Zoeklicht op 55-plus ‘Sport & Leefstijl’ in praktijk
Lees- en praktijkniveau 1 en 2 voor de (aanstaande) kartrekker, coördinator, leefstijlcoach en 55-plusser! Maar ook mbo en hbo-studenten.
OLDACTION, een ‘club’ van professionele vrijwilligers, brengt deze beweging door en voor de nieuwe generatie ouderen op gang en promoot het ‘nieuwe’ sporten en leven. We zien het als een sociale innovatie die van ‘bovenaf’ (via opleidingen en branche- of belangenorganisaties op het gebied van 55-plus Sport & Leefstijl) en van ‘onderop’ (via coördinatoren, kartrekkers en leefstijlcoaches) wordt gestimuleerd. Visie en missie in theorie en praktijk, zijn beschreven op deze site. Tegen het einde van dit jaar verwachten we dat 800 coördinatoren en/of kartrekkers met ruim 14000 deelnemers het ‘nieuwe’ sporten in praktijk zullen brengen. Daarnaast rekenen we op dertig locaties met studie-/ontwikkelclubs c.q. kennis- of praat- en doe-‘café’s’ voor andere aspecten van het ‘nieuwe’ leven. Tegen die tijd verwachten we ook dat vele hbo en mbo-opleidingen die iets willen betekenen op het gebied van 55-plus Sport & Leefstijl hun derde of vierdejaars studenten over deze nieuwe trend informeren en hen hiermee in de praktijk ervaring laten opdoen. Er is een ‘gat’ in de sport en ontwikkelmarkt voor een door de nieuwe generatie nog te benutten gebied van tijdbesteding. Er liggen vele nieuwe mogelijkheden.
De wereld verandert en wij veranderen mee!
Elke generatie leeft anders. Dat komt door gebeurtenissen en ontwikkelingen in de samenleving. Daarmee veranderen ervaringen. Maar ook onze opvattingen over wat meer of minder belangrijk is. Vijftig jaar geleden was sport niet voor iedereen toegankelijk. Het aantal sportvormen was beperkt en sport was alleen wedstrijdsport in competitieverband. De nieuwe generatie senioren - geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig - de nu dus 54 tot en met 74-jarigen, is een generatie die veel meer sportgericht bezig wil zijn dan de generatie voor haar. Maar daarnaast ook meer prestatiegericht, zelfregelend, individualistisch en toch ook vindt dat ze in groepsverband sterker is. Een generatie die gemiddeld beter is opgeleid, die werk-zorg-ontspanning-ontwikkeling ziet als leefgebieden waarop ze fysiek en mentaal actief wil zijn in clubs of netwerken. Een leefstijl waarmee ze ‘midden in de samenleving’ kan (blijven) staan en bewegen en ontwikkelen voor haar kernwaarden zijn.
Naar het ‘nieuwe’ sporten!
Vooral vanaf eind jaren zestig in de vorige eeuw, heeft de sport zich sterk ontwikkeld. Naast bovengenoemde veranderingen is het aantal sportverenigingen, commerciële sportorganisaties en private sportclubs toegenomen. Is de toegankelijkheid van de sport voor meer doelgroepen (meisjes en vrouwen, minder validen of mensen met geestelijke beperkingen en – maar zeker niet de minste - ouderen) toegenomen. Het competitie-, selectie-, wedstrijd- en prestatiegerichte sporten heeft er een alternatief naast gekregen. Dat alternatief is: het meer recreatieve, belevings-, op onderlinge wedstrijden en op het samen presteren gerichte sporten. Aanvankelijk werd onder ‘recreatief’ verstaan: groene spelen, koersbal of knotshockey. Mede onder invloed van het ‘spelend leren’ in het LO-onderwijs op VO-scholen en in de jeugdsport met haar minisportvormen, is ‘sport’ nu: ‘alle bewegingsactiviteiten die zich als sportvormen binnen de competitiesport hebben ontwikkeld en die in meer vereenvoudigde sportvorm (kleiner speelveld, minder spelers, aanpassen van regels) het onderling en op maat sporten, mogelijk maken’. De essentie van een sportvorm (het/de belangrijkste kenmerk(en)), blijft bij die vereenvoudiging behouden. Dit is de inhoud van het ‘nieuwe sporten’ door 55-plussers. Maar er is meer dat ‘nieuw’ is
Eigen baas bij het sporten!
De 75-plusser is tevreden met een plezierige sport- of spelactiviteit (biljarten of koersbal) in een gezellige groep. De 55-plusser heeft andere behoeftes en de kwaliteit om alleen en samen de sportomgeving zo in te richten dat zelfstandig, zelfsturend, zelfverantwoordelijk (zeg maar zelfregulerend) handelen mogelijk is. Om dat handen en voeten te geven is een optimaal beleven, leren en ontwikkelen nodig. Naast de inhoud of sportvorm is dus ook de ‘wijze van deelnemen’ belangrijk. De nieuwe generatie is doordrongen van de gedachte dat veel bewegen en sporten (in brede betekenis) en ontwikkelen, een leven lang de pijlers van ons bestaan zijn. Ze geniet van activiteiten die ‘ontspanning’ en ‘ontwikkeling’ in clubverband omvatten.
Het alleen bezig zijn of het zelf sportvaardig(er) worden, is voor haar onvoldoende. Het jezelf en anderen leren en ontwikkelen hoort daar bij. Alleen binnen zo’n wijze van samenwerking in een 55-plus club, kun je een leven lang het samen sporten volhouden en voorkom je het ‘achter de geraniums blijven zitten’. De groep doet het. De kartrekker ondersteunt dat proces. Als je een club kiest zoek je een bewust antwoord op twee vragen: (1) ‘welke sportvorm op welke sportgebied vind ik plezierig om te doen? En: (2) ‘op welke wijze wil en kan ik deelnemen?’
‘Nieuwe’ sportvormen
In een doorsnee gemeente is het lokale aanbod aan sportvormen voor 55-plussers beperkt. Binnen een sportvereniging en per gemeente is het aantal potentieel geïnteresseerde senioren eveneens relatief beperkt. De 55-plus korfballers, voetballers, basketballers en hockeyers zullen in dat geval voor een sportgebied en bijvoorbeeld een of twee bal-/doelsportvormen moeten kiezen. Floorball (www.nefub.nl ) is dan een mogelijk samen speelbaar alternatief. Besef dat de mogelijkheid tot golf of een vechtsportvorm verschillende mensen afkomen. Het is wenselijk de sociaaleconomische status en interesses van 55-plussers in een gemeente of wijkbevolking (bij een grote gemeente) te kennen. De keuze van de voorkeur voor een sportgebied zoals: balsporten (doel-, trefvlak- en slag- en loopsporten), duursporten, vechtsporten, zwem(bal)sporten of sportgymnastiek, gaat vooraf aan de keuze van de sportvorm. Indoorbase- & softball kan een acceptabele keuze zijn als je vooral voor deelname aan ‘slag- en loopsporten‘ bent. En streetbasketball (drie/vier tegen drie/vier op een half speelveld en basket) als je voor een doelsport bent. Volleybal (vier tegen vier of minivolleybal), badminton of tafeltennis is als trefvlaksport een mogelijk acceptabele keuze. Waterbasketbal of -polo (in de breedte van het zwembad uit te voeren) zijn alternatieve zwemsportvormen. Dat kan in combinatie met het zwemmen van baantjes of aquafitness op muziek. Fiets- of oriëntatietochten (wandelen, nordic walken, duurlopen afgewisseld met klim- of klautervormen) zijn keuzes op het gebied van duursporten. Een vechtsportcombinatie van (technisch) boksen en judo is zowel voor mannen als vrouwen samen meer op maat te maken. De essentie van boksen of judo is: ‘het raken’ of ‘het uit balans brengen’ en is dezelfde als in beide wedstrijdsporten. De uitvoering wordt op de groep afgestemd. Bij boksen is dat het ‘nét raken van hoofd of romp van de partner’ en het stoten gebeurt ‘ontspannen en flitsend’. Je staat dan stil en doet het op armlengte afstand van je partner. Judo is vooral een vechtspel ‘op de grond’ met houdgrepen en ‘staand’ met been- en heupworpen. Sportgymnastiek is een combinatie van jongleren, balanceren op vaste en bewegende grondvlakken, zwaaien (als er toestellen zijn waaraan of waarmee dat kan), coöperatieve spelen, bewegen op muziek (van zumba tot jazzgymnastiek, afhankelijk van de overwegende leeftijd in de doelgroep) en tai chi. Het zijn hier vooral de coördinatievragende grondvormen van bewegen. Bij alle sportvormen is sprake van ‘speels sporten’ op basis van een eindvorm (vier tegen vier volleybal) en als wedstrijdje. Het sporten gebeurt in aan elkaar gelijkwaardige teams. Sportniveaus zijn door spelregels (verplicht toe te passen) en speelregels (vrijwillig toe te passen) ‘gelijkwaardig’ aan elkaar te maken. Om inhoudelijk te willen deelnemen zijn voor de 55-plusser de volgende motieven van belang: ‘bewegen om het bewegen’, ‘bewegen om plezierige samen een sport te beleven’ en ‘bewegen om te presteren’. Om te willen deelnemen vanwege de ‘wijze van deelnemen’ aan een club, is het motief ‘samenwerkend leren en ontwikkelen’ van belang.
Zelf beleven, leren en ontwikkelen!
De keuze van een sportclub wordt ook bepaald door ‘de wijze van deelnemen’. Zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk kunnen handelen speelt hierbij een belangrijke rol. Hiervoor zijn herhalende cycli nodig van beleven (tafeltennisspel). Als die beleving voldoende en positief is, wil je ook de technische en tactische sportspelvaardigheden beter leren spelen. Over wat langere tijd gezien, wil je het sportspel alleen en samen verder kunnen ontwikkelen. Bij dat leren en ontwikkelen gaat het om: motorisch (sport(spel)vaardigheden), sociaal (tactisch, elkaar coachen) en cognitief (oplossen van tafeltennisproblemen). Een deelnemer bepaalt zelf of en wat hij of zij op een bepaald moment – in een time out of na afloop van een partijtje- wil leren en geeft dat aan. Voor leren en ontwikkelen zijn schema’s, werkpatronen en (spel- of sport)principes van belang. Een ‘schema’ is bijvoorbeeld een overzicht aan spel-tactische handelingen. Een ‘werkpatroon’ is bijvoorbeeld de ‘totaal-deel-totaal leermethode’. Twee teams spelen ‘vier tegen vier floorball’ (‘totaal’). Een team merkt dat ze hun ‘doel onvoldoende afschermen en de ballen er achter elkaar invliegen’ (een sportspelprobleem). Om dat te verbeteren mag het andere team enkele keren achter elkaar een aanval opzetten en afronden terwijl het ‘lerende team’ alleen verdedigt (‘deel’). Dan wordt weer vier tegen vier gespeeld (‘totaal’). ‘Principes’ zijn essentiële handelingen om de bedoeling van een sportvaardigheid te realiseren. Als je bij soft- of honkbal een bal ‘goed’ wilt raken: (1) blijf dan naar de bal kijken en (2) zorg dat je de knuppel ‘horizontaal’ - op schouderhoogte - naar de bal toe beweegt.
Medesporter of kartrekker begeleidt of coacht indirect. Stel vooral vragen om een ander zijn sportprobleem in principes zelf te laten oplossen. Geef, als dat niet lukt, elkaar een aanwijzing. Een sportprobleem hangt samen met het eigen sport- of coördinatieniveau en de sportinteresse (het ‘goed’ willen presteren). En de vraag is dus: hoe belangrijk is het probleem voor de sporter op dit moment in het leer- en ontwikkelproces? Als je de bal bij het dribbelen steeds verliest, is het ‘doelen in beweging’ niet belangrijk. Maar wel het eerst meer ‘balvast’ gaan dribbelen. De kartrekker, een meer deskundige medesporter, geeft het voorbeeld, doet voorstellen en stimuleert het elkaar ondersteunen. De hier beschreven ‘wijze van deelnemen’ motiveert deelnemers door de nadruk op het ‘samenwerkend leren en ontwikkelen’ als deelnamemotief. Dat leren richt zich op het volgende.
1 Ontwikkelen van fysieke en mentale coördinatie!
Sporten of een sportvorm uitvoeren vereist fysieke coördinatie om het handelen doelgericht te laten verlopen. Het is de enige lichamelijke voorwaarde (naast: kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen en snelheid) die een leven lang van belang is en beïnvloed kan worden. Alle menselijke activiteiten, dus ook het sporten, vereisen een mentale coördinatie om strategisch te kunnen handelen bij een activiteit of taak. Je hebt daarvoor kennis en inzicht nodig over bijvoorbeeld sportregels, over hoe je sportvaardigheden kunt leren, over je bij een sportvorm op verschillende niveaus tactisch kunt handelen en over het zelf leren en ontwikkelen van een sportvorm en hoe je anderen daarbij goed kunt coachen. De aandacht voor beide coördinatievormen gaan over een totaalplaatje: zoals een sportvorm uitvoeren (beleven) en (motorisch, sociaal en cognitief) leren en ontwikkelen. Een samenhangend geheel van kennis en kunde. Eigenlijk word je al sportend dus ook nog slimmer! Of: als je slimmer wordt, ga je ook beter sporten! Dat doe je op een bepaald niveau.
2 Optimaal sporten!
Sport is een groot deel van je leven: het je fysiek maximaal belasten, door training jezelf op niveau brengen en daar lang houden. Vanaf ongeveer je 35e jaar is het verstandig om meer optimaal in plaats van maximaal te willen sporten. En zeker na je 55e is het voldoende als je dat op driekwart van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen doet. Ofwel ‘matig intensief’ sporten en dat een tot twee uur volhouden. Na je 65e liefst dagelijks. Een passende sportvorm zorgt voor voldoende belasting en dat is per persoon verschillend. Voor de ene zestigjarige is dat tafeltennis en voor de ander waterbasketbal. Het gaat nu ook niet meer om trainen, maar om ontwikkelen. Van ‘optimaal’ is sprake als je, gegeven je mogelijkheden, nog zoveel mogelijk uit een sportvorm weet te halen. Fysiek en mentaal, dus ook zowel qua beleving, leren als ontwikkelen. In een club van generatie- of leeftijdgenoten bestaan (soms grote) onderlinge verschillen in sport-/coördinatieniveau en in sportinteresse (bv. meer prestatiegericht zijn of meer ‘voor de gezelligheid’ deelnemen). Met die verschillen leert een groep al doende om te gaan. Ze kiest haar eigen sport- en spelvormen en de spel-, speel- en organisatorische regels. Zo kan bij volleybal - voorafgaand aan een partijtje - de individuele spelregels zijn: dat een speler (a) de bal direct door- en overspeelt; (b) eerst vangt en dan bovenhands doorspeelt of (c) steeds vangt en doorgooit. Binnen een team speel je op deze manier op drie niveaus samen.
3 Sporten op maat en omgaan met verschillen!
Als fysieke en mentale mogelijkheden van een groep of van individuen veranderen, is afstemming van de sportvorm daarop belangrijk. Sporten op een kleiner veld of met lichter materiaal maakt floorball en klein terreinvoetbal, zonder of met boarding, aantrekkelijker. Dat heet sporten op maat . Neem een fietsclub van 55-plussers die er wekelijks samen op uit trekt. De een fietst op een mountainbike en de ander op een gewone of elektrische fiets. Ze leggen dezelfde afstand af, met dezelfde snelheid, maar op basis van een verschillend niveau. Als zo’n fietsgroep groot genoeg is, kun je ook maandelijks een keer in twee groepen van start gaan. De ene groep fietst bijvoorbeeld 40 en de andere groep 60 km.
Optimaal samenwerken
Als je een club naar een leeftijdscategorie samenstelt (zoals hier 55-plus) dan is de consequentie dat iedereen moet kunnen deelnemen: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen, zoals chronische ziekten. Maar ook ongeacht milieu, opleiding of beroepservaring. Aan deze clubs is grote behoefte. Zo’n selfsupporting club moet dan wel iedereen een veilige, verantwoorde en activerende sportomgeving bieden om hen dat een leven lang te laten volhouden. Het is te verwachten dat deze clubs vooral ‘buiten’ het verband van een sportvereniging of commerciële sportorganisatie gaan ontstaan. In een sportvereniging zie je bij de veteranen alleen gevorderde mannelijke of vrouwelijk sporters. Beginners en gezamenlijk sporten ‘hoort’ (nog) niet bij de sportvereniging. Ook de ‘vaste’ wedstrijdsportregels staan het ‘sporten op maat’ in de weg. Niemand komt op de gedachte om bij tennis het gangbare spelen om de punten, te vervangen door een rallyspel ofwel het tellen van het aantal keren dat de bal in opeenvolgende slagen over het net gaat.
De actieve, gezonde en zinvolle leefstijl van met name deze nieuwe generatie is gericht op het deelnemen aan allerlei clubs. En bij het ouder worden is dat steeds belangrijker. Of het nu gaat om een zwemclub, een studieclub over zingeving of een klaverjasclub, steeds gaat het om het deelnemen aan plezierige activiteiten én het al samenwerkend leren en ontwikkelen daarvan. Daarmee kun je ‘midden in de samenleving’ (blijven) staan.
De rol van de kartrekker bij de wijze waarop de 55-plusser wil sporten
Stel je voor dat je, als kartrekker, in een stagesituatie samen met een groep aan de slag gaat en je het volgende van hun volgende interesse afweet…..
’Ik wil sporten omdat ik deze sportvorm uitdagend en plezierig vind. Het motiveert mij. Ik wil vooral beleven, maar ook nog optimaal presteren en natuurlijk op maat. Dat wil ik samen doen met sporters van ongeveer dezelfde leeftijd. Het zelf een activiteit regelen en ontwikkelen, maakt het nog leuker. Een kartrekker begeleidt ons. De groep reguleert in principe alles zelf. Sport is voor ons vereenvoudigde wedstrijdsport (kleiner veld, minder spelers, ander materiaal) die we onderling beoefenen. Regels worden op de mogelijkheden van de groep en – zo nodig - op die van individuele spelers afgestemd. Samen een sport beleven door het uitvoeren van een eind(sport)vorm, is het belangrijkste. Naast voldoende beleving gaat het ons om het leren of verbeteren van sportvaardigheden. Ieder op eigen niveau. Het zelf en samen ontwikkelen van een sportvorm op de langere termijn is wenselijk. Dat doe je door elkaar te ‘al vragende’ te coachen, maar alleen als je dat zelf wilt.
‘Matig intensief’ bewegen is optimaal als dat gebeurt met driekwart inspanning van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen op fysiek (doelgericht handelen) en mentaal gebied (strategisch handelen). Voldoende intensief sporten en in clubverband is gezond. Het ontspant omdat zowel de sportvorm als de wijze van deelnemen je plezier geeft. Iedereen kan eraan deelnemen: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen (chronische ziekten). De groep zorgt voor een veilige, verantwoorde en activerende (sport)omgeving.
In praktijk. Je kunt jezelf als kartrekker in een stagesituatie de volgende opdracht geven. ‘In bovenstaande tekst is een ideaalplaatje geschetst. Ik regel zo’n happening voor een 55-plus club en probeer zoveel mogelijk van de (onderstreepte ) aspecten te realiseren. Die keuzes van aspecten laat ik afhangen van ‘wat en hoe de groep (het) gewend is’ en wat ik zelf didactisch kan toepassen. Ik probeer in de loop van de tijd steeds meer aspecten te realiseren of deze beter uit te voeren.
De rol van de lokale coördinator bij de wijze waarop de 55-plusser wil leven
Stel je voor dat je, als coördinator, op lokaal niveau en in een stagesituatie, aan de slag gaat en je van de doelgroep het volgende afweet…..
’Ik wil fysiek en mentaal actief en ondernemend zijn op het gebied van (vrijwilligers)werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling, zoals ik dat al mijn hele leven ben. Mijn tijdbesteding en beleving is in balans. Naast mijn gezin, familie en vrienden, stel ik sociale contacten met - onder andere generatiegenoten - in clubs, netwerken of leefgemeenschappen, zeer op prijs. De hiermee samenhangende taken en activiteiten zijn afgestemd op mijn mogelijkheden (op maat). Binnen alle clubs wil ik beleven, leren en – op de langere termijn mezelf en samen met anderen - ontwikkelen. Ik probeer op veel gebieden optimaal te presteren. Het zelf en samen regelen en ontwikkelen van activiteiten, motiveert mij. Een kartrekker stimuleert ons daarbij. De groep wil het zelf doen. Condities voor ons functioneren creëren we zo mogelijk zelf. Door takenverdeling zorgen we voor gelijkwaardige inbreng van iedereen. We houden rekening met interesses en mogelijkheden van elkaar en proberen een samenwerkend leren en ontwikkelen te realiseren. We helpen en coachen elkaar in de regelmatige ontmoetingen. Optimaal participeren doet een beroep op je (motorisch) doelgericht en (cognitief) strategisch handelen. Het vereist een inspanning op 75% van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen. Met deze intenties is ontwikkeling in een sportclub, een studie- of ontwikkelclub en/of een hobby-/culturele club mogelijk. Het geeft ontspanning omdat de activiteit én de wijze van deelnemen je plezier doen. Dit alles gebeurt in een 55-plus club, waaraan iedereen kan deelnemen: mannen en vrouwen, met verschillen in kennis of ervaring, met goede en matige basismogelijkheden. De groep zorgt voor een (mentaal) veilige, verantwoorde en activerende leefomgeving.
In praktijk. Je kunt jezelf als coördinator in een stagesituatie de volgende opdracht geven. In bovenstaande tekst is een ideaalplaatje geschetst in het creëren van 55-plus clubs. Ik breng die lokale clubs in kaart. Te beginnen met sportclubs. Het is een inventariserend onderzoek naar aantal en kwaliteit van sportverenigingen, commerciële sportorganisaties en private sportclubs (of informele clubs) in een (deel van een) gemeente. Ik geef een kwaliteitsoordeel over het deelnemen door 55-plussers. Een voorbeeld hiervan is te vinden op deze site bij de link VOORBEELD CLUBVORMING. Ik baseer kwaliteitscriteria op basis van studie naar de gewenste ‘wijze van deelnemen’ en met name het onderstreepte in bovenstaande tekst. Ik bezoek en/of bel de clubs en maak er een samenvattend verslag van. Verder geef ik aan welke sportclubs lokaal nog wenselijk zijn en per sportclub waarin kwaliteitsverbetering mogelijk is. Zo mogelijk komt het geheel op een deelsite van de gemeente of een welzijnsorganisatie.
Ontwikkelingsbronnen
Een verantwoording en toepassing van het voorgaande is voor de kartrekker te vinden in ‘Sport op Maat’ (2010) en voor de coördinator in ‘Activo’s doen het anders, op maat en zeker nu hun vijftigste’ (2012). Deze site bevat een verdere uitwerking in theorie en praktijk. Wil je jezelf scholen voor dit 55-plus werkveld? Maak dan gebruik van de ‘Leidraad voor Zelfontwikkeling’ - zie bij WERKWIJZE - en kies voor de ontwikkeling als kartrekker of coördinator.
OLDACTION ondersteunt opleiders, lokaal werkende coördinatoren en kartrekkers in het land. We zijn een vrijwilligersorganisatie die samenwerking zoekt met (sport)verenigingen, commerciële (sport)organisaties, private (sport)clubs, welzijnsstichtingen, gemeentes en hbo en mbo- opleidingen voor het werkveld van 55-plus Sport & Leefstijl. We zijn ook een ontwikkelclub van (oud) vakleraren lichamelijke opvoeding, sportleiders, opleiders van Hogescholen en het Middelbaar Beroepsonderwijs. We zijn tenslotte ook een beweging van de nieuwe generatie senioren, die ‘anders’ willen leven en sporten. Voor meer informatie zie de site en/of neem contact op via info@oldaction.nl .
De tekst hierna is bedoeld als een eerste oriëntatie voor (aanstaande) kartrekkers en coördinatoren op het gebied van 55-plus Sport & Leefstijl. Het beschrijft hoe deze sociale innovatie in praktijk kan worden gebracht.
Sociale innovatie van 55-plus Sport & Leefstijl
De tijd is rijp voor sociale innovatie op het gebied van Sport & Leefstijl. Vooral de nieuwe generatie - geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig – verlangt daarnaar. Deze generatie heeft, door ontwikkelingen en gebeurtenissen in de samenleving, een fysiek en mentaal actieve c.q. ondernemende leefstijl ontwikkeld die tegelijk ook op gezond en zinvol leven is gericht. Ze wil hiermee ‘midden in de samenleving (blijven) staan’ en actief participeren in clubs, netwerken of leefgemeenschappen. ‘Gezond’ richt zich vooral op welbevinden door sociale contacten, het beïnvloeden van omgevingen en gezond leven. ‘Zinvol’ richt zich op een evenwichtige verdeling van activiteiten en taken op leefgebieden als werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling. Deze leefstijl heeft twee dominante kenmerken: 1 (dagelijks) veel en gevarieerd bewegen en sporten, 2 alleen en samen, beleven, leren en ontwikkelen. Leren en ontwikkelen is de behoefte om te presteren in de toekomst. Dat doe je door te investeren in jezelf, in de relaties met anderen, in omgevingen en in het inspireren van anderen.
De activiteit en de ‘wijze van deelnemen’ aan 55-plus bepalen voor deze generatie samen de beleving. Door samenwerking kan iedereen van elkaar leren. Met onderlinge verschillen in niveaus en interesses wordt in deze 55-plus clubs rekening gehouden. Deze zelfstandig functionerende, sportclubs, studie- of ontwikkelclubs en culturele- of hobbyclubs zijn en worden de ruggengraat van de samenleving. Deelnemers, kartrekkers, coördinatoren en leefstijlcoaches samen zorgen voor een rijk palet aan mogelijkheden op maat en persoonlijk optimale invulling.
Neem de 55-plus sportclubs. Vanaf eind jaren zestig tot heden verschuift de sportontwikkeling in Nederland voor deze doelgroep van het vrijwel uitsluitend op competitie-, selectie- en maximaal presteren gerichte sporten, naar het meer op recreatie, beleving, onderling en optimaal presteren gerichte sporten. Het graag sportgericht bezig willen zijn, herken je in de van de wedstrijdsport afgeleide sportvormen zoals floorball (hockey), pickleball (tennis), streetbasketball (basketbal) indoorsoftball. Minisportvormen, waarbij (spel)sportregels op de mogelijkheden van de doelgroep en van de individuele sporter worden afgestemd. Door flexibele toepassing van regels ontstaat sport op maat. Als je bedoeling bij het bewegen een ‘sportbedoeling’ is, zoals wandelen om het wandelen of hard fietsen, is er sprake van ‘sport(en)’. Sportgericht en op maat werken is in een 55-plus sportclub de eerste ontwikkelingsfase.
Door sport(club)ervaring, beter onderwijs en activerende werkorganisaties, heeft de nieuwe generatie nu een sterk zelfregelende en zelfontwikkelende houding. Dat merk je binnen een sportvereniging of commerciële sportorganisatie (bv. een sportschool), maar vooral bij de vorming van een private sportclub. Bij de keuze voor een club zal de 55-plus sporter vooral kijken naar de activiteit en met name ook naar de wijze van deelnemen’. Het zelf samen regelen, ontwikkelen en het goed met (verschillen in de mogelijkheden en interesses van) elkaar omgaan staat centraal en motiveert. Naast het op maat en zelfstandig functioneren, is er ook behoefte aan optimaal presteren. Dat houdt in: (1) Samen beleven, leren en ontwikkelen op een gecombineerd fysiek en mentaal gebied en (2) Met een inspanning op driekwart van je persoonlijk maximale motorische (wandelen, basketballen) en mentale (leer- en ontwikkelervaringen) coördinatie. Je ‘matig intensief’ inspannen dus. De aard van een activiteit bepaalt wat die motorische, sociale en mentale inspanning is.
Al ouder wordend zal het sporten steeds meer en beter plaatsvinden in een mixgroep van mannen en vrouwen, die verschillen in niveau en mate van gezondheid. Ook samen met sporters die fysieke beperkingen (chronische ziekten) hebben. Je in een club optimaal inspannen en samen beleven en leren is de tweede ontwikkelingsfase. Het zelfstandig jezelf op sportgebied ‘ontwikkelen of leren hoe te leren’ is een derde fase. Dagelijks sporten, actief zijn en jezelf op vele gebieden ontwikkelen draagt al bij aan gezondheid. Als dat ook nog eens in een club, op maat, optimaal en zelfstandig regelend en ontwikkelend gebeurt, is dat allemaal nog gezonder.
Het zelf vormen van zelfstandige of private sportclubs is (nog) ‘nieuw’. Vanaf 2009 is het landelijk in opmars. Professionals (vakleraren lichamelijke opvoeding, sporttrainers of ouderenbegeleiders) kunnen dat verder stimuleren.
|