de rol van coördinator
Afdrukken print contact contact lettergrootte:standaard groot

Rol van coördinator in praktijk


Samenvatting
. Het lokaal organiseren van 55-plus sportclubs, studie- of ontwikkelclubs, culturele of hobbyclubs, reisclubs, …. is een taak van een coördinator die bij voorkeur verbonden is met … of is aangesteld door een gemeente of welzijnsstichting. Deze regelt alles wat er op dit gebied lokaal gebeurd op basis van een beleidsplan. Een lokale (gemeente)site waarop alles voor deze doelgroep te vinden is, is sterk aan te bevelen.   


Lees- en plan-/praktijkniveau 2 voor een coördinator. 


Elke generatie leeft anders. Dat komt door gebeurtenissen en ontwikkelingen in de samenleving. Ons gedrag en opvattingen over wat meer of minder belangrijk is op een bepaald gebied (zoals: sport of muziek) zullen er door veranderen. Vijftig jaar geleden was sport niet voor iedereen toegankelijk. Het aantal sportvormen was beperkt en sport was alleen wedstrijdsport in competitieverband. De nieuwe generatie senioren - geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig - de nu dus 54 tot en met 74-jarigen, is een generatie die veel meer sportgericht bezig wil zijn dan de generatie voor haar. Maar daarnaast ook meer prestatiegericht, zelfregelend, individualistisch en die toch ook vindt dat ze in groepsverband sterker is. Een generatie die gemiddeld beter is opgeleid, die werk-zorg-ontspanning-ontwikkeling ziet als leefgebieden waarop ze fysiek en mentaal actief wil zijn in clubs of netwerken. Een leefstijl waarmee ze ‘midden in de samenleving’ kan (blijven) staan en sporten en ontwikkelen voor haar kernwaarden zijn.   

 

Naar ‘nieuwe’ vormen van ontspanning!

Neem de sport als één van de mogelijkheden hierbij. Vooral vanaf eind jaren zestig in de vorige eeuw, heeft de sport zich sterk ontwikkeld. Naast bovengenoemde veranderingen is het aantal sportverenigingen, commerciële sportorganisaties en private sportclubs toegenomen. Is de toegankelijkheid van de sport voor meer doelgroepen (meisjes en vrouwen, minder validen of mensen met geestelijke beperkingen en – last but not least - ouderen) toegenomen. Het competitie-, selectie-, wedstrijd- en prestatiegerichte sporten heeft er een alternatief naast gekregen. Dat alternatief is: het meer recreatieve, belevings-, op onderlinge wedstrijden en op het samen presteren gerichte sporten. Aanvankelijk werd onder ‘recreatief’ verstaan: groene spelen, koersbal of knotshockey. Mede onder invloed van het ‘spelend leren’ in het LO-onderwijs op VO-scholen en in de jeugdsport met haar minisportvormen, is ‘sport’ nu: ‘alle bewegingsactiviteiten die zich als sportvormen binnen de competitiesport hebben ontwikkeld en die in meer vereenvoudigde sportvorm (kleiner speelveld, minder spelers, aanpassen van regels) het onderling en op maat sporten, mogelijk maken’. De essentie van een sportvorm (het/de belangrijkste kenmerk(en)), blijft bij die vereenvoudiging behouden. Dit is de inhoud van het ‘nieuwe sporten’ door 55-plussers. Maar er is meer dat ‘nieuw’ is      

 

Eigen baas willen zijn bij het sporten!

De 75-plusser is tevreden met een plezierige sport- of spelactiviteit (biljarten of koersbal) in een gezellige groep. De 55-plusser heeft andere behoeftes en de kwaliteit om alleen en samen de sportomgeving zo in te richten dat zelfstandig, zelfsturend, zelfverantwoordelijk (zeg maar zelfregulerend) handelen mogelijk is. Om dat handen en voeten te geven is een optimaal beleven, leren en ontwikkelen nodig. Naast de inhoud of sportvorm is dus ook de ‘wijze van deelnemen’ belangrijk. De nieuwe generatie is doordrongen van de gedachte dat veel bewegen en sporten (in brede betekenis) en ontwikkelen, een leven lang de pijlers van ons bestaan zijn. Ze geniet van activiteiten die ‘ontspanning’ en ‘ontwikkeling’ in clubverband omvatten.   

Het alleen bezig zijn of het zelf sportvaardig(er) worden, is voor haar onvoldoende. Het jezelf en anderen leren en ontwikkelen hoort daarbij. Alleen binnen zo’n wijze van samenwerking in een 55-plus club, kun je een leven lang het samen sporten volhouden en voorkom je het ‘achter de geraniums blijven zitten’. De groep doet het. De kartrekker ondersteunt dat proces. Als je een club kiest zoek je een bewust antwoord op twee vragen: (1) ‘welke sportvorm op welke sportgebied vind ik plezierig om te doen? En: (2) ‘op welke wijze wil en kan ik deelnemen?’  

 

‘Nieuwe’ sportvormen
In een doorsnee gemeente is het lokale aanbod aan sportvormen voor 55-plussers beperkt. Binnen een sportvereniging en per gemeente is het aantal potentieel geïnteresseerde senioren eveneens relatief beperkt. De 55-plus korfballers, voetballers, basketballers en hockeyers zullen in dat geval voor een sportgebied en bijvoorbeeld een of twee bal-/doelsportvormen moeten kiezen. Floorball (zie
www.nefub.nl ) is dan een mogelijk samen speelbaar alternatief. Besef dat de mogelijkheid tot golf of een vechtsportvorm verschillende mensen afkomen. Het is wenselijk de sociaaleconomische status en interesses van 55-plussers in een gemeente of wijkbevolking (bij een grote gemeente) te kennen. De keuze van de voorkeur voor een sportgebied zoals: balsporten (doel-, trefvlak- en slag- en loopsporten), duursporten, vechtsporten, zwem(bal)sporten of sportgymnastiek, gaat vooraf aan de keuze van de sportvorm. Indoorsoftball kan een acceptabele keuze zijn als je vooral voor deelname aan ‘slag- en loopsporten‘ bent. En streetbasketball (drie/vier tegen drie/vier op een half speelveld en basket) als je voor een doelsport bent. Volleybal (vier tegen vier of minivolleybal), badminton of tafeltennis is als trefvlaksport een mogelijk acceptabele keuze. Waterbasketbal of -polo (in de breedte van het zwembad uit te voeren) zijn alternatieve zwemsportvormen. Dat kan in combinatie met het zwemmen van baantjes of aquafitness op muziek. Fiets- of oriëntatietochten (wandelen, nordic walken, duurlopen afgewisseld met klim- of klautervormen) zijn keuzes op het gebied van duursporten. Een vechtsportcombinatie van (technisch) boksen en judo is zowel voor mannen als vrouwen samen meer op maat te maken. De essentie van boksen of judo is: ‘het raken’ of ‘het uit balans brengen’ en is dezelfde als in beide wedstrijdsporten. De uitvoering wordt op de groep afgestemd. Bij boksen is dat het ‘nét raken van hoofd of romp van de partner’ en het stoten gebeurt ‘ontspannen en flitsend’. Je staat dan stil en doet het op armlengte afstand van je partner. Judo is vooral een vechtspel ‘op de grond’ met houdgrepen en ‘staand’ met been- en heupworpen. Sportgymnastiek is een combinatie van jongleren, balanceren op vaste en bewegende grondvlakken, zwaaien (als er toestellen zijn waaraan of waarmee dat kan), coöperatieve spelen, bewegen op muziek (van zumba tot jazzgymnastiek, afhankelijk van de overwegende leeftijd in de doelgroep) en tai chi. Het zijn hier vooral de coördinatie vragende grondvormen van bewegen. Bij alle sportvormen is sprake van ‘speels sporten’ op basis van een eindvorm (vier tegen vier volleybal) en als wedstrijdje. Het sporten gebeurt in aan elkaar gelijkwaardige teams. Sportniveaus zijn door spelregels (verplicht toe te passen) en speelregels (vrijwillig toe te passen) ‘gelijkwaardig’ aan elkaar te maken. Om inhoudelijk te willen deelnemen zijn voor de 55-plusser de volgende motieven van belang: ‘bewegen om het bewegen’, ‘bewegen om plezierige samen een sport te beleven’ en ‘bewegen om te presteren’. Om te willen deelnemen vanwege de ‘wijze van deelnemen’ aan een club, is het motief ‘samenwerkend leren en ontwikkelen’ van belang.

 

Beleven-leren-ontwikkelen!

De keuze van een sportclub wordt ook bepaald door ‘de wijze van deelnemen’. Zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen is de kern. Hiervoor zijn herhalende cycli nodig van beleven (een tafeltennisspel spelen). Als die beleving voldoende en positief is, wil je ook de technische en tactische vaardigheden van dat sportspel beter leren spelen. Over wat langere tijd gezien, wil je het sportspel alleen en samen verder kunnen ontwikkelen. Bij dat leren en ontwikkelen gaat het om: motorisch (sport(spel)vaardigheden), sociaal (tactisch, elkaar coachen) en cognitief (oplossen van tafeltennisproblemen). Een deelnemer bepaalt zelf of en wat hij of zij op een bepaald moment – in een time out of na afloop van een partijtje- wil leren en geeft dat aan. Voor leren en ontwikkelen zijn schema’s, werkpatronen en (spel- of sport)principes van belang. Een ‘schema’ is bijvoorbeeld een overzicht aan tactische handelingen. Een ‘werkpatroon’ is bijvoorbeeld de ‘totaal-deel-totaal leermethode’. Twee teams spelen ‘vier tegen vier floorball’ (‘totaal’). Een team merkt dat ze hun ‘doel onvoldoende afschermen en de ballen er achter elkaar invliegen’ (een sportspelprobleem). Om dat te verbeteren mag het andere team enkele keren achter elkaar een aanval opzetten en afronden terwijl het ‘lerende team’ alleen verdedigt (‘deel’). Dan wordt weer vier tegen vier gespeeld (‘totaal’). ‘Principes’ zijn essentiële handelingen om de bedoeling van een sportvaardigheid te realiseren. Als je bij soft- of honkbal een bal ‘goed’ wilt raken: (1) blijf dan naar de bal kijken en (2) zorg dat je de knuppel ‘horizontaal’ - op schouderhoogte - naar de bal toe beweegt.        


Medesporter of kartrekker begeleidt of coacht indirect. Stel vooral vragen om een ander zijn sportprobleem in principes zelf te laten oplossen. Geef, als dat niet lukt, elkaar een aanwijzing. Een sportprobleem hangt samen met het eigen sport- of coördinatieniveau en de sportinteresse (het ‘goed’ willen presteren). En de vraag is dus: hoe belangrijk is het probleem voor de sporter op dit moment in het leer- en ontwikkelproces? Als je de bal bij het dribbelen steeds verliest, is het ‘doelen in beweging’ niet belangrijk. Maar wel het eerst meer ‘balvast’ gaan dribbelen. De kartrekker, een meer deskundige medesporter, geeft het voorbeeld, doet voorstellen en stimuleert het elkaar ondersteunen. De hier beschreven ‘wijze van deelnemen’ motiveert deelnemers door de nadruk op het ‘samenwerkend leren en ontwikkelen’ als deelnamemotief. Dat leren richt zich op het volgende.   


1 Ontwikkelen van fysieke en mentale coördinatie! 

Sporten of een sportvorm uitvoeren vereist fysieke coördinatie om het handelen doelgericht te laten verlopen. Het is de enige lichamelijke voorwaarde (naast: kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen en snelheid) die een leven lang van belang is en beïnvloed kan worden. Alle menselijke activiteiten, dus ook het sporten, vereisen een mentale coördinatie om strategisch te kunnen handelen bij een activiteit of taak. Je hebt daarvoor kennis en inzicht nodig over bijvoorbeeld sportregels, over hoe je sportvaardigheden kunt leren, over je bij een sportvorm op verschillende niveaus tactisch kunt handelen en over het zelf leren en ontwikkelen van een sportvorm en hoe je anderen daarbij goed kunt coachen. De aandacht voor beide coördinatievormen gaan over een totaalplaatje: zoals een sportvorm uitvoeren (beleven) en (motorisch, sociaal en cognitief) leren en ontwikkelen. Een samenhangend geheel van kennis en kunde. Eigenlijk word je al sportend dus ook nog slimmer! Of: als je slimmer wordt, ga je ook beter sporten! Dat doe je op een bepaald niveau.

 

2 Optimaal sporten!

Sport is een groot deel van je leven: het je fysiek maximaal belasten, door training jezelf op niveau brengen en daar lang houden. Vanaf ongeveer je 35e jaar is het verstandig om meer optimaal in plaats van maximaal te willen sporten. En zeker na je 55e is het voldoende als je dat op driekwart van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen doet. Ofwel ‘matig intensief’ sporten en dat een tot twee uur volhouden. Na je 65e liefst dagelijks. Een passende sportvorm zorgt voor voldoende belasting en dat is per persoon verschillend. Voor de ene zestigjarige is dat tafeltennis en voor de ander streetbasketball. Het gaat nu niet meer om trainen, maar om ontwikkelen. Van ‘optimaal’ is sprake als je, gegeven je mogelijkheden, nog zoveel mogelijk uit een sportvorm weet te halen. Fysiek en mentaal, dus ook zowel qua beleving, leren als ontwikkelen. In een club van generatie- of leeftijdgenoten bestaan (soms grote) onderlinge verschillen in sport-/coördinatieniveau en in sportinteresse (bv. meer prestatiegericht zijn of meer ‘voor de gezelligheid’ deelnemen). Met die verschillen leert een groep al doende om te gaan. Ze kiest haar eigen sport- en spelvormen en de spel-, speel- en organisatorische regels. Zo kan bij volleybal - voorafgaand aan een partijtje - de individuele spelregels zijn: dat een speler (a) de bal direct door- en overspeelt; (b) eerst vangt en dan bovenhands doorspeelt of (c) steeds vangt en door gooit. Binnen een team speel je op deze manier op drie niveaus samen. 


3 Sporten op maat en omgaan met verschillen!

Als fysieke en mentale mogelijkheden van een groep of van individuen veranderen, is afstemming van de sportvorm daarop belangrijk. Sporten op een kleiner veld of met lichter materiaal maakt bijvoorbeeld klein terreinvoetbal, zonder of met boarding, aantrekkelijker. Dat heet sporten op maat. Neem een fietsclub van 55-plussers die er wekelijks samen op uit trekt. De een fietst op een mountainbike en de ander op een gewone of elektrische fiets. Ze leggen dezelfde afstand af, met dezelfde snelheid, maar op basis van een verschillend niveau. Als zo’n fietsgroep groot genoeg is, kun je ook maandelijks een keer in twee groepen van start gaan. De ene groep fietst bijvoorbeeld 40 en de andere groep 60 km. 
Als je een club naar een leeftijdscategorie samenstelt (zoals hier 55-plus) dan is de consequentie dat iedereen moet kunnen deelnemen: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen, zoals chronische ziekten. Maar ook ongeacht milieu, opleiding of beroepservaring. Aan deze clubs is grote behoefte. Zo’n selfsupporting club moet dan wel iedereen een veilige, verantwoorde en activerende sportomgeving bieden om hen dat een leven lang te laten volhouden. Het is te verwachten dat deze clubs vooral ‘buiten’ het verband van een sportvereniging of commerciële sportorganisatie gaan ontstaan. In een sportvereniging zie je bij de veteranen alleen gevorderde mannelijke of vrouwelijk sporters. Beginners en gezamenlijk sporten ‘hoort’ (nog) niet bij de sportvereniging. Ook de ‘vaste’ wedstrijdsportregels staan het ‘sporten op maat’ in de weg. Niemand komt op de gedachte om bij tennis het gangbare spelen om de punten, te vervangen door een rallyspel ofwel het tellen van het aantal keren dat de bal in opeenvolgende slagen over het net gaat.

De actieve, gezonde en zinvolle leefstijl van met name deze nieuwe generatie is gericht op het deelnemen aan allerlei clubs. En bij het ouder worden is dat steeds belangrijker. Of het nu gaat om een zwemclub, een studieclub over zingeving of een klaverjasclub, steeds gaat het om het deelnemen aan plezierige activiteiten en het al samenwerkend leren en ontwikkelen daarvan. Daarmee kun je ‘midden in de samenleving’ (blijven) staan.

 

Rol van kartrekker bij 'hoe' te sporten

Stel je voor dat je, als kartrekker met een groep aan de slag gaat en je het volgende van hun volgende interesse afweet…..
’Ik wil sporten omdat ik deze sportvorm uitdagend en plezierig vindt. Het motiveert mij. Ik wil vooral beleven, maar ook nog optimaal presteren en natuurlijk op maat. Dat wil ik samen doen met sporters van ongeveer dezelfde leeftijd. Het zelf een activiteit regelen en ontwikkelen, maakt het nog leuker. Een kartrekker begeleidt ons. De groep reguleert in principe alles zelf. Sport is voor ons vereenvoudigde wedstrijdsport (kleiner veld, minder spelers, ander materiaal) die we onderling beoefenen. Regels worden op de mogelijkheden van de groep en – zo nodig - op die van individuele spelers afgestemd. Samen een sport beleven door het uitvoeren van een eind(sport)vorm, is het belangrijkste. Naast voldoende beleving gaat het ons om het leren of verbeteren van sportvaardigheden. Ieder op eigen niveau. Het zelf en samen ontwikkelen van een sportvorm op de langere termijn is wenselijk. Dat doe je door elkaar te ‘al vragende’ te coachen, maar alleen als je dat zelf wilt.
‘Matig intensief’ bewegen is optimaal als dat gebeurt met driekwart inspanning van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen op fysiek (doelgericht handelen) en mentaal gebied (strategisch handelen). Voldoende intensief sporten en in clubverband is gezond. Het ontspant omdat zowel de sportvorm als de wijze van deelnemen je plezier geeft. Iedereen kan eraan deelnemen: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen (chronische ziekten). De groep zorgt voor een veilige, verantwoorde en activerende (sport)omgeving.

In praktijk. Je kunt jezelf als kartrekker nu de volgende opdracht geven. ‘In bovenstaande tekst is een ideaalplaatje geschetst. Ik regel zo’n happening voor een 55-plus club en probeer zoveel mogelijk van de (onderstreepte ) aspecten te realiseren. Die keuzes van aspecten laat ik afhangen van ‘wat en hoe de groep (het) gewend is’ en wat ik zelf didactisch kan toepassen. Ik probeer in de loop van de tijd steeds meer aspecten te realiseren of deze beter uit te voeren’.

 

Rol van lokale coördinator bij 'hoe' te leven

Stel je voor dat je, als coördinator, op lokaal niveau aan de slag gaat en een 55-plus club wilt begeleiden. Van de doelgroep weet je het volgende …..
’Ik wil fysiek en mentaal actief en ondernemend zijn op het gebied van (vrijwilligers)werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling, zoals ik dat al mijn hele leven ben. Mijn tijdbesteding en beleving is in balans. Naast mijn gezin, familie en vrienden, stel ik sociale contacten met - onder andere generatiegenoten - in clubs, netwerken of leefgemeenschappen, zeer op prijs. De hiermee samenhangende taken en activiteiten zijn afgestemd op mijn mogelijkheden (op maat). Binnen alle clubs wil ik beleven, leren en – op de langere termijn mezelf en samen met anderen - ontwikkelen. Ik probeer op veel gebieden optimaal te presteren. Het zelf en samen regelen en ontwikkelen van activiteiten, motiveert mij. Een kartrekker stimuleert ons daarbij. De groep wil het zelf doen. Condities voor ons functioneren creëren we zo mogelijk zelf. Door takenverdeling zorgen we voor gelijkwaardige inbreng van iedereen. We houden rekening met interesses en mogelijkheden van elkaar en proberen een samenwerkend leren en ontwikkelen te realiseren. We helpen en coachen elkaar in de regelmatige ontmoetingen. Optimaal participeren doet een beroep op je (motorisch) doelgericht en (cognitief) strategisch handelen. Het vereist een inspanning op 75% van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen. Met deze intenties is ontwikkeling in een sportclub, een studie- of ontwikkelclub en/of een hobby-/culturele club mogelijk. Het geeft ontspanning omdat de activiteit én de wijze van deelnemen je plezier doen. Dit alles gebeurt in een 55-plus club, waaraan iedereen kan deelnemen: mannen en vrouwen, met verschillen in kennis of ervaring, met goede en matige basismogelijkheden. De groep zorgt voor een (mentaal) veilige, verantwoorde en activerende leefomgeving. 

 

In praktijk. Je kunt jezelf als coördinator, maar overigens ook als kartrekker, de volgende opdracht geven. ‘In bovenstaande tekst is een ideaalplaatje geschetst in het creëren van 55-plus clubs. Ik breng die lokale clubs in kaart. Te beginnen met sportclubs. Het is een inventariserend onderzoek naar aantal en kwaliteit van sportverenigingen, commerciële sportorganisaties en private sportclubs (of informele clubs) in een (deel van een) gemeente. Ik geef een kwaliteitsoordeel over het deelnemen door 55-plussers. Een voorbeeld hiervan is te vinden op de op link VOORBEELD CLUBVORMING. Ik baseer kwaliteitscriteria op basis van studie naar de gewenste ‘wijze van deelnemen’ en met name het onderstreepte in bovenstaande tekst. Ik bezoek en/of bel de clubs en maak er een samenvattend verslag van. Verder geef ik aan welke sportclubs lokaal nog wenselijk zijn en per sportclub waarin kwaliteitsverbetering mogelijk is. Zo mogelijk komt het geheel op een deelsite van de gemeente of een welzijnsorganisatie.   

 

Ontwikkelingsbronnen

Een verantwoording en toepassing van het voorgaande is voor de kartrekker te vinden in ‘Sport op Maat’ (2010) en voor de coördinator in ‘Activo’s doen het anders, op maat en zeker nu hun vijftigste’ (2012). De genoemde site beschrijft verder een toepassing in een praktijktheorie.
Wil je jezelf scholen voor dit 55-plus werkveld? Maak dan gebruik van de ‘Leidraad Zelfontwikkeling’ bij WERKWIJZE en kies voor de ontwikkeling als kartrekker of coördinator en doe dat op mbo (niveau1) of hbo-niveau (niveau 2).