Rol van coördinator in praktijk
Naar ‘nieuwe’ vormen van ontspanning! Neem de sport als één van de mogelijkheden hierbij. Vooral vanaf eind jaren zestig in de vorige eeuw, heeft de sport zich sterk ontwikkeld. Naast bovengenoemde veranderingen is het aantal sportverenigingen, commerciële sportorganisaties en private sportclubs toegenomen. Is de toegankelijkheid van de sport voor meer doelgroepen (meisjes en vrouwen, minder validen of mensen met geestelijke beperkingen en – last but not least - ouderen) toegenomen. Het competitie-, selectie-, wedstrijd- en prestatiegerichte sporten heeft er een alternatief naast gekregen. Dat alternatief is: het meer recreatieve, belevings-, op onderlinge wedstrijden en op het samen presteren gerichte sporten. Aanvankelijk werd onder ‘recreatief’ verstaan: groene spelen, koersbal of knotshockey. Mede onder invloed van het ‘spelend leren’ in het LO-onderwijs op VO-scholen en in de jeugdsport met haar minisportvormen, is ‘sport’ nu: ‘alle bewegingsactiviteiten die zich als sportvormen binnen de competitiesport hebben ontwikkeld en die in meer vereenvoudigde sportvorm (kleiner speelveld, minder spelers, aanpassen van regels) het onderling en op maat sporten, mogelijk maken’. De essentie van een sportvorm (het/de belangrijkste kenmerk(en)), blijft bij die vereenvoudiging behouden. Dit is de inhoud van het ‘nieuwe sporten’ door 55-plussers. Maar er is meer dat ‘nieuw’ is Eigen baas willen zijn bij het sporten! De 75-plusser is tevreden met een plezierige sport- of spelactiviteit (biljarten of koersbal) in een gezellige groep. De 55-plusser heeft andere behoeftes en de kwaliteit om alleen en samen de sportomgeving zo in te richten dat zelfstandig, zelfsturend, zelfverantwoordelijk (zeg maar zelfregulerend) handelen mogelijk is. Om dat handen en voeten te geven is een optimaal beleven, leren en ontwikkelen nodig. Naast de inhoud of sportvorm is dus ook de ‘wijze van deelnemen’ belangrijk. De nieuwe generatie is doordrongen van de gedachte dat veel bewegen en sporten (in brede betekenis) en ontwikkelen, een leven lang de pijlers van ons bestaan zijn. Ze geniet van activiteiten die ‘ontspanning’ en ‘ontwikkeling’ in clubverband omvatten. Het alleen bezig zijn of het zelf sportvaardig(er) worden, is voor haar onvoldoende. Het jezelf en anderen leren en ontwikkelen hoort daarbij. Alleen binnen zo’n wijze van samenwerking in een 55-plus club, kun je een leven lang het samen sporten volhouden en voorkom je het ‘achter de geraniums blijven zitten’. De groep doet het. De kartrekker ondersteunt dat proces. Als je een club kiest zoek je een bewust antwoord op twee vragen: (1) ‘welke sportvorm op welke sportgebied vind ik plezierig om te doen? En: (2) ‘op welke wijze wil en kan ik deelnemen?’ ‘Nieuwe’ sportvormen Beleven-leren-ontwikkelen! De keuze van een sportclub wordt ook bepaald door ‘de wijze van deelnemen’. Zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen is de kern. Hiervoor zijn herhalende cycli nodig van beleven (een tafeltennisspel spelen). Als die beleving voldoende en positief is, wil je ook de technische en tactische vaardigheden van dat sportspel beter leren spelen. Over wat langere tijd gezien, wil je het sportspel alleen en samen verder kunnen ontwikkelen. Bij dat leren en ontwikkelen gaat het om: motorisch (sport(spel)vaardigheden), sociaal (tactisch, elkaar coachen) en cognitief (oplossen van tafeltennisproblemen). Een deelnemer bepaalt zelf of en wat hij of zij op een bepaald moment – in een time out of na afloop van een partijtje- wil leren en geeft dat aan. Voor leren en ontwikkelen zijn schema’s, werkpatronen en (spel- of sport)principes van belang. Een ‘schema’ is bijvoorbeeld een overzicht aan tactische handelingen. Een ‘werkpatroon’ is bijvoorbeeld de ‘totaal-deel-totaal leermethode’. Twee teams spelen ‘vier tegen vier floorball’ (‘totaal’). Een team merkt dat ze hun ‘doel onvoldoende afschermen en de ballen er achter elkaar invliegen’ (een sportspelprobleem). Om dat te verbeteren mag het andere team enkele keren achter elkaar een aanval opzetten en afronden terwijl het ‘lerende team’ alleen verdedigt (‘deel’). Dan wordt weer vier tegen vier gespeeld (‘totaal’). ‘Principes’ zijn essentiële handelingen om de bedoeling van een sportvaardigheid te realiseren. Als je bij soft- of honkbal een bal ‘goed’ wilt raken: (1) blijf dan naar de bal kijken en (2) zorg dat je de knuppel ‘horizontaal’ - op schouderhoogte - naar de bal toe beweegt.
Sporten of een sportvorm uitvoeren vereist fysieke coördinatie om het handelen doelgericht te laten verlopen. Het is de enige lichamelijke voorwaarde (naast: kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen en snelheid) die een leven lang van belang is en beïnvloed kan worden. Alle menselijke activiteiten, dus ook het sporten, vereisen een mentale coördinatie om strategisch te kunnen handelen bij een activiteit of taak. Je hebt daarvoor kennis en inzicht nodig over bijvoorbeeld sportregels, over hoe je sportvaardigheden kunt leren, over je bij een sportvorm op verschillende niveaus tactisch kunt handelen en over het zelf leren en ontwikkelen van een sportvorm en hoe je anderen daarbij goed kunt coachen. De aandacht voor beide coördinatievormen gaan over een totaalplaatje: zoals een sportvorm uitvoeren (beleven) en (motorisch, sociaal en cognitief) leren en ontwikkelen. Een samenhangend geheel van kennis en kunde. Eigenlijk word je al sportend dus ook nog slimmer! Of: als je slimmer wordt, ga je ook beter sporten! Dat doe je op een bepaald niveau. 2 Optimaal sporten! Sport is een groot deel van je leven: het je fysiek maximaal belasten, door training jezelf op niveau brengen en daar lang houden. Vanaf ongeveer je 35e jaar is het verstandig om meer optimaal in plaats van maximaal te willen sporten. En zeker na je 55e is het voldoende als je dat op driekwart van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen doet. Ofwel ‘matig intensief’ sporten en dat een tot twee uur volhouden. Na je 65e liefst dagelijks. Een passende sportvorm zorgt voor voldoende belasting en dat is per persoon verschillend. Voor de ene zestigjarige is dat tafeltennis en voor de ander streetbasketball. Het gaat nu niet meer om trainen, maar om ontwikkelen. Van ‘optimaal’ is sprake als je, gegeven je mogelijkheden, nog zoveel mogelijk uit een sportvorm weet te halen. Fysiek en mentaal, dus ook zowel qua beleving, leren als ontwikkelen. In een club van generatie- of leeftijdgenoten bestaan (soms grote) onderlinge verschillen in sport-/coördinatieniveau en in sportinteresse (bv. meer prestatiegericht zijn of meer ‘voor de gezelligheid’ deelnemen). Met die verschillen leert een groep al doende om te gaan. Ze kiest haar eigen sport- en spelvormen en de spel-, speel- en organisatorische regels. Zo kan bij volleybal - voorafgaand aan een partijtje - de individuele spelregels zijn: dat een speler (a) de bal direct door- en overspeelt; (b) eerst vangt en dan bovenhands doorspeelt of (c) steeds vangt en door gooit. Binnen een team speel je op deze manier op drie niveaus samen.
Als fysieke en mentale mogelijkheden van een groep of van individuen veranderen, is afstemming van de sportvorm daarop belangrijk. Sporten op een kleiner veld of met lichter materiaal maakt bijvoorbeeld klein terreinvoetbal, zonder of met boarding, aantrekkelijker. Dat heet sporten op maat. Neem een fietsclub van 55-plussers die er wekelijks samen op uit trekt. De een fietst op een mountainbike en de ander op een gewone of elektrische fiets. Ze leggen dezelfde afstand af, met dezelfde snelheid, maar op basis van een verschillend niveau. Als zo’n fietsgroep groot genoeg is, kun je ook maandelijks een keer in twee groepen van start gaan. De ene groep fietst bijvoorbeeld 40 en de andere groep 60 km. De actieve, gezonde en zinvolle leefstijl van met name deze nieuwe generatie is gericht op het deelnemen aan allerlei clubs. En bij het ouder worden is dat steeds belangrijker. Of het nu gaat om een zwemclub, een studieclub over zingeving of een klaverjasclub, steeds gaat het om het deelnemen aan plezierige activiteiten en het al samenwerkend leren en ontwikkelen daarvan. Daarmee kun je ‘midden in de samenleving’ (blijven) staan. Rol van kartrekker bij 'hoe' te sporten Stel je voor dat je, als kartrekker met een groep aan de slag gaat en je het volgende van hun volgende interesse afweet….. In praktijk. Je kunt jezelf als kartrekker nu de volgende opdracht geven. ‘In bovenstaande tekst is een ideaalplaatje geschetst. Ik regel zo’n happening voor een 55-plus club en probeer zoveel mogelijk van de (onderstreepte ) aspecten te realiseren. Die keuzes van aspecten laat ik afhangen van ‘wat en hoe de groep (het) gewend is’ en wat ik zelf didactisch kan toepassen. Ik probeer in de loop van de tijd steeds meer aspecten te realiseren of deze beter uit te voeren’. Rol van lokale coördinator bij 'hoe' te leven Stel je voor dat je, als coördinator, op lokaal niveau aan de slag gaat en een 55-plus club wilt begeleiden. Van de doelgroep weet je het volgende ….. In praktijk. Je kunt jezelf als coördinator, maar overigens ook als kartrekker, de volgende opdracht geven. ‘In bovenstaande tekst is een ideaalplaatje geschetst in het creëren van 55-plus clubs. Ik breng die lokale clubs in kaart. Te beginnen met sportclubs. Het is een inventariserend onderzoek naar aantal en kwaliteit van sportverenigingen, commerciële sportorganisaties en private sportclubs (of informele clubs) in een (deel van een) gemeente. Ik geef een kwaliteitsoordeel over het deelnemen door 55-plussers. Een voorbeeld hiervan is te vinden op de op link VOORBEELD CLUBVORMING. Ik baseer kwaliteitscriteria op basis van studie naar de gewenste ‘wijze van deelnemen’ en met name het onderstreepte in bovenstaande tekst. Ik bezoek en/of bel de clubs en maak er een samenvattend verslag van. Verder geef ik aan welke sportclubs lokaal nog wenselijk zijn en per sportclub waarin kwaliteitsverbetering mogelijk is. Zo mogelijk komt het geheel op een deelsite van de gemeente of een welzijnsorganisatie. Ontwikkelingsbronnen Een verantwoording en toepassing van het voorgaande is voor de kartrekker te vinden in ‘Sport op Maat’ (2010) en voor de coördinator in ‘Activo’s doen het anders, op maat en zeker nu hun vijftigste’ (2012). De genoemde site beschrijft verder een toepassing in een praktijktheorie.
|