Beleven, leren en ontwikkelen van totaalplaatjes  - versie juni 2014
 
 
Basisinfo
 
 
 
Verdiepende info
Kartrekker
Coördinator
Leefstijlcoach
Achtergrond info
 
 
 
 
Ontwikkelen van fysieke en mentale coördinatie is het hele leven van het grootste belang. En zeker na je 55e . De opbrengst is het hoogst als je dagelijks probeert optimaal te functioneren. Je dus ‘voldoende’ te belasten. Leren van totaalplaatjes op een bepaald gebied, waarvoor het totaal aan de eigen mogelijkheden en ervaring optimaal wordt ingezet, is sterk aan te bevelen. Ontwikkeling vindt altijd weer op elk niveau plaats.  
 
Of je nu timmerman wilt worden, vakleraar lichamelijke opvoeding of filosoof, je hebt voor al deze beroepen kennis en kunde ofwel theorie en praktijk nodig. Per beroep zal dat aandeel verschillen. In welke mate je die kennis en kunde verwerft en toepast is afhankelijk van je mogelijkheden, kwaliteiten of competenties. Leren doe je door persoonlijke ervaring en vermogen. Al doende ontwikkel je visie over en opvattingen op een gebied, maar ook ‘wat’ en ‘hoe’ er iets in bijvoorbeeld een beroep toe doet. Zo kan een vakleraar veel sportvormen zelf uitvoeren en anderen leren hoe ze zich dat eigen maken. Door dat te doen ontwikkelt zo’n vakleraar zichzelf motorisch en didactisch. Maar dat gebeurt ook bij hen die dat ervaren. Aan de basis hiervan ligt het werkpatroon van ‘beleven, leren en ontwikkelen’ van een activiteit of een complex van activiteiten. Op elk gebied is daarbij het verwerven van een totaalplaatje nodig. Een plaatje dat zich in de loop van de tijd verbreed en verdiept. Een voorbeeld hiervan is: de fysiek en mentaal actieve, gezonde en zinvolle leefstijl - die de nieuwe generatie (geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig) aanspreekt. Dat kan het volgende plaatje opleveren (Timmers, 2010, 2012).             
 
Ik behoor tot de nieuwe generatie ouderen en ben daarom erg op beleven, leren en ontwikkelen ingesteld. Dit betekent dat ik fysiek en mentaal actief en ondernemend wil zijn op het gebied van (vrijwilligers)werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling, zoals ik trouwens al heel mijn hele leven ben. Mijn tijdbesteding en beleving is in balans. Naast mijn gezin, familie en vrienden, stel ik sociale contacten met - onder andere generatiegenoten - in clubs, netwerken of leefgemeenschappen, zeer op prijs. De hiermee samenhangende taken en activiteiten zijn afgestemd op mijn mogelijkheden (op maat). Binnen alle clubs wil ik beleven, leren en – op de langere termijn mezelf en samen met anderen - ontwikkelen. Ik probeer op veel gebieden optimaal te presteren. Het zelf en samen regelen en ontwikkelen van activiteiten, motiveert mij. Ik fungeer zelf als kartrekker of een kartrekker helpt mij daarbij. De groep doet het regelen en ontwikkelen zelf. Door takenverdelingen zorgen we voor gelijkwaardige inbreng van iedereen. We houden rekening met interesses en mogelijkheden van elkaar en proberen een samenwerkend leren en ontwikkelen te realiseren. We helpen en coachen elkaar in de regelmatige ontmoetingen. Optimaal participeren doet een beroep op je (motorisch) doelgericht en (cognitief) strategisch handelen. Het vereist een inspanning op driekwart van het persoonlijk maximaal coördinatievermogen. Dat is ‘matig intensief’. Met deze intenties is ontwikkeling in een sportclub, een studie- of ontwikkelclub en/of een hobby-/culturele club mogelijk. Het geeft ontspanning omdat de activiteit zelf en de wijze van deelnemen mij plezier geven. Dit alles gebeurt in een 55-plus club, waaraan iedereen kan deelnemen: mannen en vrouwen, met verschillen in kennis of ervaring, met goede en matige basismogelijkheden. De groep realiseert samen een (mentaal) veilige, verantwoorde en activerende leefomgeving’.
 
Zie ‘mens en omgeving’ als eenheid
De mens is ook een eenheid of totaalplaatje van lichaam, geest en omgeving(en) c.q. cultuur bij het functioneren op bepaalde gebieden. Een geheel van denken, handelen, voelen en waarderen. Bij dat laatste moet je denken aan het toekennen van meer algemene (bijvoorbeeld vanuit een beroep gedacht) en meer persoonlijke betekenissen en waarderingen. Dat plaatje en het plaatje van het gebied waarop je actief wilt zijn, worden gekoppeld ofwel  ‘op elkaar gelegd’. Er ontstaat  interactie en verandering.  

In onze samenleving is met name in de laatste decennia veel verandert en onze Nederlandse en Europese cultuur is meer multicultureel en veelvormig geworden. De snelheid waarin bijvoorbeeld sociale, economische, technologische veranderingen plaatsvinden verloopt sneller dan in het verleden. Zo’n dynamische samenleving maakt dat ons gedrag en onze visie op of opvattingen op vele gebieden verandert. Tenminste: als we vinden dat we ‘midden in de samenleving’ moeten blijven staan. Ook al ben je met ‘werk’ gestopt. Daarom is een actieve leefstijl aan te bevelen en nodig. De oude, vooroorlogse generatie liet zich in het algemeen meer leiden door wat er zich om hen heen gebeurde. Ze was en is meer volgend. De nieuwe en toekomstige generatie van 55-plussers streeft naar actie. Zo mogelijk een leven lang. En dat kunnen we zeker als we met z’n allen gemiddeld langer en gezonder leven. Actief zijn kun je als je jezelf voldoende gezond voelt om zelf gekozen of verplichte activiteiten of taken op het gebied van werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling met enige balans en in beleving voldoende te kunnen uitvoeren. Zinvol voor jezelf, voor anderen en je omgeving. We passen deze instelling toe op het sporten. Onderstrepingen geven de belangrijkste kenmerken aan.
 
’Ik wil sporten omdat ik deze sportvorm uitdagend en plezierig vind. Het motiveert mij. Ik wil vooral beleven, maar ook nog optimaal presteren en natuurlijk op maat. Dat wil ik samen doen met sporters van ongeveer dezelfde leeftijd. Het zelf een activiteit regelen en ontwikkelen, maakt het nog leuker. Een kartrekker begeleidt ons. De groep reguleert in principe alles zelf. Sport is voor ons vereenvoudigde wedstrijdsport (kleiner veld, minder spelers, ander materiaal) die we onderling beoefenen. Regels worden op de mogelijkheden van de groep en – zo nodig - op die van individuele spelers afgestemd. Samen een sport beleven door het uitvoeren van een eind(sport)vorm, is het belangrijkste. Naast voldoende beleving gaat het ons om het leren of verbeteren van sportvaardigheden. Ieder op eigen niveau. Het zelf en samen ontwikkelen van een sportvorm op de langere termijn is wenselijk. Dat doe je door elkaar te ‘al vragende’ te coachen, maar alleen als je dat zelf wilt.
‘Matig intensief’ bewegen is optimaal als dat gebeurt met driekwart inspanning van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen op fysiek (doelgericht handelen) en mentaal gebied (strategisch handelen). Voldoende intensief sporten en in clubverband is gezond. Het ontspant omdat zowel de sportvorm als de wijze van deelnemen je plezier geeft. Iedereen kan eraan deelnemen: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen (chronische ziekten). De groep zorgt voor een veilige, verantwoorde en activerende (sport)omgeving. 
  
 
De keuze van een activiteit én de ‘wijze van deelnemen’ aan een club activeert de sporter. Het zet aan tot optimaal en op maat bewegen en tot zelfstandig, zelfregulerend en zelfverantwoordelijk handelen. In zo’n 55-plus club staat het samenwerkend beleven, leren en ontwikkelen centraal. De sporter zelf, de medesporter en de kartrekker zoeken samen naar oplossingen van sportproblemen en proberen goed met de verschillen van elkaar in zo’n club om te gaan. We gaan uit van clubs die voor iedereen toegankelijk zijn. Dit ongeacht leeftijd, of je man of vrouw bent, gevorderde of beginner, valide of minder valide sporter en je kennis- of conditieniveau. Er wordt veilig, verantwoord en inspirerend samengewerkt.  
 
Het totaalplaatje van sportgerichte ontwikkelervaringen
‘Beleven-Leren-Ontwikkelen’ en ‘Bewegen-Sporten’ zien we als de twee pijlers van een actieve leefstijl. Ze zijn voor de mens van fundamenteel belang. Sporten is een aspect van het leefgebied ‘ontspanning’ en ‘sport’ is in dit verband ‘elke bewegingsactiviteit die zich als sportvorm binnen de competitiesport heeft ontwikkeld en die in meer vereenvoudigde vorm (kleiner speelveld, minder spelers en in het algemeen desnoods met meer aangepaste regels) het onderling en op maat sporten, mogelijk maakt’. De essentie - het meest kenmerkende van een competitie–sportvorm - blijft bij die vereenvoudiging behouden. De 55-plusser wil het liefst breed sportgericht bezig zijn en dus wekelijks meerdere sportvormen beoefenen. Wat wel omnisporten wordt genoemd. Als je alleen al de bedoeling of essentie van een (competitie-)sportvorm toepast ‘sport’ je. Fiets je ‘zo hard mogelijk van A naar B’ dan sport je. Ook al ben je op weg om een boodschap te doen. Doe je datzelfde om de trein te halen, dan is het fietsen alleen ‘verplaatsen van A naar B c.q. het station’ en ontbreekt een sportbedoeling. De essentie van de wielersport is: ‘zo hard mogelijk een bepaalde afstand fietsen’. Dat doel ontbreekt in het laatste voorbeeld. Dagelijks een tot twee uur ‘matig intensief’ sporten is een goede aanvulling op veel, gevarieerd, maar qua intensiteit ‘gemiddeld’ bewegen op een dag. Het is één voorbeeld van een zelf gekozen optimaal actieve, gezonde en zinvolle dagbesteding.     
 
Motorisch – Sociaal - Affectief – Cognitief leren en ontwikkelen 
‘Ontwikkelen’ is te onderscheiden naar gerichtheid en aard. Naar gerichtheid betekent investeren in de toekomst door dat te doen in jezelf, in de relaties met anderen, in de omgeving en in het inspireren van anderen. ‘Ontwikkelen’ is daarnaast naar aard verschillend: motorisch, sociaal, affectief (gevoel) en cognitief. Leren en ontwikkelen ontstaat door eerst te beleven: een sportvorm direct in z’n geheel uit te voeren. Bijvoorbeeld vier tegen vier volleyballen of floorballen. Spel- en speelregels zijn of worden hierbij aan het niveau van de groep, team of individuele speler aangepast om iedereen op eigen niveau te laten deelnemen. Spelregels gelden als ‘verplicht’ in toepassing en speelregels ‘kunnen’ worden toegepast. Bij voetbal mag ik de bal niet met de hand spelen (spelregel), maar het ‘man tegen man’ spelen kan ik niet of wel doen (speelregel).
Is die beleving van zo’n eindvorm positief, dan wil je zo’n activiteit meestal ook verbeteren. Elke sportvorm bestaat uit te leren vaardigheden, zoals bij volleybal het bovenhands spelen van de bal, en alle vaardigheden samen zorgen voor een volleybalontwikkeling. Je gaat het spel technisch en tactisch beter spelen. Volleybal is één van de sportvormen die in de Nederlandse sportcultuur redelijk populair is en een plaats heeft gevonden. Doe je aan volleybal, dan conformeer je jezelf voor een stukje aan de Nederlandse sportcultuur. Elke sportvorm en elke beweegactiviteit die je uitvoert draagt bij aan het persoonlijke totale sport- en beweegplaatje ofwel je motorische, sociale, affectieve en cognitieve ontwikkeling. Behalve technische volleybalvaardigheden (motorisch), leer je ook tactisch te spelen en mede- en tegenspelers te begeleiden of coachen (sociaal), motiveer je anderen (affectief); leer je spelregels op de mogelijkheden van elkaar af te stemmen en leer je jezelf en anderen hoe die zichzelf iets kunnen (aan)leren of ontwikkelen (cognitief). Fysieke en mentale ontwikkeling gaan hierbij hand in hand.
De mate waarin die ontwikkeling op een bepaald moment in je bestaan vorm en inhoud kan krijgen, is afhankelijk van je mogelijkheden en je leer- en ontwikkelervaringen tot op dat moment. De keuze van sportvormen en de wijze van deelnemen maken duidelijk welke plaats je in de sportsamenleving of sportcultuur wilt innemen. Wil je presteren, er iets van maken, of zie het sporten gewoon als een kwestie van bezig zijn, je tijd vullen. Bij dat ‘iets van maken’ kun je denken aan het optimaal willen participeren. Optimaal betekent dan: je matig intensief inspannen door een activiteit of taak op driekwart of vijfenzeventig procent van je persoonlijk maximaal fysiek en mentaal coördinatievermogen uit te willen voeren. Of het ‘optimaal’ is hangt ook af van de complexiteit van een activiteit of taak. Die is bij fietsen minder dan bij een balsport als volleybal. Dat brengt ons bij de keuze op welk coördinatie- en gezondheidsniveau iemand wil functioneren.   
 
Coördinatieniveaus
Optimaal belasten doe je, zoals gezegd, op fysiek en mentaal coördinatieniveau. We onderscheiden de volgende drie niveaus. Op basaal niveau. Bij wandelen of fietsen gaat het om al verplaatsend je ‘evenwicht te behouden’. Dat is een fysieke voorwaarde en kennis van het materiaal of omgeving een is een mentale voorwaarde. Het is vooral ‘actie’ van jouw lichaam in relatie met materiaal (zoals je fiets). Mentaal gezien gaat het om juist materiaalgebruik en de instelling op het leveren van een duurinspanning.
Gemiddeld niveau. Het naast lichaamsacties reageren op het gedrag van een tegenstander en het zelf meer tactisch handelen, maakt tennis, badminton of tafeltennis wat coördinatie betreft complexer. Van dezelfde orde is dans of bewegen op muziek. Het instellen op de actie van een partner (en andere dansers in je omgeving) en van beide op maat en ritme van de muziek. Mentaal gezien gaat het om kennen van regels en hoe je welke vaardigheden kunt leren. Hoog niveau. Een doelspel als floorball of streetbasketball is weer complexer omdat het gedrag van mede- en tegenspelers jouw spelgedrag beïnvloedt. Ofwel je tactisch handelen. En dat sluit weer aan bij de spelstrategie van je team. Dat en kennis van hoe jezelf verder kunt ontwikkelen bepaalt het mentale niveau.      
De niveaus van coördinatie hangen dus samen met het geheel van: motorisch, sociaal, affectief en cognitief en elk in per activiteit en persoon verschillende mate.  
 
Niveaus van gezondheid
Ook mate van gezond handelen, speelt op vier niveaus. Gezondheid is hier ‘breed’ opgevat als een streven naar welbevinden in je leven, met anderen en in omgevingen. Alleen al door deel te nemen aan een club (sociaal gezien) en te kiezen voor een sportvorm of een activiteit die je plezier geeft of uitdaagt, functioneer je op gezondheidsniveau 1. Op niveau 2 functioneer je als je daarnaast dagelijks veel en gevarieerd beweegt (fysiek) en onderneemt (sociaal). Dat doe je met een voor je gevoel ‘gemiddelde inspanning of belasting’: op ongeveer vijftig procent van je mogelijkheden. Niveau 3 bereik je als 55-plusser, wanneer je dagelijks een tot twee uur ‘matig intensief’ sport of wanneer je een tot drie uur met ‘matig intensieve inspanning’ leert en ontwikkelt. Op gevoel op driekwart van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen. Of je jezelf optimaal kunt inspannen hangt ook af van de aard van een activiteit. Een laatste en belangrijkste factor die bijdraagt aan je gezondheid is: de ‘wijze van deelnemen’ aan een activiteit ofwel het ‘functioneren in een club’. Een optimaal participeren daarin brengt je op gezondheidsniveau 4. Op maat en optimaal fysiek, sociaal en mentaal functioneren doe je door te zorgen voor een mix van beleven, leren en ontwikkelen en het aanpassen van regels aan de groep, een team of jezelf. Zelfstandig kunnen sporten vereist enige sport- of bewegingsdidactische kennis. Er is ook mentale inspanning en kennis vereist over ‘wat’ je ‘wanneer’ en ‘hoe’ het beste kunt leren of verbeteren. Daarbij is hulp van je clubgenoten en de kartrekker nodig. Zelfstandig sporten vereist fysieke, sociale en mentale inspanning. In zo’n club is dat, al samenwerkend, het beste mogelijk. Om voldoende 55-plussers bijeen te krijgen is een mixgroep van mannen en vrouwen, gevorderden en beginners, met voldoende en weinig conditie, gezonde sporters en sporters met fysieke beperkingen (chronische ziekten), voor de hand liggend. Dat doet een sterk beroep op de sociale vaardigheden van elke deelnemer aan zo’n groep.
 
Wat wil en kun je op beide niveaus optimaal presteren? Het is een eigen keuze en een uitdaging voor actie van jezelf en van anderen in die omgeving.
 
Baserende literatuur ....zie link naar LITERATUUR
Aleman, A. (2012). Het seniorenbrein. De ontwikkeling van onze hersenen na ons vijftigste. Baars, J. (2007). Het nieuwe ouder worden. Paradoxen en perspectieven van leven in de tijd. Baltes, P.B., Reuter-Lorenz, P.A. & Rösler, F. (2007) Lifespan development and the brain. The perspective of bicultural co-construcvism. Cambridge University Press. Baumeister, R.F. & Tuerney, J. (2012). Bolhuis (1995) Leren en veranderen bij volwassenen. Brooks, D. (2011). Het sociale dier. De verborgen oorsprong van liefde, karakter en succes. Caluwé, L. de, & Vermaak, H. (2002). Leren veranderen. Een handboek voor de veranderkundige. Chopra, D. & Tanzi, R. (2013). Superbrein. Nieuwe hersenwegen naar geluk en gezondheid. Damasio, A. (2010). Het zelf wordt zich bewust. Hersenen, bewustzijn, ik. Dijksterhuis, A.(2009). Het slimme onbewuste. Denken met gevoel. Goldberg. E. (2007) De wijsheidparadox. Hoe het verstand groeit terwijl de hersenen ouder worden. Houben,P. (2009). Interactief levensloopbeleid. Vensters en gereedschap om de tweede levenshelft vorm te geven. Kahneman, D.(2012). Ons feilbare denken. Keizer, B. (2012). Waar blijft de ziel? Kolk H. (2012). Vrije wil is geen illusie. Hoe de hersenen ons vrijheid verschaffen. Korthagen, F., Koster, B., Melief, K., & Tigchelaar, A. (2002). Docenten leren reflecteren. Laar, T. van de & Voerman, S. (2011). Vrije wil. Discussies over verantwoordelijk, zelfverwerkelijking en bewustzijn. Lange, B. de (2012). Breinbewust leven. Dement worden? Vergeet het maar. Mieras, M.(2009). Ben ik dat? Wat hersenonderzoek vertelt over onszelf. Mulder,T.(2009), De geboren aanpasser. Over hersenen, beweging en verandering. Ramachandran, V. (2011). Zo werkt ons brein echt. Wat fouten in de hersenen ons leren. Sitskoorn, M. (2008). Het maakbare brein. Gebruik je hersens en word wie je wil zijn. Sociaal Cultureel Planbureau (2010). Wisseling van de wacht: generaties in Nederland.Timmers, E. & M.J. Mulder (2006), Didactiek voor Sport en Bewegen. Timmers, E. (2007). Voor applaus moet je het niet doen! Ontwikkelen van (beter) leren sporten en bewegen!. Timmers, E. (2010). Sport op maat. Handreikingen voor een fysiek en mentaal actieve leefstijl van je 35e tot je 100e. (2012) Activo's doen het anders, op maat en zeker na hun 50e . Een praktische filosofie voor een fysiek en mentaal actieve leefstijlontwikkeling . Nieuwegein: ARKO Sports Media. Verhaeghe, P. (2012). Identiteit. Verkuylen, M. (2010). Identiteit en diversiteit. Zee, E. van der (2012). Het vitale brein. Hoe de hersenen sterk en dynamisch te houden. Zwart, C. & Middel, B.(2005). Omvormen van jezelf en de wereld om je heen. Een uitnodiging tot de ontwikkelkunde.



© Copyright 2009, alle rechten voorbehouden - OldAction - E. Timmers