Samenvatting. Afwisselend een programma ontwikkelen en vervolgens de effecten daarvan nagaan op het beleven, leren en ontwikkelen van de deelnemers, is op het gebied van 55-plus Sport & Leefstijl het meest aan te bevelen. Maar ook een onderzoek naar de wensen en behoeften van (potentiële) deelnemers of een inventariserend onderzoek naar de kwaliteit van omgevingen is zinvol. Lees- en plan-/praktijkniveau 2 voor kartrekker, coördinator en/of leefstijlcoach. 1 In praktijk afwisselend ontwikkelen en onderzoeken
Een meer verantwoord praktijkgericht ontwikkelingsonderzoek vereist het volgende. Een duidelijke en goed geformuleerde probleemstelling, ontwikkelingsdoel of theoretische beschrijving. Een aanpak voor een ontwikkeling en een onderzoek zowel gericht op proces als product. Een systematische verzameling van gegevens en resultaten en een analyse daarvan. Een rapportage waaruit blijkt op welke punten de probleemstelling wel en niet is opgelost en de conclusies. Tot slot een gemotiveerde bijstelling van theorie en praktijk. 2 Lokaal onderzoek naar vitaal leven De nieuwe generatie senioren heeft voorkeur voor een fysiek en mentaal actieve c.q. ondernemende, gezonde en zinvolle leefstijl. Het deelnemen aan vele clubs of netwerken van verschillende aard en met wisselende deelnemers wordt toegejuicht. Er is ook een voorkeur voor variatie in deelnameduur. Denk dan aan specifieke 55-plus sport-, ontwikkel- en culturele/hobbyclubs. Dat laatste omvat bijvoorbeeld ’55-plus leefstijlarrangementen’ op het gebied van sportieve reizen, periodieke schaakbattles, groepsabonnement op muziek-, cabaret en/of toneelvoorstellingen, lezingen en dergelijke. We richten ons in deze paragraaf vooral op het creëren van mogelijkheden voor het 'nieuwe' sporten. Gezien de mobiliteit van mensen is daarvoor een lokaal, maar ook een provinciaal beeld - of een beeld van een gebied van deze omvang rondom een grote stad - wenselijk. Meerjarig en op elkaar aansluitend onderzoek is nodig plus vele coördinatoren/stagiaires die dat willen vormgeven. Hoe completer dat beeld te maken is, hoe beter de sociale interventie van een ’55-plus Sport & Leefstijl’ kan worden geïmplementeerd. Vormen van lokaal onderzoek Vorm 1. Onderzoek naar wensen- of behoeften op basis van eigen sport- en levens- of leefstijlervaring en registratie van ontwikkelingen in de samenleving. Welke consequenties verbindt iemand aan die ervaringen en ontwikkelingen voor de eigen sport- en leefstijlontwikkeling, nu en in de toekomst. Om behoeftes op waarde te kunnen inschatten is antwoord op de volgende vraag nodig: ‘ambiëren 55-plussers door hun al of geen ervaring met sport nu en in het verleden wel of geen sport- of beweegvormen en welke condities verbinden ze nu en straks aan hun ‘manier van deelnemen’ in bijvoorbeeld een sportclub?’ Mondelinge interviews verdienen hierbij de voorkeur om onder andere te achterhalen of iemand voldoende kennis heeft over de sportontwikkeling in Nederland in de afgelopen decennia. Vorm 2. Inventariserend onderzoek naar de aard en kwaliteit van sportomgeving(en) c.q. sportclubs ten aanzien van inhoud of activiteit en wijze van deelnemen. Welke lokale clubactiviteiten ontbreken? Bij sportonderzoek zien we 55-plussers actief binnen sportverenigingen (als veteranensport of ouderengymnastiek), in commerciële sportorganisaties (sportscholen, fitnessclubs en clubs voor Meer Bewegen Voor Ouderen) en private sportclubs van meestal in één sportvorm geïnteresseerde deelnemers, op vrijwillige basis en tegen zo laag mogelijke kosten. Mede om hiervoor voldoende deelnemers te krijgen is een ‘open’ en ‘mix’ instroom wenselijk. Dat betekent dat de club betstaat uit: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden op het gebied van de betreffende sportvorm, met goede en matige conditie, gezonde mensen en met fysieke beperkingen (o.a. chronisch zieken). Op een site van bijvoorbeeld de gemeente of een welzijnsorganisatie wordt een typering van deze specifieke sportclubs gegeven. Op bijvoorbeeld de volgende punten en per punt te waarderen van ‘onvoldoende tot goed’: 1. Is de sportvorm op maat van deelnemers gemaakt? 2. Wordt er rekening gehouden met verschillen in sportniveau, de gewenste optimale inspanning en de ‘wijze van sporten’? 3. Is zelfstandig samen (kartrekker en groep) organiseren én beleven, leren, ontwikkelen mogelijk? 4. Is de intentie van de groep vooral gericht op het goed omgaan met verschillen van elkaar en op samenwerking? 5. Is de overheersende instelling op het sporten: recreatief-belevingsgericht met behoud van het sportgericht presteren? Spiegel de resultaten aan de ideale sportclubsituatie voor de 55-plusser. ‘Ik zie die situatie als volgt voor me. Omdat ik een leven lang al sportgericht ingesteld ben wil ik aan een sportvorm doen, die ik plezierig vind om te doen. Ik beoefen deze het liefst in een groep met leeftijd(categorie)genoten die dat zelfstandig samen regelen en ontwikkelen. Een kartrekker - professionele medesporter – stimuleert ons. De sportvorm is een vereenvoudigde wedstrijdvorm die we onderling en vooral belevingsgericht beoefenen en dus op onze persoonlijke maat. Regels worden op de mogelijkheden van de groep en/of die van een speler afgestemd. Naast beleven gaat het om leren en ontwikkelen. Ook dat bedenken we zelf en we coachen elkaar daarbij. ‘Verantwoord en veilig bewegen’ is optimaal bewegen en dat doe je door met een ‘matig intensieve inzet’ op driekwart van je persoonlijk maximale coördinatievermogen. Het vereist fysieke en mentale inzet en dus hoort daar ook ‘beleven, leren, ontwikkelen’ bij. Sporten is vooral in een ‘club’ samen plezier hebben. Dat vinden we ook gezond. De 55-plus club bestaat uit mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en zij die fysieke beperkingen hebben (inclusief chronische ziekten)’. Deze kan binnen, maar zal als een ‘private club’ vaker buiten een sportvereniging of commerciële sportorganisatie ontstaan’. Als je een groep samenstelt op basis van een bepaalde leeftijd of leeftijd categorie van deelnemers is duidelijkheid over de ‘wijze van deelnemen’ absoluut nodig. Een deel van de nieuwe generatie senioren kent vanuit onderwijservaring het ‘zelfstandig leren en ontwikkelen’ en vanuit de werkervaring het fenomeen ‘lerende’ organisatie. De meesten hebben echter geen ervaring met het elkaar in een sportclub stimuleren tot ‘beleven, leren en ontwikkelen’ of met een volstrekt selfsupporting groep met een (wel of niet betaalde) kartrekker als aanjager’. Vorm 3. Als een ‘club’ enige tijd functioneert kan een evaluatief ontwikkelingsonderzoek worden uitgevoerd. Daarvoor zijn persoonlijke interviews of groepsgesprekken aan te bevelen. Is een leefstijlbeeld belangrijk, doe dan lokaal onderzoek naar de feitelijke en gewenste tijdbesteding op het gebied van werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling van mensen in een bepaalde levensfase en combineer dat met een persoonlijk ontwikkelings- of reflectieonderzoek. Een vooral kwalitatief onderzoek. Spiegel de resultaten aan de verwachting ‘hoe een 55-plusser, ideaal gezien, wil leven’ ….. ’Ik wil fysiek en mentaal actief en ondernemend zijn op het gebied van (vrijwilligers)werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling, zoals ik dat al mijn hele leven ben. Mijn tijdbesteding en beleving is in balans. Naast mijn gezin, familie en vrienden, stel ik sociale contacten met - onder andere generatiegenoten - in clubs, netwerken of leefgemeenschappen, zeer op prijs. De hiermee samenhangende taken en activiteiten zijn afgestemd op mijn mogelijkheden (op maat). Binnen alle clubs wil ik beleven, leren en – op de langere termijn mezelf en samen met anderen - ontwikkelen. Ik probeer op veel gebieden optimaal te presteren. Het zelf en samen regelen en ontwikkelen van activiteiten, motiveert mij. Ik fungeer zelf als kartrekker of een kartrekker helpt mij daarbij. De groep doet het regelen en ontwikkelen zelf. Door takenverdelingen zorgen we voor gelijkwaardige inbreng van iedereen. We houden rekening met interesses en mogelijkheden van elkaar en proberen een samenwerkend leren en ontwikkelen te realiseren. We helpen en coachen elkaar in de regelmatige ontmoetingen. Optimaal participeren doet een beroep op je (motorisch) doelgericht en (cognitief) strategisch handelen. Het vereist een inspanning op driekwart van het persoonlijk maximaal coördinatievermogen. Dat is ‘matig intensief’. Met deze intenties is ontwikkeling in een sportclub, een studie- of ontwikkelclub en/of een hobby-/culturele club mogelijk. Het geeft ontspanning omdat de activiteit én de wijze van deelnemen plezier geven. Dit alles gebeurt in een 55-plus club, waaraan iedereen kan deelnemen: mannen en vrouwen, met verschillen in kennis of ervaring, met goede en matige basismogelijkheden. De groep realiseert samen een (mentaal) veilige, verantwoorde en activerende leefomgeving’
© Copyright 2009, alle rechten voorbehouden - OldAction - E. Timmers |