Het zelf optimaal en op maat leren sporten is in de afgelopen decennia binnen het bewegingsonderwijs c.q. de schoollichamelijke opvoeding een belangrijke stroming. Het streven is het sporten voldoende te beleven, te leren of verbeteren en te leren hoe te leren of te ontwikkelen. De sport heeft zich in dezelfde periode, vanaf eind jaren zestig,  ontwikkeld van uitsluitend competitief-wedstrijdgericht naar óók recreatief-belevingsgericht en heeft de deelname van meer doelgroepen mogelijk gemaakt. Het aantal sportvormen is sterk toegenomen en het deelnemen is gevarieerder geworden. Voor de oude generatie is het sporten beperkt tot bewegen (bv. (volks)dansen) en spelen (bv. koersbal). De nieuwe generatie kan in principe alle huidige sportvormen en langer tot een bepaalde leeftijd uitvoeren. Het sportbegrip is verbreed: sporten is spelen en spelen is sporten. ‘Bewegen om gezellig samen actief te zijn’ is verbreed tot: ‘Bewegen om het bewegen’ en ‘Bewegen om (samen) te presteren’.   
In een op ‘basis van leeftijd’ samengestelde groep, zijn de onderlinge verschillen vaak groot voor wat sport-, conditieniveau en/of sportinteresse betreft. Het vraagt van deelnemers een bereidheid om met: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, gezonde sporters en met fysieke beperkingen (of chronisch zieken) en met een goede en matige conditie, samen te gaan sporten. Goed omgaan met verschillen van elkaar, het kunnen sporten op maat, is noodzakelijk. (Verplichte) spelregels en (vrijwillige) speelregels zullen meer op de groep en de individuele deelnemer moeten worden afgestemd. Er is voor iedereen ruimte om in onderling overleg een sportomgeving te veranderen. Optimaal sporten is sporten met een meer dan gemiddelde inzet ofwel matig intensief bewegen op ongeveer driekwart van je persoonlijk maximaal fysiek vermogen en is vooral op coördinatie gericht. Op maat en optimaal sporten moet je eerst ervaren of beleven hebben om het te kunnen waarderen.
 
*Bronnen: (2010) De ontwikkeling van het (beter) leren bewegen en sporten op school van 1970 tot 2010.Over lijnen en relaties in de vakdidactiekontwikkeling van de Lichamelijke Opvoeding in Nederland vanuit een bewegingsonderwijskundig perspectief .
(2010) Sport op maat. Handreiking. Handreikingen voor een fysiek en mentaal actieve leefstijl van je 35e tot je 100e.
 
Wat mensen willen en welke ervaringen ze met het sporten hebben opgedaan, is afgeleid uit gesprekken met deze generatie. Voor de publicatie van Sport op Maat is dat met een groep van negentig mensen gebeurt, variërend in leeftijd van vijftig tot eenentachtig jaar We constateerden al in 2008 dat het ‘ideale beeld en mogelijkheden’ van de 50-55+ seniorensport niet of nauwelijks bestaat. Het aanbod schiet tekort, maar de vraag wordt ook niet expliciet genoeg geformuleerd. OLDACTION, de club van praktijkontwikkelaars c.q. onderzoekers, coördinatoren, kartrekkers en de 50-plus sporters zelf, wil dat wel. Ze wil een ‘beweging’ creëren om als generatie het eigen aanbod samen te gaan realiseren.      
 
4 Optimaal leven op maat
Ontwikkelingen in omgevingen beïnvloeden gedrag en opvattingen (vergelijkbare begrippen zijn: overtuigingen of waardegebieden) van mensen in meer of mindere mate. Er zijn meerdere effecten die samen een ‘nieuw’ totaalplaatje opleveren (bv. bezuinigen in de zorg) of juist in samenhang met andere ontwikkelingen (bv. korten op pensioenen en sterke huurverhogingen) effecten hebben op gedrag en opvattingen van mensen. Het is ook een kwestie van ‘willen’. Willen we omgevingen optimaal benutten en veranderen om er voor onszelf of ten behoeve van een groep voldoende uit te halen? Willen we op maat presteren? Je kunt je in de ‘grote problemen’ van deze tijd wetenschappelijk verdiepen of gewoon goed de krant lezen. Een overheersend kenmerk voor onder andere een groot deel van de nieuwe generatie senioren, is het streven naar een fysieke en mentaal actieve (of ondernemende), gezonde en zinvolle leefstijl. De theorie hiervoor is beschreven in ‘Activo’s doen het anders, op maat en zeker na hun 50e!’.
 
*De LITERATUUR op deze site geeft hiervan een overzicht.
 
Het concept van ‘Actief leven, leren en ontwikkelen (ALO)’ beoogt een levenskunst van de 50-55 plusser die het volgende omvat.
-Een actieve, gezonde en zinvolle leefstijl op het gebied van : werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling.
-Het actief of initiatiefvol ‘midden in de samenleving’ willen (blijven) staan.
-Een voortdurend streven naar zelfontwikkeling of ontwikkeling van kennis en kunde, waarbij je investeert in jezelf, in de relaties met anderen, in omgevingen en in het inspireren van anderen.
We onderzoeken of de nieuwe generatie zich hierin herkent en het belang ervan erkent.  
 
*Praktische toepassingen zijn in ons ontwikkelingsonderzoek de sport- en studie- of ontwikkelclubs. Zie voor een lokaal aanbod de site www.stichtingpinel.nl  / mensenwerk / leefstijlontwikkeling 50-55+.
 
Ontwikkelingen in samenleving en cultuur worden door elke generatie vaak verschillend beleefd. Zo zal iedere nieuwe generatie 50-55-plussers haar bestaan en haar toekomst ‘anders’ beleven, dan de ‘oude’ voor haar en de ‘toekomstige’ na haar. Zo zal het feit dat de nieuwe generatie van veel welvaart heeft kunnen profiteren, ervaren heeft dat onderwijs en werk zelfstandige ontwikkeling stimuleert, gezag in principe ter discussie wordt gesteld, veel omgevingen potentiële maak- of veranderbaarheid hebben, het belang van de fysieke en mentale coördinatieontwikkeling vooral voor ouderen groot is en dat we gemiddeld steeds langer en gezonder ouder worden, bij velen tot gedragsverandering en verandering in opvattingen kunnen leiden. Het toekomstperspectief van elke generatie is naar verwachting eveneens ‘anders’. Nu zien we bijvoorbeeld op financieel-economisch gebied, het gebied van klimaat en milieu en grondstoffenexploitatie dat grenzen op relatief korte termijn in zicht komen, die ‘veranderingen’ van elke Nederlander gaan vragen maar voor elke generatie andere problemen opleveren.     
Een generatie bevragen op ‘hoe ze haar leefomgeving ervaart’ en haar leefstijl ofwel welke betekenissen ze aan haar bestaan geeft, doet onder andere het Sociaal Cultureel Planbureau. Maar vele andere auteurs geven ook feiten en meningen over wat senioren beweegt of niet beweegt. Uitspraken of meningen zijn herkenbaar als ‘dat vind ik ook’ en vervolgens als zijnde ‘dit is een belangrijke mening’ erkent. Het zegt iets over ‘betekenissen’ die mensen aan (aspecten van) hun leven geven. ‘Activo’s …’ doet een poging een samenhangende theorie of mens- en wereldbeeld van de nieuwe generatie senioren te schetsen. Zij die op dit moment ongeveer 55 tot 75 jaar zijn. Leeftijdsgrenzen zijn hierbij arbitrair. Lokale meningen zijn exemplarisch en worden gespiegeld aan hoofdlijnen ofwel de theorie hierover. Hoe meer groepen en deelnemers elders in het land erbij worden betrokken, hoe meer de theorie de praktijk gaat dekken, nuanceren of moet veranderen. Daarop kan vervolgonderzoek antwoord geven. Dit onderzoek is een lokaal en daarmee een beperkt onderzoek.  
 
5 Praktijkgericht ontwikkelingsonderzoek
Dit onderzoek voldoet aan de volgende voorwaarden.
1 Een duidelijke en goed geformuleerde probleemstelling, ontwikkelingsdoel of theoretische beschrijving. De probleemstelling is in deze opzet van onderzoek opgenomen. Het ontwikkelingsdoel komt overeen met de intenties van de OLDACTION-club. De theoretische beschrijving is te vinden in de twee boekpublicaties en de aanvullingen op deze site bij ACTIEVE LEEFSTIJL en de vier aangegeven basisverhalen.
2 Een aanpak voor een ontwikkeling van en onderzoek naar 50-55+ seniorensport op – uiteindelijk - verschillende plekken in Nederland is in januari 2009 in Ermelo gestart. Het praktisch beeld van actieve leefstijlontwikkeling is in 2011 en 2012 alleen in Ermelo uitgevoerd. 
3 Een systematische verzameling van gegevens en resultaten, alsmede de analyse daarvan, vindt vanaf 2009 tot medio 2013 plaats. Het bestaat uit verslagen, evaluaties en reflecties.
4 Een rapportage waaruit blijkt op welke punten de probleemstellingen wel en niet zijn ‘opgelost’, conclusies, gemotiveerde bijstellingen van de theorie en van de aanbevelingen voor de praktijk. De belangrijkste ervaringen worden in de eerder genoemde basisverhalen en de eindrapportage opgenomen.
 
*Het lokale onderzoek is in mei 2013 afgerond. De rapportage is te vinden bij ACTIEVE LEEFSTIJL. Rapportage van de theoretische ontwikkelingen op het gebied van ‘Actief leven , leren en ontwikkelen’ zijn te vinden bij de link ‘Aanvullingen of bijstellingen van ACTIVO’s …. ‘. Vervolgonderzoek is in juni 2013 nog niet gepland.
 
6 Ontwikkelingsonderzoek
Ontwikkelingsonderzoek is een cyclisch proces van: ontwerpen, experimenteren, reflecteren en reviseren. Het levert exemplarische kennis op. Door meerdere toepassingen in vele situaties wordt steeds meer ‘zekere kennis’ verkregen. Zo ontstaat op termijn betere praktijktheorie. Deze ontwikkelt zich dus op persoonlijk niveau én op het niveau van de OLDACTION-betrokkenen (ontwikkelaars-onderzoekers, coördinatoren, kartrekkers en deelnemers). Het ontwikkelingsonderzoek is in eerste aanzet een lokaal gebeuren en vooral kwalitatief onderzoek. ‘Empowerment’ en ‘wederkerige adequaatheid’ zijn de criteria voor het beoordelen van de opbrengst. Bij ‘empowerment’  is de ervaring van betrokkenen van belang dat sprake is van een voldoende toename van zelfbeschikkingsruimte c.q. zelfstandigheid van betrokkenen. Van een adequate situatie is sprake als ‘naar het beste weten van dit moment op grond van de best mogelijke bronnen’ wordt gehandeld. Wederkerig is: in hoeverre kunnen en willen betrokkenen gaan bij het komen tot consensus.
Ontwikkelingsonderzoek vereist regelmatige evaluaties op korte termijn en over een beperkt deel van een ontwikkeling en reflecties over een langere periode en over het geheel van een ontwikkeling. Doel is het vaststellen van de mate van tevredenheid over het verloop en resultaat van de ontwikkeling. Die tevredenheid varieert van ‘voldoende tot zeer’. Evaluaties en reflecties worden op hoofdlijnen van overeenkomsten en verschillen vergeleken. Het zijn de ‘memberchecks’. Theoretiseren en handelingsaanbevelingen vormen de eerste stap in een ontwikkelingsproces. De tweede stap is het concretiseren en experimenteren in 50+ clubs, waarna evaluaties en reflecties tot aanvullingen of bijstellingen van de theorie leiden.    
Ontwikkelingsonderzoek richt zich op vragen als: ‘hoe kun je stimulerende of activerende ontwikkelomgevingen maken binnen ‘50+ clubs?’ en ‘in hoeverre herkent een lokale doelgroep zich in het beeld c.q. kenmerken van de nieuwe generatie senioren?’ En ‘erkent ze het belang van de afzonderlijke kenmerken en in samenhang?.  ‘
 
*Bronnen van uitgevoerde onderzoeken in onderwijs, opleidings en sportsituaties zijn: ‘Krachtig’ opleiden van vakdocenten bewegingsonderwijs (2003; proefschrift). Voor applaus moet je het niet doen (2007).

7 Methoden van ontwikkelingsonderzoek
Wetenschappelijk onderzoek kent zes onderzoeksdomeinen met elk eigen onderzoeks- procedures. Dat zijn de domeinen van de feiten, de beleving, de regels, de betekenissen, de begrippen en de belangen (Van den Bersselaar, 2011). Dit praktijkgericht ontwikkelingsonderzoek is vooral kwalitatief van aard en richt ze zich daarom vooral op: beleving, betekenissen en regels.
Er is een veelvoud van kennisdomeinen en toegangswegen tot deze domeinen (empirisch, fenomenologisch, interpretatief, reconstructief en dialectisch). Er is ook een brede definitie van wetenschap (fundamenteel en toegepast) en een brede definitie van onderzoek (dus ook praktijkonderzoek). De hierbij passende procedures zijn: de empirische methode, de fenomenologie, het hermeneutische verstaan, de rationele reconstructie, dialectiek en deconstructie alsmede onderzoek van paradigma’s en netwerken (Van den Bersselaar, 2011, p.18). In dit ontwikkelingsonderzoek staan de onderstreepte methodes centraal.
Het concept van ‘Actief Leven, Leren en Ontwikkelen’ is een theorie of verzameling van begrippen en uitspraken die in hun onderling verband een model voor de beschrijving en de verklaring van een deel van de werkelijkheid geven. Het is een rationele reconstructie en gericht op de feitelijke en meer gewenste 50-55+ seniorensport en de feitelijke en gewenste invulling van een actieve leefstijlontwikkeling van de nieuwe generatie senioren. Daarbij hoort een beschrijving van mogelijke invloeden en ontwikkelingen vanuit de samenleving op opvattingen en gedrag van de nieuwe generatie senioren. Hun ervaringen en verwachtingen. Het beschrijven van die ontwikkelingen is een ideografische benadering, omdat het betekent: achterhalen, beschrijven en begrijpen van unieke en onherhaalbare gebeurtenissen.

De fenomenologische methode, het domein van de beleving,kijkt naar de werkelijkheid als door betrokkenen geleefd en beleefd. Een belangrijk aspect binnen vooral praktijkgericht onderzoek. Kijken en luisteren naar hoe ze iets beleven? Hoe ze een ervaring op een bepaald gebied beleven. Dat ‘beleven’ is de neerslag van denken, voelen, handelen en waarderen in samenhang met zintuiglijke waarnemingen. We komen hier achter door gesprekken te voeren (voor het gesproken beeld), te observeren (voor het geleefde beeld) en door te evalueren, het door personen verwoorden van hun belevingen (het besproken beeld).
Het hele verhaal of beeld van een persoon en van de groep, geeft een vrij compleet mens- of gedragsbeeld van dat moment. De belangrijkste opvattingen van iemand of van hen over hoe de samenleving, de leefstijl en de sport wordt waargenomen (het besproken beeld) komt meestal nog niet tot uiting. Het speelt bij de betekenisgeving een rol. De onderzoeker is ook deel van deze leefwereld en kan vergelijken. De beleving is het bewustzijn van wat een totaalplaatje of een bepaald geheel met mij doet en dat wordt onder woorden gebracht.      
‘Empirisch onderzoek geeft toegang tot een werkelijkheid die wordt opgevat als een verzameling feiten en toedrachten met een constante structuur. De belevingswereld van mensen zijn unieke, plaats-, tijd- en persoonsgebonden gebeurtenissen (Van den Bersselaar, 2011, p.12). Daarvoor is een fenomenologische benadering meer geschikt’.
Een beperking is de registratie van belevingen ‘los van vooringenomenheid’. Vragen stellen doorbreekt die zuiverheid tenzij ze achteraf worden gesteld. Belevingsbeschrijvingen geven een beschrijving van een enkelvoudige (niet generaliserend) eigen ervaring in belevingstermen, die geen interpretaties of rationalisaties bevat en niet feitelijk is. Door te vergelijken ontstaat een totaalbeeld. Het gaat om vergelijkingen van alle betrokkenen in verschillende rollen, uit een bepaalde praktijk zelf (bv. de sportpraktijk) en uit de literatuur. Een fenomenologische analyse doet vooral recht aan de volle rijkdom van de beleving in de alledaagse levenswereld. Dus als ‘eenheid’ mens (van lichaam en geest of van denken-handelen-voelen-waarderen) van een totaalplaatje (vorm en inhoud van actief leven in deze tijd en deze samenleving). Het registreren van belevingen is gebaseerd op goed luisteren naar en lezen van verhalen of verslagen van mensen en vindt in samenhang plaats met de hierna te beschrijven hermeneutische methode.   
 
De hermeneutische methode: het domein van betekenissen. De hermeneutiek legt de nadruk op het duiden, verstaan, begrijpen of interpreteren van ervaringen (Van den Bersselaar, 2011). Ze onderzoekt wat er allemaal komt kijken bij het begrijpen van levenssituaties in de context van maatschappij, cultuur en geschiedenis. Hermeneutiek en fenomenologie vullen elkaar aan. Het gaat om het doen en laten van mensen vanuit het perspectief: welke betekenis heeft iets voor mij? Het gaat om de bestudering van de samenhang van opvattingen en gedrag (wat ze zeggen en wat ze doen) en de al of niet aanwezig consistentie daartussen. Maar hoe zorgen we voor juiste interpretaties? Onder de betekenis van een uiting of een voorval verstaan we de zin die door een subject (een persoon of een groep personen) aan die uiting of dat voorval wordt toegekend. Dat kan een bedoeling zijn die eraan ten grondslag ligt of een reden of motief. Naast de betekenis gaat het ook om de uitingen, voorvallen, gebeurtenissen en toestanden zelf. Het zijn immers constateerbare feiten waaraan een te interpreteren betekenis is gekoppeld. Het zijn unieke, onherhaalbare gebeurtenissen en situaties. Waar fenomenologie is gericht op het algemene in een ervaring is de hermeneutiek gericht op het specifieke van een situatie.
De betekenissen die mensen aan hun ervaringen geven of de opvattingen die ze daarover hebben is de kern van hermeneutiek. Het is vooral het gesproken en besproken beeld dat hiermee duidelijk wordt. Bij groepen gaat het om betekenissen/opvattingen voor alle deelnemers, een meerderheid, een minderheid of ontbrekende responsen. We spiegelen dat aan de door ons geformuleerde theorie. Uitspraken van betrokkenen ‘labelen’ we.
Een voorbeeld. In theorie blijkt dat mensen het algemeen werken om van nut te zijn voor de samenleving maar in het bijzonder voor: (1) de eigen bestaanszekerheid; (2) het hebben van een maatschappelijke functie, deel uit te maken van een netwerk of hieraan status te ontlenen; (3) voor persoonlijke en/of maatschappelijke ontwikkeling. Vraag je dit aan gepensioneerden dan geldt 1 meestal niet, zal 2 het meest worden genoemd en ook 3 hoor je zelden. Werken na je pensionering is voor velen een behoefte. Maar werk als eenvoudige bezigheid , op een laag niveau, is geen probleem. Als ontwikkeling , op een hoog niveau, is het echter wel een probleem om het in praktijk te realiseren. Zoals ook de mate van het verplichtend of structureel zijn van werk per persoon sterk varieert. Als je er niet naar vraagt hoor je dat niet snel terug. Vraag wat mensen beweegt door het complete ´werkmodel´ in te brengen.    
We gaan van een deel of een probleem naar het geheel ofwel de achtergrond van de context van dat deel of probleem. We zoeken naar relevante bronnen om de juistheid van een probleemaanpak te begrijpen ofwel betrokkenen herkennen opvattingen en gedrag en erkennen ze als belangrijk, om er iets mee te doen. Een zaak staat centraal en niet een persoon. Of de toetsing of interpretaties juist zijn stellen de ontwikkelaar c.q. onderzoekers onderling vast. In tweede instantie – indien mogelijk – door instemming van andere betrokkenen. Taalgebruik is voor een goed begrip van belang. Gekozen is voor de taal die in de beide boekpublicaties is gebruikt. Dit mede omdat het interpreteren door de ontwikkelaars-onderzoekers wordt gedaan.    
Het lokaal verzamelen van informatie gaat uit van de gedachte dat je in meer of mindere mate een indruk krijgt van het geleefde, gesproken en besproken mens- en wereldbeeld van en over vijftig plussers. Je observeert het gedrag van mensen in een bepaalde omgeving, je ziet en hoort hoe ze met elkaar omgaan, je praat met ze en vraagt naar hun ervaringen en je maakt betrokkenen in verschillende situaties mee. Je evalueert met alle betrokkenen de opzet, uitvoering en verloop van activiteiten en met sommigen reflecteer je in periodes een hele opzet. De informatie per persoon verschilt in volledigheid. Het blijven dus altijd ‘indrukken en interpretaties’ omdat met name het geleefde beeld te beperkt wordt waargenomen.
De onderzoeker is actief participerend en beleeft wat generatiegenoten beleven. We spiegelen wat we zien, lezen, horen en bespreken met wat er in theorie over het gedrag van de nieuwe generatie senioren is gezegd. Dat zijn de feiten en meningen die zijn beschreven in het concept of theorie van ‘Actief Leven, leren en ontwikkelen’. De praktijk is onze analyse van acties op lokaal niveau en met alle betrokkenen. Het zijn hun betekenissen of opvattingen naar aanleiding van theoretische generaliseringen. Door evaluaties en reflecties zoeken we bij betrokkenen naar dominante betekenissen. 
 
Reconstructie of domein van de regels. Het gaat hier om onderzoek naar regels (voorschrift, richtsnoer of leidraad voor ons handelen zoals spel- en speelregels) en regelsystemen. Zoals beschreven in beide boekpublicaties en beschrijvingen van structuren en gewoontes of culturen van clubs/netwerken op het gebied van 50-55+ seniorensport en actieve leefstijlontwikkeling. Doel is het komen tot een rationele reconstructie en een representatie van de regels binnen een regelsysteem in hun onderlinge samenhang (Van den Bersselaar, 2011).
De nadruk ligt op het regelgevoel van de gewone gebruikers (coördinator, kartrekker, deelnemer) van de onderzochte systemen. Het sluit aan bij de benadering van de fenomenologische, de hermeneutische en de reconstructieve methode in praktijkgericht onderzoek. Regelsystemen zijn geconstrueerd op basis van professioneel ontwikkelde en gevormde praktijken, zoals over ontwikkelomgevingen. Er is onderscheid tussen regulatieve regels met gedrags- of handelingsvoorschriften en constitutieve regels die het regelsysteem zelf definiëren. Beide leggen de betekenis van gedrag of een handeling binnen een bepaalde context vast en vormen specifieke handelings- of bewegingsgrammatica. De constitutieve regels krijgen in dit onderzoek de meeste aandacht. Uitgangspunten en praktijken uit het verleden en nu van de 50+ clubs, leveren de informatie      
 
*De praktijk van SOM en ALO (organisatie, inhoud en aanpak) is op deze site te vinden bij: SPORTVORMEN, ZELF EEN SPORTCLUB MAKEN, SPORT ONTWIKKELEN en SPORTEN OP MAAT IN bv ERMELO. Bij ACTIEVE LEEFSTIJL is het eindverslag te vinden bij het: 
SOM – ALO
ONTWIKKELINGSONDERZOEK’. Het verslag wordt als aanvulling in ‘Activo’s ….’ opgenomen. Data, detailresultaten en analyses worden intern verwerkt. Alleen de hoofdlijnen of conclusies worde in de teksten op deze site opgenomen.
 
 
Inspirerende literatuur voor dit type onderzoek– zie LITERATUUR
Bersselaar, V. van den (2011). Bohlmeijer, E.T. & Westerhof, G.J. (2010). Bod, R. (2010). Dochy, F., Heylen, L., & Mosselaer, H. van de (Red.).(2002). Hart, H.’t, Dijk, J. van, Goede, M. de, Jansen, W., & Teunissen, J. (2001). Korthagen, F., Koster, B., Melief, K., & Tigchelaar, A. (2002).  Maso, I., & Smaling, A. (1998). Swanborn, P.G. (1999; 2000). Withagen, R. (2013).




© Copyright 2009, alle rechten voorbehouden - OldAction - E. Timmers