OldAction basisboek SOM voor 55-plus Sport & Leefstijl

 

Dit boek beschrijft hoe het sporten van de 55-plusser in de eigen sportclubs vorm en inhoud kan krijgen. Het richt zich vooral op de nieuwe generatie, die is geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig. Het is een ‘vertaling’ van meerdere ontwikkelingsonderzoeken en publicaties op het gebied van ‘actief leren onderwijzen’. Zie het laatste deel. In de ‘ideale’ 55-plus sportclub gebeurt het volgende:

......
'Ik wil sporten omdat ik deze bepaalde sportvorm uitdagend en plezierig vind. Het motiveert mij. Ik wil vooral beleven, maar ook nog optimaal presteren en natuurlijk op maat. Dat wil ik samen doen met sporters van ongeveer dezelfde leeftijd. Het zelf een activiteit regelen en ontwikkelen, maakt het nog leuker. Een kartrekker begeleidt ons. De groep reguleert in principe alles zelf. Sport is voor ons vereenvoudigde wedstrijdsport (kleiner veld, minder spelers, ander materiaal) die we onderling beoefenen. Regels worden op de mogelijkheden van de groep en – zo nodig - op die van individuele spelers afgestemd. Samen een sport beleven door het uitvoeren van een eind(sport)vorm, is het belangrijkste. Naast voldoende beleving gaat het ons om het leren of verbeteren van sportvaardigheden. Ieder op eigen niveau. Het zelf en samen ontwikkelen van een sportvorm op de langere termijn is wenselijk. Dat doe je door elkaar te ‘al vragende’ te coachen, maar alleen als je dat zelf wilt.
‘Matig intensief’ bewegen is optimaal als dat gebeurt met driekwart inspanning van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen op fysiek (doelgericht handelen) en mentaal gebied (strategisch handelen). Voldoende intensief sporten en in clubverband is gezond. Het ontspant omdat zowel de sportvorm als de wijze van deelnemen je plezier geeft. Iedereen kan eraan deelnemen: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen (chronische ziekten). De groep zorgt voor een voor iedereen veilige, verantwoorde en activerende (sport)omgeving’.


Deze tekst is op lees- en planniveau 1 en bestemd voor kartrekker, coördinator en/of leefstijlcoach.
Voor het tweede basisboek: zie bij ACTIEVE LEEFSTIJL.

SPORT OP MAAT (2010) Handreikingen voor een fysiek en mentaal actieve leefstijl van je 35e tot je 100e (2010)

De mens is op spelen of sporten, leren en ontwikkelen ingesteld. Het zijn aspecten van een actieve leefstijl. Dat betekent dat je ondernemend en initiatiefrijk bent, je dagelijks met vele gevarieerde zaken bezig bent en onder andere veel tijd aan het sporten besteed. Maar omstreeks je 35e ontstaat vaak een eerste noodzakelijke bezinning op wat je op sportgebied aan het doen bent en hoe je dat doet. Het sportaanbod en de sportbeleving blijkt niet altijd op je mogelijkheden en interesses aan te sluiten. In de verschillende leeftijdsfasen verschuift bij de meesten de instelling van meer prestatiegericht naar meer belevingsgericht. In dit boek wordt theorie en praktijk gecombineerd en is er veel aandacht voor het sporten in de verschillende leeftijdsfasen. Hoe kun je het sporten in die verschillende leeftijdsfasen zelf organiseren, optimaal en op maat én achtereenvolgens kunt beleven, leren en ontwikkelen? ISBN: 978-90-5472-132-1. Omvang: 184 pagina’s.

Dr. Edwin Timmers (1944) was vakleraar Lichamelijke Opvoeding; opleider, directeur en onderwijsontwikkelaar aan de voormalige Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Groningen. Hij is onderwijskundige en vak-/sportdidacticus. In 2008 richtte hij OldAction op. Een groep oud-vakleraren LO en oud-opleiders van ALO’s promoot de actieve leefstijl van vooral vijftig-vijfenvijftig plussers. Zie verder OA-ONTWIKKELGROEP.

 

Hierna volgen samenvattingen per hoofdstuk. Aan het eind daarvan bestaat de mogelijkheid het gehele bestand van ‘Sport op Maat’ te downloaden.

 

Hoofdstuk 1 Ontwikkeling van het sporten
De sport in Nederland heeft zich vanaf 1970 sterk ontwikkeld. Er zijn veel sportvormen bij gekomen, de sport is weliswaar nog steeds overwegend competitief en maximaal prestatiegericht, maar kan ook steeds meer recreatief en belevingsgericht worden beoefend. Ze is voor steeds meer doelgroepen bedoeld. De 55-plus sport bijvoorbeeld is bedoeld voor: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen, zoals net chronische ziekten. Sportgebieden en sportvormen vereisen een grote variëteit aan sportfuncties en motieven. Sporten is – in de ruime opvatting – ook tegelijk spelen. Zowel de aard van een activiteit als ‘de wijze van deelnemen’ kunnen mensen tot sporten motiveren. Het gaat dan om het plezier een sportvorm te beoefenen. Voor 35-plussers is sporten ook nog wel trainen, voor 55-plussers is sporten geen trainen meer, maar ontwikkelen. Vorm en coördinatie gaan hierbij hand in hand. Het belang van het optimaal sporten op maat is groot. Conditie (of lichamelijke voorwaarden), je sportniveau en manier van sporten, veranderen in de loop van de tijd. Sporten in vooral een 55-plus groep betekent rekening houden met onderlinge verschillen. Voor onderling sporten is regelverandering nodig. De sportvorm wordt afgestemd op de groep sporters en soms op individuele sporters en sportvorm en verandert. Allround sporten is aan te bevelen: sport dagelijks, gevarieerd en een of twee uur.


Hoofdstuk 2 Sporten op maat

Binnen het vrije of het recreatief-belevingsgerichte sporten kunnen sportvormen makkelijker op maat worden gemaakt. De spel- en speelregels van een sportvorm stellen de deelnemers zelf vast. Het vrije, meer zelf gereguleerde sporten vindt zowel binnen als buiten de sportvereniging in ‘clubs’ plaats. Ze krijgen een plaats naast het competitief-wedstrijdgerichte aandeel in een vereniging. Aanpassen van een sportvorm door regels te veranderen zorgt voor afstemming op de mogelijkheden van een groep. Eén aspect van die afstemming richt zich op de manieren waarop sporters willen sporten. Het kan bijvoorbeeld vooral gaan om het willen presteren of om te showen. Motieven spelen een rol bij de keuze van een sportvorm of de wijze van deelnemen. Ze zeggen iets over je instelling. Met je leeftijd veranderen interesses en dus ook je motieven. Je gaat andere zaken belangrijk(er) vinden. Een onderscheid in vier sportfasen die deels met de leeftijd samenhangen is zinvol bij het vormen van clubs binnen of buiten een sportvereniging. Met toename van leeftijd is vaak ook sprake van een meer zelfstandig, zelfsturend, kortom meer zelfverantwoordelijk handelen. Dat biedt de opzet van een eigen sportclub kansen bij het zelf regelen en sporten.

 

Hoofdstuk 3 Kiezen van sportgebieden en sportvormen

Je kiest sportvormen omdat ze je aanspreken, de deelname eraan motiveert je. Besef dat het zowel om de activiteit zelf als de ‘manier waarop je deelneemt’ gaat. Er is onderscheid in sportgebieden (balspelsporten) en sportvormen (floorbal). Elke sportvorm heeft een kenmerkende bedoeling. Bij volleybal is dat: de bal aan de andere kant van het net op de grond terecht laten komen. Vandaar dat we volleybal een trefvlakspel kunnen noemen. De echte eindspelvorm van volleybal is ‘zes tegen zes’. Inmiddels kennen we ook beachvolleybal, een twee tegen twee spel in het zand. Bij het leren volleyballen op school en in de zaal kan de opbouw zijn: twee tegen twee, drie tegen drie, vier tegen vier of minivolleybal tot uiteindelijk zes tegen zes. Dat zijn allemaal eindspelvormen. De bedoeling blijft steeds dezelfde. De essentie van volleybal blijft gehandhaafd hoewel spelvormen variëren in technische en tactische complexiteit en eigen spelregels kent. Alle voor 35-plussers relevante sportgebieden en sportvormen zijn beschreven. Zie ook bij SPORTVORMEN.

 

Hoofdstuk 4 Het sporten anders organiseren

Ook als je fysieke problemen hebt is optimaal sporten mogelijk. De meeste sportvormen kunnen erop worden afgestemd. Hoe maken we een ideale en ‘vrije’ sportclub? ‘Vrij’ beteken: de groep regelt zelf de opzet en de wekelijkse ‘wijze van deelnemen’ en bewegingsactiviteiten van een club. We onderscheiden sportverenigingen, commerciële sportorganisaties en private sportclubs. Die laatste kunnen ook binnen een sportvereniging ontstaan. Ook het elkaar coachen staat in zo’n ‘vrije sportclub’ centraal. De ideale – en met name 55-plus - sportclub wordt beschreven. Het oplossen van sportproblemen is de kern van leren en ontwikkelen en dat doe jezelf al of niet met hulp van medesporters. De kartrekker is hier een van. De didactiek van groep en kartrekker is indirect, vraaggericht en op de persoon toegespitst. Voor het oplossen van sportproblemen zijn schema’s, werkpatronen en vuistregels nodig. Daarmee is het zelf sporten te leren en te ontwikkelen.

Met name in een 55-plus groep is het onderling omgaan met verschillen in sportniveau, in conditieniveau (je coördinatievermogen) en in interesse of instelling (op samenwerken of individueel presteren gericht) van belang. De opzet van een sportclub is lokaal verschillend, zo ook het verkrijgen van financiële en materiële ondersteuning. Een lokale coördinator begeleidt de kartrekkers door regelmatig met elkaar te overleggen. Daardoor leert iedereen van elkaar.

Voor verdere informatie zie CLUBVORMING en voor een voorbeeld van een lokale opzet en aanpak, zie bij VOORBEELD CLUBVORMING.


Hoofdstuk 5 Leren het sporten te ontwikkelen

Bewegen en Sporten en Leren en Ontwikkelen zijn fundamentele dagelijkse activiteiten van de mens naast andere activiteiten en taken op het gebied van werk, zorg en ontspanning. We beschrijven in het algemeen de achterliggende leer- en ontwikkelprincipes. Kenmerkend voor leren en ontwikkelen is, dat het zowel bewust als – vooral - onbewust plaatsvindt. Dat handelen, denken, voelen en waarderen samengaat evenals het motorisch, sociaal en cognitief leren. Dat onbewust leren is het sterkst bij het van sportvaardigheden, zoals het gooien en vangen van een bal. Oplossen van sportproblemen doen we daarentegen meer bewust. Leren hoe je jezelf en anderen iets kunt leren ofwel ontwikkelen vereist het je eigen maken van schema’s, werkpatronen en vuistregels op het niveau van een sportvorm. Een totaalplaatje dus. Jojo’end tussen theorie en praktijk is evaluatie (deel) van leerervaringen en reflectie op ontwikkelervaringen (totaal) en die van anderen, bij een sportvorm, van belang.

Leerprincipes of vuistregels zijn het belangrijkste bij het oplossen van sportproblemen. Niet alleen optimaal fysiek bezig zijn is van belang, ook het optimaal c.q. diepgaand nadenken is belangrijk. Door beter te bewegen word je ook slimmer en als je slimmer wordt ga je beter bewegen. Activerende sportomgevingen bestaan al, of zullen door een groep zelf moeten worden gecreëerd. Projectmatig werken met cyclische processen maakt leren en ontwikkelen kansrijk. Voor een praktische uitwerking zie bij SPORT ONTWIKKELEN.   

 

Hoofdstuk 6 Ontwikkelen van een actieve leefstijl

Het ontwikkelen van een actieve leefstijl omvat bewegen en sporten. Actief zijn wordt hier in ondernemende, fysieke en mentale zin bedoeld. Beleven, leren en ontwikkelen is op elk gebied van toepassing. Het is tegelijk investeren in jezelf en in je toekomst, in je woonomgeving, in je relaties met anderen en in je vermogen tot inspirerend communiceren met anderen. Actief leven is vaak ook gezond en zinvol. Zinvol en actief gaan samen in het periodiek uitvoeren van activiteiten en taken op het gebied van werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling. Een tijdbesteding, die je mede invult op basis van je ervaringen uit en je kijk op het verleden, het heden en je toekomst. De dosering, het ermee in balans zijn, is belangrijk. Van dat alles moet je willen en kunnen genieten. Projectmatig handelen geeft structuur aan activiteiten en taken en brengt ‘lijn’ in wat je wilt ontwikkelen. Bijvoorbeeld je kernkwaliteiten. Leren en ontwikkelen, doe je op basis van positieve belevingen en maken zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen mogelijk.

 

U kunt bovengenoemd boek kopen bij SPORTS MEDIA, Nieuwegein of hier downloaden: pdf-SOM .

Ontwikkelingsonderzoek voorafgaand aan beide basisboeken: van 1999 tot 2010
Aan beide basisboeken is een traject van projecten/ontwikkelingsonderzoek en publicaties op het gebied van Lichamelijke Opvoeding, (jeugd)sport en opleiding van vakleraren LO in de periode van 1999 tot 2010, voorafgegaan. Het is het verhaal van de conceptontwikkeling van ‘Actief leren (en) onderwijzen’. Uiteindelijk is het vertaald in een ‘totaalplaatje’ van ‘sociale innovatie op het gebied van 55-plus Sport & Leefstijl’, zoals te vinden is op deze site.
Kenmerkend voor het concept ‘Actief leren onderwijzen’ , alsmede van het latere ‘Actief leven, sporten en ontwikkelen’, is het creëren van activerende omgevingen, waarin het zelfstandig alleen en samen beleven, (motorisch, sociaal, cognitief) leren en ontwikkelen (leren hoe te leren of leren hoe je anderen iets kunt (aan)leren) essentieel is. Sociaal leren doe door het leren spelen van rollen als aanvoerder, coach, scheidsrechter en/of begeleider/trainer en door het uitvoeren van taken die het samenwerkend leren bevorderen. Het zelfstandig leren en ontwikkelen vereist het kunnen toepassen van schema’s-modellen, werkpatronen-procedures en vuistregels-principes en bij het leren oplossen van bewegingsproblemen c.q. het uitvoeren van bewegingsthema’s. Ter bevordering van het leren en ontwikkelen wordt veel van transfer gebruik gemaakt. Bij het leren oplossen van ensceneringsproblemen c.q. het uitvoeren van ensceneringsthema’s staat ‘leren hoe te leren’, het ‘samenwerkend leren’ en het ‘leren omgaan met verschillen van elkaar’ centraal.
Dat alles is - vanaf 1999 - bij verschillende doelgroepen ontwikkelt en onderzocht. Omgevingen zijn ‘activerend’ als dát ook de persoonlijke waarneming van een deelnemer is en de activerende kenmerken door hem of haar worden herkend en erkend. Activering verandert gedrag en opvattingen van betrokkenen.
Met dit concept is gestreefd naar een relatief compleet, consistent en expliciet geformuleerd geheel van opvattingen en handelingsaanbevelingen. Een theorie die praktisch is toe te passen en een praktijk die theoretisch voldoende is verantwoord. Theorie en praktijk worden in de loop van de tijd steeds beter op elkaar afgestemd. Al ontwikkelend ontstaat op deze manier zowel een meer lokale en een meer algemeen geldige en betere praktijktheorie over bijvoorbeeld het LO-onderwijs op VO-scholen of de (jeugd)sport.

Er is vanaf 1999 met een grote groep vakcollega’s LO, opleiders aan Academies voor Lichamelijke Opvoeding, sporttrainer-coaches en sporters, studenten van een lerarenopleiding en leerlingen in het voortgezet onderwijs, gewerkt aan de ontwikkeling van activerende onderwijsleerwerk/ LO- en sportomgevingen. Het levert beschrijvingen op van organisatie, programma’s, didactische onderwijs- c.q. trainingsmethoden en toets- en beoordelingscriteria van leer- en ontwikkelervaringen (motorisch, sociaal en cognitief). Alsmede de ontwikkeling van zelfstandigheid/ zelfsturend vermogen/ zelfverantwoordelijk handelen van betrokkenen. Het levert een ‘totaalontwerp’ of ´regelconstructie‘ van het ‘actief/ontwikkelend’ leren en onderwijzen  of sporten.

De volgende projecten zijn in de periode 1999- 2007 uitgevoerd:   

 *Van 1999 tot en met 2003 is een (promotie)onderzoek uitgevoerd naar de vormgeving en de effecten van ‘krachtige leerwerkomgevingen van Leraren In Opleiding (LIO’s)’ in een hbo-opleiding, de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Groningen (Timmers, 2003).
Van 2003 tot en met 2007 is door verschillende groepen opleiders, vakleraren LO en sporttrainers vervolgonderzoek gedaan naar de toepassing van ‘Actief leren onderwijzen’ in de Lichamelijke Opvoeding van het voortgezet onderwijs en in de jeugdsport. In de periode vanaf 2004 tot 2007 kreeg dat vorm in de volgende projecten: 

- Ontwerpen van modules voor ‘Actief Leren Onderwijzen’ ten behoeve van stagecoaches bij de begeleiding van ALO-studenten en hun eigen leerlingen.
- Professioneel professionaliseren op basis van loopbaanverhalen van vakleraren en vierdejaars ALO-studenten over de door hen zelf waargenomen professionele ontwikkeling.
- In een netwerk of community of practice leren vakcollega’s van en aan elkaar hoe bewegings- didactisch handelen en actief leren en ontwikkelen gepraktiseerd wordt.
- Evaluatieonderzoek naar de kwaliteit van de Lichamelijke Opvoeding in een landelijke onderzoek door het Mulier Instituut. Vierdejaars ALO-studenten voeren in het kader van een stage een evaluatieonderzoek op hun school uit. Hoe ziet het bewegings- c.q. sportonderwijs in VO-scholen eruit en wat leren leerlingen in LO-lessen?
- Actief leren onderwijzen was van 2000 tot 2010 een internationale onderzoektrend binnen Instituten voor Sport & Lichamelijke Opvoeding onder de noemer: Teaching Games For Active Learning. In een samenwerkingsproject ESEP (universiteiten van Gent, Praag, Porto en de Hanzehogeschool, Groningen) zijn didactische programma’s en leermiddelen ontwikkeld die het zelf ontwikkelen of ‘leren hoe te leren bevorderen’.

Projecten c.q. ontwikkelingsonderzoeken hebben een reeks van publicaties opgeleverd. Concepten daarvan zijn integraal in pdf- bestanden toegevoegd en (gratis) te downloaden bij Experts over Leefstijl, sporten en ontwikkelen
 
*Timmers, E. (2003), ‘Krachtig’ opleiden van vakdocenten bewegingsonderwijs. Een onderzoek naar de effecten van een ‘krachtige’ leerwerkomgeving op de professionele ontwikkeling van Leraren In Opleiding'. Proefschrift. Haarlem: De Vrieseborch. Kern: activerende leerwerkomgevingen voor aanstaande professionals.
*Timmers, E. (Red.) (2005), Actief leren onderwijzen. Activerende didactiek voor meer gemotiveerd en actief leren bewegen en sporten. Haarlem: De Vrieseborch. Kern: uitwerking van activerende leeromgevingen voor leerlingen op VO-scholen.
*Timmers, E. & M.J. Mulder (2006), Didactiek voor Sport en Bewegen. Baarn/Haarlem: Tirion/ De Vrieseborch. Kern: actief leren onderwijzen door vakleraren LO en leren sporten door sporttrainers.
*Timmers, E. (2007). Voor applaus moet je het niet doen! Ontwikkelen van (beter) leren sporten en bewegen! Baarn: De Vrieseborch/Tirion. Kern: actief ontwikkelen op het gebied van Sport & Leefstijl.
*Schrijverscollectief HIS (2008). Slim leren hoe te leren spelen of sporten. Schema’s, werkpatronen en vuistregels voor het zelfstandig didactisch handelen. Groningen: interne HIS- publicatie. Kern: het spelen of sporten zelf ontwikkelen. Bestanden zijn in te zien en eventueel te downloaden bij SPORT ONTWIKKELEN.
*(2009). Ontwikkelen van het (beter) leren en sporten op school: van 1970-2010. Over lijnen en relaties in de vakdidactiekontwikkeling van de Lichamelijke Opvoeding in Nederland vanuit een bewegingsonderwijskundig perspectief. Nieuwegein: Arko Sports Media. Kern: ontwikkeling van het beroep van 'vakleraar Lichamelijke Opvoeding (LO)'. 

De kern van de voorgaande publicaties en projecten is het 'actief en zelfstandig (alleen en vooral samen) leren onderwijzen' te promoten en het samenwerkend leren en ontwikkelen te bevorderen. Dat laatste gold ook voor de ontwikkelaars-onderzoekers, vakgroepen en opleidingsteams. Conclusie van het totale ontwikkelingsonderzoek is …

….. ’Het concept Actief leren onderwijzen/ontwikkelen vereist een goede scholing die betrokkenen zelfstandig ter hand moeten willen nemen. De werkwijze inspireert en motiveert zowel vakleraren, sporttrainers als deelnemers zelf. Voor de al ervaren en/of kwalitatief goede (aanstaande) vakleraar LO of sporttrainer kost het verwerven van deze methode twee tot drie jaar aan ontwikkeling. Uiteraard mede afhankelijk van de mogelijkheden van de doelgroep. Coaching op afstand van de lesgevers is gedurende deze periode aan te bevelen. Pas in de loop van een ontwikkelperiode gaan ook de deelnemers meer beleven, leren en ontwikkelen. De opbrengst voor deelnemers, kartrekker en coördinator kan qua beleving, leren en ontwikkeling en in de loop van de tijd aanzienlijk zijn. De mate waarin hangt af van de kwaliteiten/competenties en de mogelijkheden van betrokkenen’…..

Op basis van de projectervaringen zijn de volgende vervolgaanbevelingen van belang. Deze zijn opgenomen in het concept ‘actief leven, sporten en ontwikkelen’ in de periode van 2010 tot en met 2016 en zoals dat op de site is beschreven.

Aanbeveling 1. Zie het als missie: ‘sporters/deelnemer te leren slim, sportgericht en zelfstandig sport-/ bewegings- en ensceneringsproblemen op te lossen’. Het gaat om het leren van in omvang redelijk grote leereenheden, die onder de volgende leercondities plaatsvinden: (1) voldoende tijd krijgen om gedrag in een eindvorm te veranderen, (2) voldoende tijd besteden aan beleven, leren en ontwikkelen, (3) motorisch, sociaal en cognitief leren en ontwikkelen vindt plaatst door leerlijnen op korte en lange termijn aan te bevelen en op basis zelf gewenste bewegings- en ensceneringsthema’s; (4) leren van totaalplaatjes en benutten van transfer uit vroegere sportervaringen.

Aanbeveling 2. Zowel in het dagelijks beweeg- als sportgedrag is variatie (met name voor de coördinatie) belangrijk. Streef naar een zekere breedte of allround-zijn op een bepaald gebied. Door je op een ‘totaalplaatje’ te richten wordt fysieke en mentale coördinatie in samenhang ontwikkeld en ontstaat er meer effect.

Aanbeveling 3. De praktijktheorie voor de kartrekker is ook bedoeld als praktijktheorie voor de deelnemers. Gedrag en opvattingen van de kartrekker inspireert de deelnemers. 

Aanbeveling 4. De projectmatige ontwikkeling van OLDACTION en het concept ‘Actief leven, leren en ontwikkelen’, het op elkaar betrekken van theorie en praktijk, van het spiegelen van praktijktheorieën met een kleine ‘p’ met die van een grote ‘P’, van literatuurresearch en indringende praktijkervaringen, is aan te bevelen. Aanbevelingen gelden voor clubvorming (voor clubs van allerlei aard: 55-plus sportclubs, ontwikkelclubs, hobby en culturele clubs, reisclubs, ….) in het algemeen. De door ons te ontwikkelen praktijktheorie of concept duiden we aan ‘als grote P(raktijktheorie)’ ter onderscheiding van praktijktheorieën ‘als kleine P’’ van 55-plus clubs met hun kartrekkers/coördinatoren. Die laatste vergelijken en analyseren we met elkaar en met onze ‘grote P’ – theorie. 



© Copyright 2009, alle rechten voorbehouden - OldAction - E. Timmers