OA-Ontwikkelingsonderzoek naar 55 plus 'Sport & Leefstijl'. 
Deel 1- Opzet en resultaten van 1999-2010 (bijstelling versie oktober 2017)

Samenvatting. 'Actief leren Onderwijzen' is als project en concept in de periode 1999 tot 2010 ontwikkeld voor het onderwijs (lichamelijke opvoeding bij het voortgezet onderwijs), (jeugd)sport en hbo-opleidingen voor vakleraren LO. Meerdere ontwikkelingsprojecten en -onderzoeken zijn in dit kader door professionele teams van ontwikkelaars(-onderzoekers) uitgevoerd. Ze vormen de basis voor het latere ‘Actief leven, sporten en ontwikkelen’ en het project ’55-plus Sport & Leefstijl’.
Lees- en fundamenteel/planniveau 2 voor kartrekker, coördinator, leefstijlcoach, opleider en/of 55-plusser.

Het ontwikkelingsonderzoek over de periode 1999 tot en met 2016 bestaat uit drie delen….
Deel 1 beschrijft de opzet en conclusies van uitgevoerde onderzoekprojecten en publicaties voor de lichamelijke opvoeding, (jeugd)sport en opleidingen van vakleraren LO (ALO’s) over de periode 1999 tot 2010.
Deel 2 beschrijft opzet en aanpak in het project ‘55-plus Sport & Leefstijl’ en de ‘visie en missie’ van OLDACTION. De basispublicaties: ‘Sport op Maat’ (2010) en ‘Activo’s doen het anders, ….’. (2012) vormen hiervoor de basis. Van januari 2009 tot en met mei 2013 is een lokaal ontwikkelingsonderzoek uitgevoerd: 
Rapportage lokaal ontwikkelingsonderzoek 2009-2013 - Ermelo (juni 2013). Van januari 2010 tot en 2016 is een landelijk ontwikkelingsonderzoek uitgevoerd. De opzet hiervoor is te vinden bij OA- Ontwikkelingsonderzoek 55-plus Sport & Leefstijl. Deel 2- opzet .
Deel 3 is het verslag van deze uitvoering, PR-acties en resultaten van het project ’55-plus Sport & Leefstijl’ (2009 tot en met 2016). Het concept van ‘Fysiek en mentaal actief leven, sporten en ontwikkelen’ is op deze site in de loop van de jaren ontwikkeld en beschreven en vormt een kennisbasis voor een sociale innovatie op het gebied van 55-plus Sport & Leefstijl


1.1 Basisopvattingen c.q. grondslagen van activerende leer- en ontwikkelomgevingen op fundamenteel-/planniveau!
Op basis van een promotieonderzoek (Timmers, 2003) en ontwikkelingsonderzoeken (Timmers, red., 2005) zijn de volgende basisopvattingen over activerende leer- en ontwikkelomgevingen bepalend. Afhankelijk van het toepassingsgebied is de omvang aan opvattingen en specificaties daarvan: ‘ruimer’ of ‘beperkter’. Hoewel op vele gebieden toepasbaar hebben wij ons gericht op opleidingen voor vakleraren (Lichamelijke Opvoeding), LO-onderwijs op VO-scholen en jeugdsportteams. ‘Leren en Ontwikkelen’ en ‘Sporten en Bewegen’, de twee pijlers van een ‘Actieve Leefstijl’ vallen hierbij samen.

O1 Ontwikkeling van het zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen (actief/ondernemend leren, projecten, rollen en taken).
O2 Naar vormende en begeleidende instructie (probleemsturing door methoden van aanpak: beleven-leren-ontwikkelen, procesgerichte en probleemoplossende instructie).
O3 Naar samenwerkend leren in ‘clubs of teams’ (differentiëren naar niveau en/of interesse, coöperatief leren en werken)
O4 Naar competentiegericht ontwikkelen en praktisch toepassen van kennis (ervaringsgericht leren, lerende c.q. elkaar begeleidende teams, evalueren/ reflecteren/ praktijkgerichte ontwikkelingsonderzoeken).

 

1.2 Beleven, leren en ontwikkelen door groepen of ‘clubs’ op het gebied van de sport, lichamelijke opvoeding en werk (onderwijs en lerarenopleiding) in praktijk!
Bij het uitvoeren van activiteiten of taken vindt op alle gebieden, individueel en in groepsverband, cyclische, opeenvolgende processen plaats van ‘beleven – leren – ontwikkelen’. Je speelt met plezier een partijtje volleybal. Dat spel bevalt je, je wilt deze sportvorm c.q. bewegingsactiviteit beter (effectiever of efficiënter) leren uitvoeren en op de langere termijn ontwikkel je deze activiteit als een ‘totaal’ in zowel theorie als praktijk, als een eenheid van denken-handelen-voelen-waarderen. Aan dit ontwikkelen (of ‘leren hoe te leren’) liggen schema’s- modellen, werkpatronen-procedures, vuistregels-principes ten grondslag. Deze zijn vaak op meerdere (sport)gebieden en (sport)vormen toepasbaar. Er vindt positieve transfer bij plaats. Op de lange termijn vormen ze ontwikkel- of trainingsmethoden. Kennis, maar ook kunde op een bepaald gebied wordt in samenhang gerealiseerd. Het fysiek-motorische en het mentaal-cognitieve-sociale ‘leren’ leidt later – na bewustwording en uitvoeringstaken – tot een ‘leren hoe te leren’ (of ontwikkelen) én ‘leren hoe je anderen iets kunt leren’. Het uitvoeren van rollen als scheidsrechter, ‘trainer-coach’, ontwikkelaar bij zowel bewegings- of sportthema's als enscenerings- of ontwerpthema's, stimuleert dat. Fysiek-motorisch, sociaal-affectief en cognitief-mentaal leren, vormen een eenheid.
Deze benadering is toegepast en onderzocht bij lessen Lichamelijke Opvoeding in het voortgezet onderwijs, bij (jeugd)sportbegeleiding en op enkele lerarenopleidingen (of toenmalige Academies voor Lichamelijke Opvoeding). Het sloot aan bij het onderwijs dat in Nederland, vanaf de jaren zeventig, op alle niveaus, is gepropageerd. Het doel was: het meer zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk leren handelen van leerlingen, studenten, trainers en docenten te bevorderen op het gebied van LO en Sport. De aanpak is ook toegepast bij het ontwikkelen van ‘lerende organisaties’ binnen het bedrijfsleven.
De uitgangspunten zijn in elke ‘club’, netwerk of leefgemeenschap toe te passen. Ze zullen ook in de toekomst onze samenleving beïnvloeden, vooral in de zin van: “samenwerken, kritisch reflecteren, transfervermogen, zelfregulatie” (Klarus & de Beer et al, p.7 e.v.). Het gaat om het creëren van situaties of contexten waardoor mensen binnen leer-, sport- of werkomgevingen worden geactiveerd c.q. gemotiveerd. ‘Krachtige’ of ‘rijke’ leer- en ontwikkelomgevingen. Ontwikkelingsonderzoek is toegepast om na te gaan ‘in welke mate’ programma’s, plannen of aanpakken in praktijk voldoende functioneren. Vaak zijn hier de leraren, lesgevers of trainers behalve ontwikkelaars ook uitvoerders en onderzoekers. Nadeel ze ‘keuren hun eigen vlees’, maar het zijn ook professionals. De nadruk bij dit soort onderzoek ligt op evaluatie/reflectie van ervaringen door alle betrokkenen met deze ‘good practice’-innovatie. Hoe groot is bij hen de ‘mate van tevredenheid’.
De kernvraag voor ons is: in welke mate gaan mensen zelf en/of samen met anderen (elkaar begeleidend) zelfstandig met dit ‘beleven, leren, ontwikkelen (het ‘leren hoe te leren’) om?


1.3. Praktijkgericht Ontwikkelingsonderzoek
. De (vak)didactiek van het onderwijs omvat kennis, kunde en ‘strategisch handelen’ om leerlingen, studenten of 55-plussers tot optimaal beleven, leren en ontwikkelen c.q. meer gewenst gedrag (in beide concepten) te bewegen. Voor ‘wie’ is ‘wat’ bedoeld, ‘hoe’ doen we het op hoofdlijnen en ‘waarom’ doen we het zo? Daarvan bestaan ‘totaalplaatjes’ die in meer of mindere mate in praktijk worden gebracht. Ontwikkeling en onderzoek is vanaf medio jaren tachtig ‘gestapeld’ uitgevoerd: van speldidactiek, via sport- en bewegingsdidactiek, vakdidactiek en ALO-opleidingsdidactiek naar didactiek op het gebied van 55-plus Sport & Leefstijl (voor een bepaalde leeftijdscategorie/levensfase). Een plan, een LO of sportprogramma, fungeerde als inhoud en methode (of aanpak). Het concept ‘actief leren onderwijzen’ is voortdurend toegepast en op basis van frequente evaluaties en periodieke reflecties over het totaal, ontwikkeld. Zowel de ontwikkelaars als de deelnemers zijn op hun ervaringen bevraagd, getest en geobserveerd. In de verschillende publicaties is het verloop en het resultaat terug te vinden. Voor verantwoording van onze aanpak: zie Kwa (2017).
De rode draad door het geheel is ‘beleven-leren-ontwikkelen (leren hoe te leren)’. Wetenschappelijk gezien is allen ‘sporten op topsportniveau’ interessant. Het ontbreekt behalve aan interesse ook aan geld en instituten die praktijkgericht ontwikkelingsonderzoek kunnen uitvoeren. Lichamelijke opvoeding en breedtesport krijgen kortom weinig tot geen aandacht. Een groep van individuele vakleraren LO en groepen van opleiders hebben in de periode 1970 tot 2010 veel ontwikkeld, onderzocht en gepubliceerd op het gebied van ‘bewegings- en sportdidactiek’. Een overzicht van alle acties (1970-2010) is te vinden in …..

*Timmers, E. (2009). 'Ontwikkelen van het (beter) leren en sporten op school: van 1970-2010. Over lijnen en relaties in de vakdidactiekontwikkeling van de Lichamelijke Opvoeding in Nederland vanuit een bewegingsonderwijskundig perspectief'. Nieuwegein: Arko Sports Media. Kern: de professionele ontwikkeling van 'vakleraar Lichamelijke Opvoeding (LO)'. Het boek is te koop bij SPORTS MEDIA te Nieuwegein of kan in een enigszins gewijzigde versie worden gedownload. Bestand: pdf-VADILO-dl.1 en pdf-VADILO-dl.2.

 

1.4. Praktische toepassing van ‘actief leren (en) onderwijzen’. Dit is vanaf 1999 bij verschillende doelgroepen gedaan. Kern is het ontwerpen van plannen/programma's (vakwerkplan, leergangen, themaplannen, ....) die door betrokkenen alleen en samen verder worden uitgewerkt. Ze bestaan uit uitgangspunten/opvattingen, inhouden/bewegingsactiviteiten/sportvormen en de aanpak voor verschillende leeftijden/ jaarklassen. Het geheel is een onderwijsleermethode. Te stellen vragen....Kan het werken (is effectiviteit theoretisch plausibel)? Werkt het (is effectiviteit empirisch aantoonbaar)? Is het voor de gebruiker de belasting of 'kosten' waard en - in de loop van de tijd - goed te ontwikkelen (normatieve afweging)?
Zo’n ‘conceptueel totaalplaatje’ wordt minimaal (geheel of deels) op hoofdlijnen gevolgd en vervolgens op verschillende wijzen in praktijk gebracht. De implementatie vergt enkele jaren (‘twee tot vier jaar’) en vereist individuele kwaliteiten/competenties, maar ook de bereidheid om deze als team, vakgroep of ‘club’ van professionals en al samenwerkend uit te voeren. Het gaat dan om de mate en kwaliteit van het werkoverleg of samenwerking in vakgroepen, opleidingsteams en teams van lokale kartrekkers. Het ‘van elkaar (willen) leren’ door het ontwerpen van activerende omgevingen. Omgevingen zijn ‘activerend’ als dát de persoonlijke waarneming van betrokkenen is. Activerende kenmerken daarvan worden in herkend en als ‘van belang’ erkend. Activering verandert het gedrag en opvattingen van betrokkenen. En zowel van deelnemers als begeleiders.

1.5. ‘Grote P’ en kleine ‘p’
. Een ‘concept’ omvat een relatief compleet, consistent en expliciet geformuleerd geheel van opvattingen en handelingsaanbevelingen. Een theorie die praktisch kan worden toegepast en een praktijk die – op hoofdlijnen - theoretisch voldoende is verantwoord. Theorie en praktijk worden voortdurend op zich en met elkaar vergeleken. Die afstemming wordt in de loop van de tijd steeds beter. Al ontwikkelend ontstaan meer consistentie tussen lokale praktijktheorieën (‘kleine p’) en een meer algemeen geldige praktijktheorie (‘grote P’) over bijvoorbeeld de opleiding van vakleraren LO of 55-plus Sport & Leefstijl. De Praktijktheorie met ‘Grote P’ (concept 1) is de basis voor de inhoudelijke beschrijving van ‘leren en ontwikkelen’, ‘sportvormen’, ‘sport ontwikkelen’ én voor het ontwikkelen binnen ‘clubvorming’ bij concept 2.

1.6. Kernervaringen op het gebied van ‘actief leren (en) onderwijzen’ ….

0 Voor de mens is bewegen-sporten en leren-ontwikkelen fundamenteel van belang voor het bestaan. Zowel in de jeugd als na je 55e. Bij concept 2 worden ze dan ook aangeduid als ‘pijlers’ van een fysiek en mentaal actieve (ondernemende, betrokken, vitale) leefstijl voor overigens elke doelgroep.

1 Het gaat om het in samenhang ontwikkelen van ‘totaalplaatjes’, de eenheid van denken-handelen-voelen-waarderen of fysieke (bewegingsdosering) én mentale (strategisch handelen) coördinatie als basis, maar het gaat uiteindelijk wel om het leren van bijvoorbeeld een sportvorm of het sporten. Het doen aan plezierige en belevingsvolle activiteiten.
2 Het als eenheid aanbieden van ‘motorisch-sociaal/affectief-cognitief leren en ontwikkelen’ op een bepaald gebied. Bijvoorbeeld ‘beperkt’ bij ‘basketbal’ of ‘breed’ bij ‘motorische ontwikkeling’. Bewegingsthema’s en ensceneringsthema’s komen vaak tegelijk aan bod. Met roluitvoeringen zoals: aanvoerder, coach, scheidsrechter of planmaker.

3 Leren en ontwikkelen gaat samen met de ontwikkeling van ‘autonomie (of zelfstandig en zelfverantwoordelijk leren), verbondenheid (of sociaal leren), competentie (op basis van (kritisch) leervermogen/ ontwikkeld referentiekader/ vermogen problemen op te lossen) in samenhang’ (zie: Van der Helden & Bekkering, 2015). Een levenslang proces, dat op doen én ontwerpen is gericht.

Ook een leraar ontwikkelt zich al werkend c.q. onderwijs gevend (professioneel). En ook een vakgroep (LO bijvoorbeeld) doet dat door teamontwikkeling. Dat laatste ontstaat vooral door het ‘delen van beroepservaringen met elkaar’ én het ‘elkaar gericht op het ‘wat, hoe en waarom’ bevragen van toepassingen’.
4 Een over een of meerdere jaren ‘brede of allround’ ontwikkeling op een bepaald (sport)gebied is aan te bevelen. Alsmede herhaling/re-coördinatie daarvan in de loop van de tijd, het weer opnieuw verbeteren van een activiteit. ‘Allround-zijn’ betekent je veelvormig en veelzijdig willen ontwikkelen.

5 Ontwikkelen van jezelf, in de relaties met anderen, in (het veranderen van omgevingen) in het inspireren van anderen vindt plaats door taken of activiteiten (zoals sport- en spelvormen) en het functioneren op het eigen optimale ‘niveau van moeilijkheid of complexiteit’ (ook wel (sport)competentie genoemd).

6 Beleven – leren – ontwikkelen zijn de steeds terugkerende cycli in het verwerven van motorische, sociale/affectieve en cognitieve leerervaringen. Ontwikkelen of ‘leren hoe te leren (leermethoden bijvoorbeeld)’ óf ‘hoe je een ander kunt leren hoe deze iets kan leren’(coachen bijvoorbeeld) gaat samen met begeleiden van elkaar en samenwerkend leren in ‘team- of clubverband’.

 
Met name vanaf 1999, is  er met veel individuele en groepen vakcollega’s LO, opleiders aan – voorheen - Academies voor Lichamelijke Opvoeding en/of sporttrainer-coaches en sporters, intensief ontwikkeld. Dat gebeurde samen met vierdejaars studenten van ALO’s en leerlingen in het voortgezet onderwijs. Doel: ontwikkeling van activerende onderwijsleerwerkomgevingen. De toepassing vond plaats in lessen LO van het voortgezet onderwijs, sporttrainingen en in opleidingen voor vakleraren LO. Het levert beschrijvingen op van de organisatie, de programma’s met activiteiten en taken, didactische onderwijs- c.q. trainingsmethoden en toets- en beoordelingscriteria van leer- en ontwikkelervaringen (motorisch, sociaal en cognitief) en de ontwikkeling van zelfstandigheid/ zelfsturend vermogen/ zelfverantwoordelijkheid handelen van betrokkenen. Het leidt tot een ‘totaalontwerp’ of ´regelconstructie‘ van het ‘actief’ of ‘ontwikkelend’ leren en onderwijzen, sporten of opleiden. De op deze manier verworven kennis is de basis van ontwikkel- en onderzoekprojecten in de periode van 1999 tot 2007. In dit kader zijn twee projecten uitgevoerd:   


Project 1. Van 1999 tot en met 2003 in een (promotie)onderzoek naar de vormgeving en de effecten van ‘krachtige leerwerkomgevingen van Leraren In Opleiding (LIO’s)’ in een hbo-opleiding, de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Groningen (Timmers, 2003).
Project 2. Van 2003 tot en met 2007 is door verschillende groepen opleiders, vakleraren LO en sporttrainers vervolgonderzoek gedaan naar de toepassing van ‘Actief leren (en) onderwijzen’ in de Lichamelijke Opvoeding van het voortgezet onderwijs en in de jeugdsport. Operationeel gebeurde dat in de volgende deelprojecten….
- Ontwerpen van modules voor ‘Actief Leren Onderwijzen’ ten behoeve van stagecoaches bij de begeleiding van ALO-studenten en hun eigen leerlingen.
- Professioneel professionaliseren op basis van loopbaanverhalen van vakleraren en vierdejaars ALO-studenten over de door hen zelf waargenomen professionele ontwikkeling.
- In een netwerk of community of practice leren vakcollega’s van en aan elkaar hoe bewegingsdidactiek en actief leren en ontwikkelen gepraktiseerd wordt.
- Evaluatieonderzoek naar de kwaliteit van de Lichamelijke Opvoeding in een landelijke onderzoek door het Mulier-instituut. Vierdejaars ALO-studenten voeren in het kader van een stage een evaluatieonderzoek op hun school uit. Hoe ziet het bewegings- c.q. sportonderwijs in VO-scholen eruit en wat leren leerlingen in LO-lessen?
- Actief leren onderwijzen was van 2000 tot 2010 een internationale onderzoektrend binnen Instituten voor Sport & Lichamelijke Opvoeding onder de noemer: Teaching Games For Active Learning. In een samenwerkingsproject ESEP (universiteiten van Gent, Praag, Porto en de Hanzehogeschool, Groningen) zijn didactische programma’s en leermiddelen ontwikkeld die het zelf ontwikkelen of ‘leren hoe te leren bevorderen’.
De hierop aansluitende ontwikkelingsonderzoeken hebben tot publicaties geleid. Deze zijn integraal in pdf- bestanden opgenomen en kunnen door u (gratis) hier worden gedownload. Zie: WERKWIJZE OA-CLUB en
Experts over Leefstijl, sporten en ontwikkelen
Bij deze projecten zijn in totaal 382 ervaren vakleraren LO, 22 sporttrainers, 163 vierdejaars studenten van een ALO-opleiding voor vakleraren en 39 opleiders, betrokken.

1.7. Algemene conclusie .
De kern van alle publicaties en projecten is: het 'actief en zelfstandig (alleen en vooral samen) leren onderwijzen' te promoten en het samenwerkend leren en ontwikkelen van leerlingen, studenten en/of vakleraren te bevorderen. Dat geldt ook voor ontwikkelaars-onderzoekers, vakgroepen en opleidingsteams. Generale conclusie van de ontwikkelingsonderzoeken tot 2010 is …..  ’Het concept Actief leren onderwijzen/ontwikkelen vereist een goede scholing die betrokkenen zelfstandig ter hand moeten willen nemen. De werkwijze inspireert en motiveert zowel vakleraren, sporttrainers als deelnemers zelf. Voor de al ervaren en/of kwalitatief goede (aanstaande) vakleraar LO of sporttrainer kost het verwerven van deze methode twee tot drie jaar aan ontwikkeling. Uiteraard mede afhankelijk van de mogelijkheden van de doelgroep. Coaching op afstand van de lesgevers is gedurende deze periode aan te bevelen. Pas in de loop van een ontwikkelperiode gaan ook de deelnemers meer beleven, leren en ontwikkelen. De opbrengst voor deelnemers, kartrekker en coördinator kan qua beleving, leren en ontwikkeling en in de loop van de tijd aanzienlijk zijn. De mate waarin hangt af van de kwaliteiten/competenties en de mogelijkheden van betrokkenen’…..

1.8. Aanbevelingen vanuit project 1 naar 2: ‘55-plus Sport & Leefstijl’

Aanbeveling 1. Zie het als missie: ‘sporters/deelnemer te leren slim, sportgericht en zelfstandig sport-/ bewegings- en ensceneringsproblemen op te lossen’. Het gaat om het leren van in omvang redelijk grote leereenheden, die onder de volgende leercondities plaatsvinden: (1) voldoende tijd krijgen om gedrag in een eindvorm te veranderen, (2) voldoende tijd besteden aan beleven, leren en ontwikkelen, (3) motorisch, sociaal en cognitief leren en ontwikkelen vindt plaatst door leerlijnen op korte en lange termijn aan te bevelen en op basis zelf gewenste bewegings- en ensceneringsthema’s; (4) leren van totaalplaatjes en benutten van transfer uit vroegere sportervaringen.

Aanbeveling 2. Zowel in het dagelijks beweeg- als sportgedrag is variatie (met name voor de coördinatie) belangrijk. Streef naar een zekere breedte of allround-zijn op een bepaald gebied. Door je op een ‘totaalplaatje’ te richten wordt fysieke en mentale coördinatie in samenhang ontwikkeld en ontstaat er meer effect.

Aanbeveling 3. De praktijktheorie voor de kartrekker is ook bedoeld als praktijktheorie voor de deelnemers. Gedrag en opvattingen van de kartrekker inspireert de deelnemers. 

Aanbeveling 4. De projectmatige ontwikkeling van OLDACTION en het concept ‘Actief leven, leren en ontwikkelen’, het op elkaar betrekken van theorie en praktijk, van het spiegelen van praktijktheorieën met een kleine ‘p’ met die van een grote ‘P’, van literatuurresearch en indringende praktijkervaringen, is aan te bevelen. Aanbevelingen gelden voor clubvorming (voor clubs van allerlei aard: 55-plus sportclubs, ontwikkelclubs, hobby en culturele clubs, reisclubs, ….) in het algemeen.
Aanbeveling 5. De projectmatige ontwikkeling van OLDACTION en het concept ‘Actief leven, leren en ontwikkelen’, het op elkaar betrekken van theorie en praktijk, van het spiegelen van praktijktheorieën met een kleine ‘p’ met die van een grote ‘P’, van literatuurresearch en indringende praktijkervaringen, is aan te bevelen. Aanbevelingen gelden voor clubvorming (voor clubs van allerlei aard: 55-plus sportclubs, ontwikkelclubs, hobby en culturele clubs, reisclubs, ….) in het algemeen. De door ons te ontwikkelen praktijktheorie of concept duiden we aan ‘als grote P(raktijktheorie)’ ter onderscheiding van praktijktheorieën ‘als kleine P’’ van 55-plus clubs met hun kartrekkers/coördinatoren. Die laatste vergelijken en analyseren we met elkaar en met onze ‘grote P’ – theorie.

 

1.9. Project 55-plus Sport & Leefstijl. Op basis van hier aangegeven projecten, ontwikkelingsonderzoeken en publicaties is van 2007 tot 2010 is ‘Actief leren onderwijzen’, geanalyseerd. De bruikbaarheid voor het leefgebied ‘55-plus Sport & Leefstijl’ én het concept: ‘Actief leven, sporten en ontwikkelen’ is met vele collega’s besproken. Uitgangspunt is dat de nieuwe generatie - geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig - onder invloed van maatschappelijke en culturele ontwikkelingen in de loop van de tijd beslist ‘anders’ wil leven, sporten en ontwikkelen. ‘Anders leven’ betekent: ‘kiezen en doseren van activiteiten en taken op het gebied van werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling om ‘midden in de samenleving’ te (blijven) staan. En daarin autonoom en zelfstandig alleen, maar vooral samen - in club- of groepsverband-  optimaal en op maat te functioneren’.

Anders sporten’ betekent dan: ‘sportgericht en meer recreatief/onderling, zelfstandig, optimaal en op maat beleven, leren en ontwikkelen in vele naar niveau en geslacht gevarieerde ‘clubs’. Met voorkeur voor ongeveer gelijke leeftijden/leeftijdscategorieën.
Anders ontwikkelen’ betekent op een bepaald gebied (ontspanning of sport bijvoorbeeld): breed en diepgaand op een bepaald gebied leren en ontwikkelen (allround dus) van ‘totaalplaatjes’(motorisch, sociaal-affectief en cognitief leren in samenhang). Ontwikkelen is bovendien investeren in de toekomst en met name in jezelf, in de relaties met anderen, in omgevingen en in het inspireren van anderen.

Een ‘concept’ is een ‘cognitieve, consistente, complete eenheid of ontwerp van meerdere opvattingen, denkbeelden of ideeën met onderlinge relaties en hier op het leefgebied van ‘55-plus Sport & Leefstijl’’. Een eerste ‘omzetting c.q. vertaling’ verscheen in 2010 ‘Sport op maat. Handreikingen voor een fysiek en mentaal actieve leefstijl van je 35e tot je 100e’.  Voor opzet en globale inhoud zie
Basisboek SOM-Sporten op Maat voor 55-plus Sport & Leefstijl. Een tweede ‘omzetting c.q. vertaling’ verscheen in 2012 ‘Activo's doen het anders, op maat en zeker na hun 50e . Een praktische filosofie voor een fysiek en mentaal actieve leefstijlontwikkeling’. Voor opzet en globale inhoud zie Basisboek ALO2- Activo's ....etc. voor 55-plus Sport & Leefstijl

 




© Copyright 2009, alle rechten voorbehouden - OldAction - E. Timmers