M(eer)S(port)v(oor)Ouderen (MSvO) - voor de 55-75-jarigen - en sportgymnastiek
Samenvatting. De ‘nieuwe’ generatie kan zelf - alleen en samen - een eigen ‘club’ vormen en het sporten onderling regelen en verder ontwikkelen. Daarvoor heeft ze voldoende sportervaring opgedaan. Deze site geeft aanvullende informatie over de toepassing van het ‘wat, hoe en waarom’. De verschillen tussen dat meer zelfstandig onderling sporten (met een kartrekker) en andere aanbieders zijn hier beschreven. Lees- en praktijkniveau 1 voor kartrekker, coördinator, leefstijlcoach en/of de 55-plusser. De wereld verandert en ook de mens. Lichamelijke Opvoeding op school is vanaf begin jaren zeventig wat haar inhoud betreft voor het grootste deel meer ‘sportgericht’ geworden. Door gevarieerd te sporten en veel te bewegen ontwikkel je het bewegen. Tegelijk kreeg het ‘al spelend leren’ in de LO (Lichamelijke Opvoeding) en de jeugdsport meer aandacht én groeide het besef dat sportregels aan de mogelijkheden en interesses van doelgroepen, zijn aan te passen. Dat maakt dat ‘sportgericht’ bezig zijn, ruimer kan worden opgevat. Drie tegen drie basketballen, op een half speelveld, een basket en met ‘recht van aanval halen’ bij de middenlijn, is nog steeds ‘basketbal’. De essentie is namelijk ongewijzigd: ‘twee partijen die tegen elkaar spelen, de bal met de hand spelen en proberen te scoren door de bal door een basket te gooien,…’. En ‘op maat sporten’ geeft dat het beste aan. Vooral bij groepen die onderling sterk in niveau en interesse verschillen. Dat vraagt om meer differentiëren naar inhoud én naar ‘wijze van deelnemen’. De ‘inhoud’ van elke sportvorm biedt deelnemers andere mogelijkheden en de ‘wijze van deelnemen’ varieert in motorische, sociale-affectieve en cognitieve ervaringen. Beleven, leren en ontwikkelen is niet alleen iets individueels, maar ook een samenwerkend gebeuren. Elkaar begeleiden door te helpen en te coachen is vanzelfsprekend. Bovendien zal een 55-plus ‘club’ of groep een ‘gemengde’ zijn en bestaan uit mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, sterk verschillend in conditie en gezonde sporters samen met sporters met fysieke of geestelijke beperkingen. De nieuwe generatie wil onder andere het sporten samen – met een kartrekker - meer zelf regelen en ontwikkelen. Onderling sporten op maat maakt het sporten tot je ‘honderdste’ mogelijk. MBvO (Meer Bewegen voor Ouderen) omvat vanaf de jaren zeventig het niet-sportgerichte aanbod aan bewegingsactiviteiten die voor de vooroorlogse generatie zeer geschikt was en nog steeds ook zeer geschikt is voor de 75-plusser. Kenmerken: gezellig samen bewegen, gemiddelde en lage belasting, onder leiding van een trainer/begeleider ouderensport. Er is aandacht voor rekken en strekken van de spieren/lenigheids- en krachtoefeningen, bewegingsoefeningen met ballen, hoepels, ringen, touwen e.d., oefeningen voor houding en lenigheid (ismakogie). Verder soms: volksdansen, zumba-fittraining (uithoudingsvermogen) en spelvormen als slagbal en aangepast volleybal. Kern: gymnastiekvormen, dansen en sport & spel. De nadruk ligt vooral op het bezig zijn met grondvormen van bewegen (gaan, lopen, gooien en vangen, …). Het zelf en samen leren en ontwikkelen in een MSvO-groep (Meer Sport voor Ouderen) gebeurt bij voorkeur in een gemengde of mixgroep. Als deze op basis van ‘leeftijd’ wordt samengesteld, is het nodig dat mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en slechte coördinatie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen (chronisch zieken), en dus iedereen, op maat kan meedoen. Het ‘nieuwe/anders’ sporten van de nieuwe generatie is in het volgende totaalplaatje samen te vatten…...’Ik wil sporten omdat ik een/deze sportvorm uitdagend en plezierig vind en sportgericht is. Het motiveert mij. Ik wil vooral beleven, maar ook nog optimaal presteren en natuurlijk op maat. Dat wil ik samen doen met sporters van ongeveer dezelfde leeftijd. Het zelf een activiteit regelen en ontwikkelen, maakt het nog leuker. Een kartrekker begeleidt ons. De groep reguleert in principe alles zelf. Sport is voor ons vereenvoudigde wedstrijdsport (kleiner veld, minder spelers, ander materiaal) die we onderling beoefenen. Regels worden op de mogelijkheden van de groep en – zo nodig - op die van individuele spelers afgestemd. Samen een sport beleven door het uitvoeren van een eind(sport)vorm, is het belangrijkste. Naast voldoende beleving gaat het ons om het leren of verbeteren van sportvaardigheden. Ieder op eigen niveau. Het zelf en samen ontwikkelen van een sportvorm op de langere termijn is wenselijk. Dat doe je door elkaar te ‘al vragend’ te begeleiden of coachen, maar alleen als je dat zelf wilt. ‘Matig intensief’ bewegen is optimaal als dat gebeurt met driekwart inspanning van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen op fysiek (doelgericht handelen) en mentaal gebied (strategisch handelen). Een brede of allround ontwikkeling van de coördinatie is aan te bevelen. Veteranensport in een sportvereniging is voor veel deelnemers ‘lang’ een goed alternatief, maar is op een bepaald moment geen goed alternatief meer. Verenigingen kunnen vaak geen maatwerk leveren, sportregels worden vaak niet (voldoende) veranderd en er wordt alleen op gevorderd niveau door mannen of vrouwen (en apart) aan sport gedaan’.
De aanbeveling voor het ‘nieuwe of anders leven, sporten en ontwikkelen’ van de 55-plusser, is een ‘sociale innovatie’ en ook MBvO kan aan die nieuwe trend impulsen geven door haar activiteiten en wijze van deelnemen ‘anders’ te gaan doen. Deze ‘nieuwe’ trend in het sporten is in het SCP-rapport (2010) ‘Sport: een leven lang’, valt hier onder de ‘informele groepen’. Een wat scherpere definitie van wat onder ‘sport en sporten’ kan worden verstaan ontbreekt (nog). Dat stimuleren van sportdeelname door ouderen tot op hoge leeftijd, wordt wel toegejuicht. Maar ‘hoe’ en ‘onder welke condities’ blijft onduidelijk. Gemakshalve wordt dat gekoppeld aan de maatschappelijke taak van de georganiseerde sport. En die is competitief en op maximaal presteren volgens vast regels ingesteld. Het ‘kwartje’, dat de nu 55 tot 75-jarigen dat zelf kunnen regelen en ontwikkelen, is nog niet echt gevallen.
1 Mannen en vrouwen, gevorderden en beginners met betrekking tot de sportvorm, verschillen in conditie, gezonde sporters en met fysieke en soms geestelijke) beperkingen (zoals chronische ziekten). 2 Een ‘kartrekker’ is een meer deskundige medesporter: (oud) vakleraar LO, fysiotherapeut, (CIOS/S&B-)sporttrainer of MBvO-begeleider met sportervaring. 3 Keuze uit: sportgymnastiek, floorball (vier tegen vier), minivolleybal (vier tegen vier), indoorsoftbal (twee slagmensen en vier veldspelers; indoormateriaal), streetbasketball, waterbasketbal, tafeltennis, badminton, klein terreinvoetbal, klein terreintennis/pickleball, (nordic)wandelen, fietsen, zeilen, kajakken, ….Periodiek kunnen er ook evenementen aan bod komen zoals outdoor, zwerf- of oriëntatietochten al of niet met klimactiviteiten in binnen- of buitenland.
Elke activiteit geeft een bepaalde mate van plezier en de motieven daarbij zijn ook afhankelijk van je leeftijd c.q. je fysieke en mentale mogelijkheden. Als zestigjarige kies je daarom juist wellicht niet voor tai chi of nordic walken maar voor pickleball of mountain biken. Ben je tachtig dan is tai chi of nordic walken wellicht juist weer wél aantrekkelijk. Ter illustratie van het belang voor verschuiving van de inhoud en aanpak van MBvO naar meer MSvO zie een praktijkonderzoek van Jorn van Harwegen te Sittard in het kader van zijn masterthesis bij FONTYS Sporthogeschool, Sports & Wellness. Titel: Is MBvO nog van deze tijd?
In onze tijd kan niet van één groep ouderen worden gesproken. Er bestaat een kenmerkend verschil in instelling op ‘Sport & Leefstijl’ van de 55-75 jarigen en de 75 jarigen en ouder. Dat betreft zowel de keuze van sportvormen of –activiteiten als de wijze van deelnemen. De toekomstige generatie 55-plussers - geboren in de loop van de jaren zestig, zeventig en begin tachtig – zal in haar visie op hoofdlijnen een met de ‘nieuwe generatie’ sterk vergelijkbare instelling hebben.
Binnen de hiervoor gegeven typering gaat het vooral om sportontwikkeling en niet om sporttraining. Het verbeteren of op peil houden van kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen of snelheid heeft geen specifieke aandacht. Ontwikkeling is gericht op het optimaliseren van bewegingsactiviteiten. Daarbij is de beïnvloeding van coördinatie wel van belang. De aard van de sportvorm(en) doet daarop in meer of mindere mate een beroep en je coördinatie of het niveau van de beheerste ‘grondvormen van bewegen’ bepaalt het niveau waarop je functioneert (het doet, leert en ontwikkelt). Sportvormen kun je in drie categorieën van ‘fysieke of motorische coördinatie’ verdelen. Categorie A. Zoals bij wandelen of fietsen is ‘evenwicht houden of in balans blijven’ een fysieke voorwaarde en kennis van het materiaal of omgeving een mentale voorwaarde. Het betreft hier actie van je lichaam, alleen en in relatie met materiaal (je fiets). Categorie B. Het naast lichaamsacties reageren op het gedrag van een tegenstander en het zelf meer tactisch handelen, maakt tennis, badminton of tafeltennis wat coördinatie betreft complexer. Van dezelfde orde is dans of bewegen op muziek. Het instellen op de actie van een partner (en andere dansers in je omgeving) en van beide op maat en ritme van de muziek. Categorie C. Bij een doelspel als floorball of streetbasketball is dat qua coördinatie weer wat complexer omdat de anticipatie op het gedrag van meer (maar beperkt aantal) tegenstanders tegelijk, van invloed is op jouw gedrag c.q. je tactisch handelen. Dat is weer mede afhankelijk van de spelstrategie van je team. Er zijn dus weer meer beïnvloedende factoren. Je ontwikkelt jezelf qua bewegen optimaal als je de ‘net haalbare’ categorie kiest. In dat geval is de coördinatiecategorie voor jou ‘op maat’. Je niveau van je coördinatievermogen bepaalt wat je kunt.
Met het voorgaande in gedachte is sportgymnastiek een afgeleide of vereenvoudigde vorm van de sportvorm turnen. En met name de hieraan gerelateerde grondvormen van bewegen, zoals: wandelen, lopen en (niet al te explosief) springen onder andere op muziek; zwaaien aan toestellen als ringen, trapeze, touwen; balanceren op vaste en bewegende grondvlakken én door eigen actie en die van een ander; gooien en vangen van materialen. Een bijeenkomst begint met inwerken of ‘warming up’ gericht op wat volgt. Een balspel als afsluiting. Beleven, leren en ontwikkelen is de rode draad door elke groep van activiteiten of een sportvorm. Dat kost enig tijd dus verdient het aanbeveling een of twee ‘groepen’ van activiteiten drie maanden achtereen centraal te stellen. De keuze van de bewegingsactiviteiten is mede afhankelijk van beschikbare materialen. In de tijd gezien komen meerdere grondvormen enige tijd aan de orde. Dat zorgt voor leer- c.q. ontwikkeleffect. De volgende aan sport gerelateerde grondvormen van bewegen verdienen aanbeveling…. - Jongleren (gooien & vangen voor jezelf en met een ander). Vooral coördinatieniveau A (soms B). - Balanceren op vaste en bewegende grondvlakken met ondersteuning van elkaar. Coördinatieniveau A. Uit balans brengen respectievelijk in balans blijven door een combinatie van ontspannen uitgevoerde stoei- en zelfverdedigingsvormen uit het judo-, jiu-jitsu, boksen en/of karate. Coördinatieniveau C. - Zwaaien aan toestellen (ringen, trapeze, touwen). Coördinatieniveau A. - Bewegen op muziek (jazzgymnastiek en moderne muziekvormen) in verschillende tempi. Coördinatieniveau B. - Staand en dynamisch uitgevoerde lichaamsbewegingen in een mix van tai chi, chi neng quicong, (power)yoga en/of houdingsgymnastiek. Coördinatieniveau A. |