OA-Ontwikkelingsonderzoek '55-plus Sport & Leefstijl.
Deel 2- Opzet en aanpak van 2009 t/m 2016 (versie augustus 2017).
Samenvatting. Het concept ‘Actief leven, sporten en ontwikkelen’ en het project ’55-plus Sport & Leefstijl’ zijn in de periode 2009 tot en met december 2016 ontwikkeld en op ‘mate van toepassing in de praktijk’ onderzocht. De OLDACTION- site beschrijft de projectorganisatie, –aanpak en praktijktheorie van OLDACTION als ‘club’ én als ‘beweging’.
Het is beschreven op lees- en fundamenteel- c.q. planniveau 2 voor kartrekker, coördinator, leefstijlcoach, opleider en/of 55-plusser.
Ons ontwikkelingsonderzoek loopt over de periode 1999 tot en met 2016. Bijstellingen vinden tot en met 2018 plaats. Het onderzoek bestaat uit drie delen….
Deel 1 beschrijft ‘Actief leren onderwijzen’, opzet en conclusies van uitgevoerde onderzoekprojecten voor de lichamelijke opvoeding, (jeugd)sport en opleidingen van vakleraren LO (ALO’s). Periode 1999 tot 2010.
Deel 2 beschrijft ‘Actief leven, sporten-bewegen en leren-ontwikkelen’ (praktijktheorie), opzet en methode ten behoeve van het project ‘55-plus Sport & Leefstijl’.
Deel 3 beschrijft de uitvoering, promotie en resultaten van het landelijk uitgevoerde project ’55-plus Sport & Leefstijl’. Deze site geeft hiervoor in theorie en praktijk de kennisbasis. Uitvoering vond plaats van 2009 t/m 2016.Bijstellingen gaan ook na die tijd door. Zie de versieaanduidingen.
2.1. Project 55-plus Sport & Leefstijl. Op basis van hier aangegeven projecten, ontwikkelingsonderzoeken en publicaties is van 2007 tot 2010 het eerste concept: Actief Leren Onderwijzen, geanalyseerd. De bruikbaarheid is nagegaan voor het leefgebied ‘55-plus Sport & Leefstijl’. Het tweede concept: Actief Leven, Sporten en Ontwikkelen’ richt zich op de nieuwe generatie - geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig – die onder invloed van maatschappelijke en culturele ontwikkelingen ‘anders’ wil leven, sporten en ontwikkelen.
‘Anders leven’ betekent: ‘kiezen en doseren van activiteiten en taken op het gebied van werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling om ‘midden in de samenleving’ te (blijven) staan. En daarin autonoom en zelfstandig alleen, maar vooral samen - in club- of groepsverband- optimaal en op maat te functioneren’.
‘Anders sporten’ betekent dan: ‘sportgericht en meer recreatief/onderling, zelfstandig, optimaal en op maat beleven, leren en ontwikkelen in vele naar niveau en geslacht gevarieerde ‘clubs’. Met voorkeur voor ongeveer gelijke leeftijden/leeftijdscategorieën.
‘Anders ontwikkelen’ betekent op een bepaald gebied (ontspanning of sport bijvoorbeeld): breed en diepgaand op een bepaald gebied leren en ontwikkelen (allround dus) van ‘totaalplaatjes’(motorisch, sociaal-affectief en cognitief leren in samenhang). Ontwikkelen is bovendien investeren in de toekomst en met name in jezelf, in de relaties met anderen, in omgevingen en in het inspireren van anderen.
Een ‘concept’ is een ‘cognitieve, consistente, complete eenheid of ontwerp van meerdere opvattingen, denkbeelden of ideeën met onderlinge relaties en hier op het leefgebied van ‘55-plus Sport & Leefstijl’’. De eerste publicatie en ‘vertaling van het eerste concept’ verscheen in 2010 als ‘Sport op maat. Handreikingen voor een fysiek en mentaal actieve leefstijl van je 35e tot je 100e’. Voor opzet en de inhoud op hoofdlijnen zie Basisboek SOM-Sporten op Maat voor 55-plus Sport & Leefstijl. Een tweede ‘publicatie en vertaling van het eerste concept’ verscheen in 2012 ‘Activo's doen het anders, op maat en zeker na hun 50e . Een praktische filosofie voor een fysiek en mentaal actieve leefstijlontwikkeling’. Voor opzet en de inhoud op hoofdlijnen zie Basisboek ALO2- Activo's ....etc. voor 55-plus Sport & Leefstijl.
De promotie van ’55-plus Sport & Leefstijl’ is in 2009 OLDACTION, door een ‘club’ van vrijwilligers - vooral (oud) vakleraren lichamelijke opvoeding (LO) en opleiders van Academies voor Lichamelijke Opvoeding (nu: ‘Instituten voor Sportstudies’ genoemd) - opgezet. Hun doel: een 55-plus beweging of ‘sociale innovatie’ op gang te brengen om ‘anders’ te leven en onder andere ‘anders’ te sporten. Voor de promotie van ’55-plus Sport & Leefstijl’ en voor onderlinge communicatie over een meer gezamenlijke praktijktheorieontwikkeling, functioneert vanaf 2010 de site www.oldaction.nl . De ontwikkelde praktijktheorie vatten we hier samen in een leefstijlmodel.
2.2 Basisopvattingen c.q. grondslagen van activerende leer- en ontwikkelomgevingen op fundamenteel-/planniveau!
Op basis van een promotieonderzoek (Timmers, 2003) en ontwikkelingsonderzoeken (Timmers, red., 2005) zijn de volgende basisopvattingen over activerende leer- en ontwikkelomgevingen bepalend. Afhankelijk van het toepassingsgebied is de omvang aan opvattingen en specificaties daarvan: ‘ruimer’ of ‘beperkter’. Hoewel op vele gebieden toepasbaar hebben wij ons gericht op opleidingen voor vakleraren (Lichamelijke Opvoeding), LO-onderwijs op VO-scholen en jeugdsportteams. ‘Leren en Ontwikkelen’ en ‘Sporten en Bewegen’, de twee pijlers van een ‘Actieve Leefstijl’ vallen hierbij samen.
O1 Ontwikkeling van het zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen (actief/ondernemend leren, projecten, rollen en taken).
O2 Naar vormende en begeleidende instructie (probleemsturing door methoden van aanpak: beleven-leren-ontwikkelen, procesgerichte en probleemoplossende instructie).
O3 Naar samenwerkend leren in ‘clubs of teams’ (differentiëren naar niveau en/of interesse, coöperatief leren en werken)
O4 Naar competentiegericht ontwikkelen en praktisch toepassen van kennis (ervaringsgericht leren, lerende c.q. elkaar begeleidende teams, evalueren/ reflecteren/ praktijkgerichte ontwikkelingsonderzoeken).
|
2.3 Actief leven, sporten en ontwikkelen in en door 55-plus ‘sport- en ontwikkelclubs’ en in praktijk!
‘Actief leren onderwijzen’ en ‘Actief leven, leren en ontwikkelen’ vormen samen één praktijktheorie die kan worden toegepast op het gebied van werk, zorg (leren en ontwikkelen),ontspanning (sport/ recreatief bewegen) en ontwikkeling van een of meerdere van deze gebieden.
Zowel jong als oud ambieert een leven lang actief (ondernemend, vitaal) leven. Daarvoor is een optimaal fysiek, sociaal én mentaal-cognitief beleven, leren - ontwikkelen nodig. Het niveau dat je kunt bereiken hangt af van de eigen competenties en de mogelijkheden van (leer- en ontwikkel)omgevingen of de mate van het veranderen daarvan. Actief ontwikkelen vraagt om een veelzijdige en veelvormige inhoud. Zo mogelijk een allround functioneren op vele manieren en gebieden. Sport, als aspect van ontspanning, is zo’n gebied dat behalve een allround (fysiek, sociaal en mentaal) ontwikkelen ook optimaal en/of maximaal ervaren mogelijk maakt. Dat heeft een grote invloed op het eigen welbevinden en van een groep. Sport moet dan niet alleen competitief, maar (bij het ouder worden vooral) ook recreatief/onderling uitgevoerd kunnen worden.
Een actieve leefstijl draagt bij aan het meer zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen én biedt mogelijkheden tot een voortdurend investeren in jezelf, in de relaties met … en het inspireren van anderen (coachen/begeleiden) plus in het veranderen van omgevingen. Plezier en resultaat zorgen voor een vitaal leven. Samenwerkend leren in een ‘club(je)’, bevordert de ontwikkeling van ‘inhoud’, ‘wijze van deelnemen’ en het blijven participeren in de samenleving.
Veelzijdig, veelvormig en/of allround handelen is relatief complex en vereist het leren van totaalplaatjes (vier tegen vier volleyballen). De mens is ook zelf een ‘totaalplaatje’ (van lichaam, geest, omgeving) die de werkelijkheid als een bewust en - vooral – onbewust ‘totaal’ waarneemt. Het vraagt om kennis (leren) begrijpen, integreren en toepassen en het ontwikkelen van kunde of een geheel van vaardigheden, om doelgericht te kunnen handelen.
Doel van ons project – de bevordering van de actieve leefstijl van de 55-plusser - is het creëren van situaties of contexten waardoor mensen binnen en door leer-, sport- of werkomgevingen worden gemotiveerd. Ontwikkelingsonderzoek gaat na in welke mate programma’s, aanpakken of plannen in praktijk kunnen worden toegepast. Leraren, lesgevers of trainers zijn behalve de kartrekkers ook de ontwikkelaars, uitvoerders en, in de meeste gevallen, de (zelf)onderzoekers. Ze ‘keuren zeker hun eigen vlees’. Het hangt van hun professionaliteit af in hoeverre ze voldoende zelfkritisch en ontwikkelend kunnen zijn. Zo mogelijk alle betrokkenen (coördinatoren, kartrekkers en deelnemers/de 55-plussers) worden bij de proces- en productevaluatie van hun ‘good practice’-innovatie-ervaringen betrokken: hoe tevreden zijn ze ermee?
De kernvraag voor ons is: in welke mate en op welke manieren gaan mensen zelf en/of samen met anderen (elkaar begeleidend) zelfstandig met dit ‘beleven, leren, ontwikkelen (het ‘leren hoe te leren’) om?
|
2.4 Implementatie van de ‘55-plus visie en missie’ in praktijk. De praktische toepassing en invoering, van de OLDACTION-‘visie en missie’ is de taak van ‘club’-deelnemers en kartrekker zelf. In het ontwikkelingsonderzoek gaan we na in welke die implementatie op ‘besproken’ niveau plaatsvindt en – bij latere contacten - in welke mate dat op ‘geleefd en gesproken’ niveau plaatsvindt. Als kartrekkers, coördinatoren en/of leefstijlcoaches de kern van de OLDACTION-visie en missie voor het grootste deel onderschrijven, beschouwen we hen als de ‘ontwikkelaars van 55-plus Sport & Leefstijl’. De ‘mate waarin’ het concept praktisch wordt toegepast en de ‘mate van verdere ontwikkeling’, is afhankelijk van de kwaliteiten, competenties en persoonlijke en situationele mogelijkheden van kartrekker en deelnemers samen. Zij begeleiden elkaar en regelen-ontwikkelen het ‘club’- gebeuren. De activiteit en de ‘wijze van deelnemen’ bepalen het activerende karakter van een sport- en ontwikkelomgeving. Het motiveert hen in hoge mate tot actieve, ondernemende en betrokken deelname. De site is een helpdesk en fungeert voor kartrekkers, coördinatoren, leefstijlcoaches, opleiders/ opleidingsteams, derde- en vierdejaars studenten van mbo- en hbo- opleidingen die op dit leef- of werkgebied actief willen zijn, als een ontwikkelleidraad. De teksten op de site zijn op mbo (niveau 1) of hbo-niveau (niveau 2) gemaakt en de aard varieert naar praktijk-, plan- en fundamenteel niveau. Opvattingen en handelingsaanbevelingen zijn hiermee verantwoord.
Empirisch gezien is de ‘OLDACTION-visie en missie’ de resultante van het volgende en eerder gepubliceerd onderzoek...
*Sociaal Cultureel Planbureau (2006a). Rapportage ouderen. Veranderingen in de leefsituatie en levensloop van ouderen. Den Haag: SCP.
*Sociaal Cultureel Planbureau (2006b). Investeren in vermogen. Sociaal en cultureel rapport 2006. Den Haag: SCP.
*Sociaal Cultureel Planbureau (2010a). Rapportage sport 2010. Sport: een leven lang. Den Haag/ ’s Hertogenbosch: SCP / Mulier Instituut.
*Sociaal Cultureel Planbureau (2010b). Wisseling van de wacht: generaties in Nederland. Den Haag: SCP.
*Sociaal Cultureel Planbureau (2015). De sociale staat van Nederland 2015. Den Haag: SCP.
*We hebben onze ontwikkelingsonderzoeken in c.q. praktijktheorie voor het onderwijs vertaald naar het toepassingsgebied van – vooral - de 55-plusser. Zie daarvoor ‘Sport op Maat’(2010) en ‘Activo’s doen het anders….’(2012) en ons brede literatuuronderzoek, zie de link LITERATUUR.
In de periode 2009 tot en met 2013 is een lokaal ontwikkelingsonderzoek uitgevoerd. Lees: Rapportage lokaal ontwikkelingsonderzoek 2009-2013 - Ermelo (juni 2013).
In de periode 2010 tot juni 2016 is in het algemeen en landelijk OLDACTION als ‘club’ en ‘beweging’ gepraktiseerd. Zie deel 3. De sitetekst beschrijft het ‘concept ’Actief Leven, Sporten en Ontwikkelen.
2.5. Kwalitatief ontwikkelen en onderzoeken. We richten de aandacht op de 55-plus leefstijl, het 'anders' leven, op het leefgebied 'ontspanning', en 'sporten' in het bijzonder. Het beleven, leren en ontwikkelen van activiteiten of taken op ‘sport’ is vooral een kwalitatief gebeuren. In ontwikkelingsonderzoeken staat dan ook de vraag naar ‘tevredenheid’ van betrokkenen (sporters, kartrekkers, coördinatoren, leefstijlcoaches) over processen en resultaten centraal. Lokale evaluaties en reflecties - zelfwaarderingen van ervaringen en prestaties - spelen hierbij een belangrijke rol. In evaluaties (over relatief korte perioden, onderwerpen op zich en van beperkte omvang) en reflecties (over relatief lange(re) perioden, in relatie met een ruimere context of ‘brede’ onderwerpen) worden resultaten en processen c.q. ervaringen zo mogelijk met elkaar (deelnemers en kartrekkers samen, ontwikkelaars-onderzoekers samen, …..) gedeeld. Elke 'club' heeft haar eigen ontwikkeling.
De basis van dit kwalitatieve onderzoek is een uitgebreide literatuuranalyse op het gebied van 'maatschappelijk en persoonlijk ervaren, leren en ontwikkelen' van 1999 tot en met 2016. Zie LITERATUUR. Deze analyse is uitgevoerd tot het moment van constatering: 'er wordt niet veel meer nieuws wordt verkregen’. Dat moment heeft de OLDACTION-ontwikkelgroep in december 2016 bereikt. Het concept 'Actief leven, sporten en ontwikkelen' toegespitst op '55-plus Sport & Leefstijl' is daarmee in principe afgerond.
Dit type onderzoek, inclusief evaluaties en reflecties, wordt kartrekkers, coördinatoren en leefstijlcoaches nadrukkelijk aanbevolen. Zie CLUBVORMING, VOORBEELD CLUBVORMING en het hiervoor genoemde lokale ontwikkelingsonderzoek.
2.6. Praktijktheorieën: voor landelijk en lokaal. gebruik De site beschrijft (de ontwikkeling van een) Praktijktheorie (met grote ‘P’) of concept. Elke ‘lokale club’ ontwikkelt al doende haar eigen praktijktheorie (met kleine ‘p’). Door praktijktheorieën met elkaar te spiegelen/vergelijken zijn overeenkomsten, verschillen en redenen voor het wel of niet ‘goed’ ontwikkelen te signaleren. Doorlopend zijn afwegingen nodig van wat kernontwikkelingen zijn of alleen lokale invullingen. Voor de persoonlijke professionele ontwikkeling van kartrekkers op het gebied van 55-plus Sport & Leefstijl is de 'Leidraad Zelfontwikkeling' voor kartrekker en/of coördinator beschikbaar. Voor de mogelijke clubontwikkeling zie: Clubontwikkeling in fasen. Aspecten van ons ontwikkelingsmodel in beeld….
Praktijktheorie/concept ‘Actief leven, sporten & ontwikkelen’
Theorie op OLDACTION-site: ACTIEF LEVEN, ANDERS SPORTEN, LEREN & ONTWIKKELEN, LITERATUUR.
Praktijk op OLDACTION-site: (VOORBEELD) CLUBVORMING, SPORTVORMEN, SPORT ONTWIKKELEN.
Ontwikkelingsonderzoek: lokaal en algemeen, zie WERKWIJZE OA-CLUB.
|
Ontwikkelen van ‘Activerende omgevingen in ’55-plus clubs’ voor/door kartrekker/deelnemers. Draagt bij aan een actieve/ondernemende, gezonde en zinvolle leefstijl.
*Context bestaat uit: activiteit/inhoud (bv. volleybalclub of praat- en doe-café) en ‘wijze van deelnemen’ door individu en groep.
*Heeft effect op opvattingen en gedrag. In fasen te ontwikkelen. Op verschillende deelnameniveaus qua presteren en ervaren.
|
HOME & LEESWIJZER-NIEUWSBRIEF geven de structuur van het concept ‘actief leven, sporten en ontwikkelen’ aan. Er zijn drie centrale links, waarin vijf kernteksten zijn opgenomen die een totaaloverzicht geven van het concept. Zie aldaar.
2.7. Kenmerken van OA-ontwikkelingsonderzoek. De regelmatige terugkerende (evaluatie)onderzoeken zijn in het ontwikkelingsonderzoek te typeren als ‘regulatieve cyclus’... ‘De regulatieve cyclus is een bekende, praktijkgerichte en door Van Strien (1986) ontwikkelde onderzoeksmethode. ‘Regulatief’ houdt in dat de cyclus gericht is op het nemen van (verantwoorde) beslissingen c.q. het oplossen van praktische problemen. Dit in tegenstelling tot de empirische cyclus, die gericht is op het produceren van wetenschappelijke kennis. De regulatieve cyclus wordt toegepast s bij sociaalwetenschappelijke ‘problemen’. Verschillen met de empirische cyclus zijn verder: het onderzoek is niet generaliserend, maar specifiek voor één situatie en de ontwikkelaar-onderzoeker is participant in het onderzoek, door de interventies die hij uitvoert’. Ontwikkelingsonderzoek als geheel verloopt hieraan parallel en is een cyclisch proces van (a) ontwerpen (onderdelen: probleem, ontwikkelingsdoel, theorie, diagnose, ontwerp), (b) experimenteren, (c) evalueren-reflecteren en (d) reviseren. Het levert exemplarische kennis en kunde op. Door herhaalde toepassingen in vele situaties, wordt steeds meer ‘zekere kennis en kunde’ verkregen. Zo ontstaat op de lange termijn een ‘betere’ praktijktheorie. Deze ontwikkelt zich op lokaal niveau én op het niveau van OLDACTION als ‘club’ en ‘beweging’.
Ontwikkelingsonderzoek is in ons geval vooral een kwalitatief evaluatieonderzoek vanwege de nadruk op ‘ontwikkelen’ en het volstaan van globale indicaties van leer- en ontwikkelopbrengsten. ‘Empowerment’ en ‘wederkerige adequaatheid’ zijn de criteria voor het beoordelen van de opbrengst. Bij ‘empowerment’ is de ervaring van betrokkenen van belang dat sprake is van een voldoende toename van zelfbeschikkingsruimte c.q. zelfstandigheid van betrokkenen. Van een adequate situatie is sprake als ‘naar het beste weten van dit moment op grond van de best mogelijke bronnen’ wordt gehandeld. Wederkerig is: in hoeverre kunnen en willen betrokkenen gaan bij het komen tot consensus.
Onderzoek bestaat vooral uit evaluaties over korte termijnen en over een beperkt deel van ontwikkelingen. Verder uit reflecties over een langere perioden en over een geheel van een ontwikkeling. Doel is het vaststellen van de mate van tevredenheid over theoretische en praktische gebruiksmogelijkheden en verloop en resultaat van de OLDACTION-als ‘club’- ontwikkeling en lokale clubontwikkelingen. Evaluaties en reflecties worden op hoofdlijnen c.q. belangrijk geachte indicaties vergeleken. Het zijn ‘memberchecks’.
Theoretiseren en handelingsaanbevelingen vormen een eerste stap van het ontwikkelingsproces. Een tweede stap twee is het implementeren in de zin van concretiseren en experimenteren in 55-plus clubs. Een derde stap omvat het op basis van evaluaties en reflecties met zoveel mogelijk direct betrokkenen aanvullen of bijstellen van de eigen theorie en/of praktijk.
Bij de ontwikkeling is, vanwege de toegankelijkheid voor derden, vooral gebruik gemaakt van Nederlandstalige literatuur ten aanzien van: ‘visie op sporten, spelen en bewegen’; ‘leren-ontwikkelen / presteren – trainen c.q. sportdidactiek’ ; ‘fysieke en mentale coördinatieontwikkeling’ en ‘ontwikkelen van een actieve, gezonde en zinvolle leefstijl in onze samenleving’. Een aantal publicaties zijn voor onze clubontwikkeling cruciaal en die hebben we in de literatuurlijst ‘fundamenteel’ genoemd: zie verder LITERATUUR. Teksten zijn meerdere keren bijgesteld en meer op elkaar afgestemd. De meest relevante aspecten van onze innovatie zijn in onderstaand leefstijlmodel samengevat.
Fysiek en mentaal Actief
|
Leven voor gezond gevoel
|
Zinvol Leven
|
Midden in (na je 65e) – vooral de lokale - samenleving (blijven) staan.
Kernpunten:
**veel bewegen-sporten &
**(beleven-)leren-ontwikkelen1
*Zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen.
|
*Actief deelnemen aan meerdere, naar aard verschillende ‘clubs’ of netwerken: clubvorming.
*Optimaal2 ervaren (flow?) en presteren én op maat (= afgestemd op je fysieke en mentale mogelijkheden) willen presteren c.q. functioneren in een mixgroep die naar niveau en achtergrond verschillend is.
*Onderling sportgericht, optimaal en op maat presteren.
*Goed-veilig (leren) omgaan met verschillen van elkaar in mogelijkheden en interesses.
|
*Vele activiteiten en taken op het gebied van werk, zorg, ontspanning (zoals sport) en ontwikkeling3 . ‘Allround’ in breedte.
*‘Rijke’ (voldoende, gevarieerde, in breedte en diepgang) tijdbesteding met voldoende belevingstijd voor alle betrokkenen4.
*Samenwerkend leren en ontwikkelen in 55-plus ‘clubs’ of netwerken door actieve participatie.
*Begeleidend zijn naar anderen toe en begeleid (willen) worden.
*Ontwikkelen van eigen praktijktheorie over (delen van) het ‘leven’, mede op basis van regelmatige reflectie van jezelf en met anderen samen (life review; ‘teach what you preach’).
|
1 Ontwikkelen is toekomstgericht en betekent investeren in en van jezelf, in de relaties met anderen, in omgevingen en in het inspireren van anderen. Ontwikkelen van ‘totaalplaatjes’ van taak- of activiteitengebieden (bv. motorisch, sociaal/affectief en cognitief leren; fysiek-motorisch en mentaal-cognitief (strategisch handelen) qua coördinatie).
2 Optimaal functioneren betekent: (1) regelmatig (dagelijks) inspanning leveren op driekwart van je persoonlijk maximaal mogelijke vermogen tot coördinatie (fysiek en mentaal); (2) in cycli van beleven, leren, ontwikkelen (of leren hoe te leren); (3) op elk gebied streven naar ontwikkeling in breedte en diepgang ofwel: een allround willen zijn. Voor een ‘goede’ coördinatie op elk niveau en in elke levensfase.
3 Vaak een combinatie van bijvoorbeeld (mantel)zorg, werk, ontwikkeling en misschien ook nog wel ontspanning. Het gaat om het realiseren van ‘totaalplaatjes’: volleybal, schoonhouden huis, fotografie, ….. met al mijn mogelijkheden. Mede gebaseerd op (leer)ervaringen in verleden, heden (genieten van…) en toekomst.
4 Alle betrokkenen ervaren de contacttijd als ‘met voldoende aandacht voor elkaar’. Spreiding van activiteiten en taken in de tijd. Balans in verplichte of vrije keuze en prettige of noodzakelijke activiteiten/taken.
Activerende sport- en ontwikkelomgevingen stimuleren de actieve leefstijl en met name het sporten-bewegen en het leren-ontwikkelen en zijn geschetst in: Ontwikkelen van activerende omgevingen voor 55 plussers .
2.8. Wat is het te onderzoeken probleem? Van zowel het door ons uitgevoerde ‘lokale’ ontwikkelingsonderzoek (2009 t/m 2013 in Ermelo) als van ‘OA-als-club’ (2010 t/m 2016) is het onderzoekprobleem als volgt geformuleerd….
'Hoe kunnen deelnemers aan 55-plus ontwikkelclubs op het gebied van werk, zorg, ontspanning (o.a.sport) en ontwikkeling (Baars 2007), ‘voldoende of meer’ beleef, leer- en ontwikkelruimte voor zichzelf en elkaar creëren, om een fysiek en mentaal actieve leefstijl zo optimaal, op maat, zelfstandig/ zelfsturend en zelfverantwoordelijk, mogelijk te realiseren in een naar niveau gemengde club?
Welke kenmerken zijn voor activerende, op ontwikkelen gerichte omgevingen voor deze doelgroep, in het bijzonder van belang om inhoud (activiteit) en wijze van deelnemen (of taak) te optimaliseren
Kernvragen in het algemeen zijn: is de praktijktheorie van ‘actief leven, sporten en ontwikkelen’ voldoende praktisch bruikbaar? En ontwikkelt de sociale innovatie op het gebied van ‘55-plus Sport & Leefstijl’ zich in voldoende mate?'
We gaan na of kenmerken van clubvorming door kartrekker en deelnemers worden herkend en als belangrijk worden erkend. Het schriftelijk of mondeling bevragen, het bespreken en soms het observeren van ‘clubs’ zijn manieren om achter betekenissen van situaties door betrokkenen te komen. De toepassing varieert. De bruikbaarheid van ons concept is in de praktijk nagegaan door (evaluatieve c.q. informatieve) gesprekken, samen uitgevoerde workshops met en bezoeken aan kartrekkers/coördinatoren/ leefstijlcoaches. Met leden van de ontwikkelgroep is in 2013, 2015 en in 2016 overleg over ‘visie en missie’ en het concept ‘Actief leven, sporten en ontwikkelen’. Enkele kartrekkers-coördinatoren hebben een eigen ontwikkelingsonderzoek gedaan. Een deel (vijfendertig procent) heeft op ons verzoek in de afgelopen jaren een evaluatie samen met ‘club’-deelnemers uitgevoerd en ons daarover gerapporteerd.
2.9. Ontwikkel- en onderzoekmethoden bij conceptvorming en praktische toepassing. Hiervoor zijn drie leidraden op hoofdlijnen gevolgd….
1) Timmers, E. (2003), ‘Krachtig’ opleiden van vakdocenten bewegingsonderwijs. Een onderzoek naar de effecten van een ‘krachtige’ leerwerkomgeving op de professionele ontwikkeling van Leraren In Opleiding. Haarlem: De Vrieseborch. De aanpak van ontwikkelingsonderzoek richt zich sterk op het Sport-/LO-gericht Leren & Ontwikkelen. Eén van de kernen van Actieve c.q. ondernemende leefstijlontwikkeling inclusief het belang van activerende omgevingen.
2) Brug, J., Assema P. van, Lechner, L. (2008; Red.). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum. Gezond gedrag beïnvloeden hangt samen met actieve c.q. ondernemende leefstijlontwikkeling.
3) Bersselaar, V. van den (2011). Wetenschapsfilosofie in veelvoud. Fundamenten voor onderzoek en professioneel handelen. Baarn: Coutinho. Zinvol gedrag ontwikkelen is een persoonlijke, maar deels ook gezamenlijke ontwikkeling. Hoe beïnvloed je deelnemers en kartrekkers op het toekennen van betekenissen aan (sport- en beweeg)activerende omgevingen? De wetenschapsfilosofie van dit boek sluit aan bij het later gepubliceerde: Kwa, C (2017). Wat is waarheid? Basisboek wetenschapsfilosofie. Ze vormen een stevig fundament onder mijn/onze ontwikkelingsonderzoeken.
Wetenschappelijk onderzoek kent zes onderzoekdomeinen met elk eigen procedures van onderzoek. Domeinen zijn: van feiten, beleving, regels, betekenissen, begrippen en belangen (Van den Bersselaar, 2011). Dit vooral kwalitatieve praktijkgerichte ontwikkelingsonderzoek richt ze zich op: beleving, betekenissen en regels. Er is een veelvoud van kennisdomeinen en toegangswegen tot deze domeinen (empirisch, fenomenologisch, interpretatief, reconstructief en dialectisch). Er is ook een brede definitie van wetenschap (fundamenteel en toegepast) en een brede definitie van onderzoek (dus ook praktijkonderzoek). De hierbij passende procedures zijn: de empirische methode (met de eerder genoemde SCP-publicaties als basis), de fenomenologie, het hermeneutische verstaan, de rationele reconstructie, dialectiek en deconstructie alsmede onderzoek van paradigma’s en netwerken (Van den Bersselaar, 2011, p.18). In dit ontwikkelingsonderzoek zijn de onderstreepte methodes in samenhang toegepast.
Het concept ‘actief leven, sporten en (leren en) ontwikkelen’ is een theorie of verzameling van opvattingen (begrippen en uitspraken) die in onderling verband een model voor beschrijving en verklaring van een deel van de werkelijkheid geven in de vorm van concepten of praktijktheorieën. Tot 2010: Actief leren onderwijzen op vo-scholen en hbo-lerarenopleidingen en vanaf 2010 tot 2016: Actief leven, sporten en ontwikkelen op het gebied van 55-plus Sport & Leefstijl.
Het is een rationele reconstructie en gericht op de feitelijke en meer gewenste sport- en leefstijlontwikkeling. Daarbij hoort een beschrijving van ontwikkelingen en gebeurtenissen in de samenleving op opvattingen en gedrag van de nieuwe generatie, op hun ervaringen en verwachtingen. Het beschrijven van die ontwikkelingen is een ideografische benadering, omdat het betekent: achterhalen, beschrijven en begrijpen van unieke gebeurtenissen of ontwikkelingen. We construeren op deze wijze een mens-, samenlevings- en cultuurbeeld.
De fenomenologische methode, het domein van de beleving, kijkt naar de werkelijkheid van mens- en samenlevingsbeeld zoals door betrokkenen beleefd en van belang binnen praktijkgericht onderzoek. Kijken en luisteren naar hoe betrokkenen iets beleven. Dat ‘beleven’ is de neerslag van denken, voelen, handelen en waarderen in samenhang met zintuiglijke waarnemingen. We komen daar achter door gesprekken te voeren (voor het gesproken beeld), te observeren (voor het geleefde beeld) en door te evalueren, het door personen verwoorden van hun belevingen (het besproken beeld).
Al deze impressies geven een vrij compleet mens- en gedragsbeeld gedurende een bepaald periode. De persoonlijke of groepsopvattingen over hoe tegen de werkelijkheid wordt aangekeken (het besproken beeld) is meestal nog niet te constateren of nog onduidelijk. Dat speelt bij het geven van ‘betekenissen’ – zie hierna - een rol. De beleving is het bewustzijn van een ‘totaalplaatje’ (bijvoorbeeld ‘mijn actieve leefstijl’ of ‘lid zijn van een 55-plus ‘club’’) en wat zo’n ‘totaalplaatje’ met mij doet. Dat wordt onder woorden gebracht.
‘Empirisch onderzoek in dit verband geeft toegang tot een werkelijkheid die bestaat uit een verzameling van feiten en gebeurtenissen met een constante/’vaste’ structuur. De belevingswereld van mensen zijn unieke, plaats-, tijd- en persoonsgebonden gebeurtenissen (Van den Bersselaar, 2011, p.12). Daarvoor is een fenomenologische analyse het meest geschikt’.
Een beperking is wel de registratie van belevingen ‘los van vooringenomenheid’. Vragen stellen doorbreekt die zuiverheid tenzij ze achteraf worden gesteld. Belevingsbeschrijvingen geven een beschrijving van een enkelvoudige (niet generaliserend) eigen ervaring in belevingstermen, die geen interpretaties of rationalisaties bevat en niet feitelijk is. Door te vergelijken ontstaat een totaalbeeld. Het gaat om vergelijkingen van alle betrokkenen in verschillende rollen, uit een bepaalde praktijk zelf (bv. de sportpraktijk) en uit de literatuur. Een fenomenologische analyse doet recht aan de rijkdom van de beleving in de alledaagse levenswereld. Dus als ‘eenheid’ mens (van denken-handelen-voelen-waarderen en een omgeving) en van een ‘totaalplaatje’ (actieve leefstijl in deze tijd en hier in deze samenleving). Het registreren van belevingen is een kwestie van goed luisteren, lezen van verhalen van mensen en vindt tegelijk plaats met de hierna te beschrijven hermeneutische methode.
In toepassing. We hebben in de periode 2010 tot en met 2016 met vele deelnemers, kartrekkers, coördinatoren, leefstijlcoaches en opleiders gesproken, naar hun ‘bijeenkomsten’ gekeken en hun evaluaties gelezen. We hebben hen ruimschoots de ruimte geboden op verschillende manieren hun ‘verhaal’ te doen. Dat is gespiegeld aan de zich ontwikkelende ‘visie en missie’ over en van 55-plus Sport & Leefstijl en het concept ‘Actief leven, sporten en ontwikkelen’ (‘Grote P’). De verhalen zijn met elkaar vergeleken en overeenkomsten en verschillen gesignaleerd.
De hermeneutische methode: het domein van betekenissen. Deze legt de nadruk op het duiden, verstaan, begrijpen of interpreteren van ervaringen (Van den Bersselaar, 2011). Ze onderzoekt wat er allemaal komt kijken bij het begrijpen van levenssituaties in de context van maatschappij, cultuur en geschiedenis. Hermeneutiek en fenomenologie vullen elkaar aan. Het gaat om het doen en laten van mensen vanuit het perspectief: welke betekenis heeft iets voor mij? Het gaat om de bestudering van de samenhang van opvattingen en gedrag (wat ze zeggen en wat ze doen) en de al of niet aanwezig consistentie daartussen.
Hoe zorgen we voor juiste interpretaties? Onder de betekenis van een uiting of een voorval verstaan we de zin die door een subject (een persoon of een groep personen) aan die uiting of dat voorval wordt toegekend. Dat kan een bedoeling zijn, een reden of een motief. Naast de betekenis gaat het ook om de uitingen, voorvallen, gebeurtenissen en toestanden zelf. Het zijn immers constateerbare feiten, unieke onherhaalbare gebeurtenissen en situaties, waaraan een te interpreteren betekenis is gekoppeld. Waar fenomenologie is gericht op het algemene in een ervaring, is de hermeneutiek gericht op het specifieke van een situatie.
De kern van hermeneutiek: de betekenissen die mensen aan hun ervaringen geven of de opvattingen c.q. grondslagen die ze in het algemeen en op een bepaald gebied hebben. Het is vooral het besproken (mens- en maatschappij) beeld dat hiermee duidelijk wordt. Bij groepen gaat het om betekenissen/opvattingen voor alle deelnemers, een meerderheid, een minderheid of ontbrekende responsen. We spiegelen dat aan de door ons geformuleerde theorie. Uitspraken van betrokkenen ‘labelen’ we.
Een voorbeeld. In theorie blijkt dat mensen het algemeen werken om van nut te zijn voor de samenleving maar in het bijzonder voor: (1) de eigen bestaanszekerheid; (2) het hebben van een maatschappelijke functie, deel uit te maken van een netwerk of hieraan status te ontlenen; (3) voor persoonlijke en/of maatschappelijke ontwikkeling. Vraag je dit aan gepensioneerden dan geldt 1 meestal niet, zal 2 het meest worden genoemd en ook 3 hoor je zelden. Werken na je pensionering is voor velen een behoefte. Maar werk als eenvoudige bezigheid , op een laag niveau, is geen probleem. Als ontwikkeling , op een hoog niveau, is het echter wel een probleem om het in praktijk te realiseren. Zoals ook de mate van het verplichtend of structureel zijn van werk per persoon sterk varieert. Als je er niet naar vraagt hoor je dat niet snel terug. Vraag wat mensen beweegt door het complete ´werkmodel´ in te brengen.
We gaan van een deel of een probleem naar het geheel ofwel de context en zoeken naar relevante bronnen om de juistheid van een probleem of uitdaging te begrijpen, te integreren en toe te passen (BIT-principe). Anders gezegd: betrokkenen herkennen opvattingen en gedrag en erkennen ze als belangrijk. Of toetsingen c.q. interpretaties juist zijn, stellen de ontwikkelaars- onderzoekers in eerste instantie onderling vast en in tweede instantie - zo mogelijk - door instemming van andere betrokkenen. Taalgebruik is voor een goed begrip van belang. We kiezen onze ‘taal’ vanuit de basisboeken en de OA-sitetekst. Teksten zijn geschreven op mbo- of hbo-niveau en in gesprekken wordt met de doelgroep-niveau relatie, rekening gehouden. Voor ontwikkelaars-onderzoekers is dat het hbo-niveau.
Het lokaal verzamelen van informatie gaat uit van de gedachte dat je in meer of mindere mate een indruk krijgt van het geleefde, gesproken en besproken mens- en wereldbeeld van en over vijfenvijftig plussers. Je observeert het gedrag van mensen in een bepaalde omgeving, je ziet en hoort hoe ze met elkaar omgaan, je praat met ze en vraagt naar hun ervaringen en je maakt betrokkenen in verschillende situaties mee. Je evalueert met alle betrokkenen de opzet, uitvoering en verloop van activiteiten en met sommigen reflecteer je in periodes een hele opzet. De informatie per persoon verschilt in volledigheid. Het blijven dus altijd ‘indrukken en interpretaties’ omdat met name het geleefde beeld te beperkt wordt waargenomen.
De ontwikkelaar-onderzoeker is actief participerend en beleeft wat generatiegenoten beleven. We spiegelen wat we zien, lezen, horen en bespreken met wat er in theorie over het gedrag van de nieuwe generatie is gezegd. Dat zijn de feiten en meningen die zijn beschreven in het concept of de praktijktheorie van ‘Actief Leven, sporten (leren) en ontwikkelen’. De praktijk is onze analyse van acties en gesprekken op lokaal niveau met alle betrokkenen (deelnemers, kartrekkers/coördinatoren, leefstijlcoaches, opleiders of opleidingsteams). Het gaat om hun betekenissen of opvattingen als praktijk- en/of theoretische generaliseringen. Door evaluaties (korte termijn en beperkte context) en reflecties (lange termijn en brede context) zoeken we bij betrokkenen naar de meer dominante betekenissen.
In toepassing. De fenomenologische en hermeneutische methode is door ons gecombineerd. Onderliggende vraag: wat is algemeen en wat is situatie-specifiek? Het competentie- of kwaliteitsniveau van de (‘club’) deelnemers en de kartrekker (/coördinator, leefstijlcoach) hebben we als belangrijkste indicator van ‘verschillen’ tussen ‘algemeen’ en ‘situatie-specifiek’ genomen. Het resulteert in verschillende leer- en ontwikkelingsniveaus van de ‘club’ als geheel en van de deelnemers.
Reconstructie of domein van de regels. Het gaat hier om onderzoek naar regels (voorschrift, richtsnoer of leidraad voor ons handelen zoals spel- en speelregels, ontwerpregels, onderzoekregels en dergelijke) en de regelsystemen op het gebied van 55-plus Sport & Leefstijl, waarin actief leven, sporten en ontwikkelen de centrale thema’s zijn. Het is een eerste instantie beschreven in beide boekpublicaties (‘Sport op Maat’ (2010) en ‘Activo’s doen het ‘anders’’(2012)) en beschrijvingen van structuren, ‘wijzen van deelnemen’, gewoontes of culturen van en in 55-plus ‘clubs’. Doel is het komen tot een rationele reconstructie en een representatie van de regels binnen een regelsysteem in hun onderlinge samenhang (Van den Bersselaar, 2011).
In toepassing. De theorie op deze site is verder ontwikkeld in diepgang en breedte, is op praktische bruikbaarheid getoetst en op consistentie en samenhang beoordeeld. Ze is beschreven op zowel praktisch, plan- als fundamenteel niveau en dat is per tekstdeel aangegeven. De nadruk ligt op het ‘regelgevoel van de gewone gebruikers’ (bijvoorbeeld kartrekker of deelnemer) in de onderzochte systemen. Het sluit aan bij de benadering van de fenomenologische, de hermeneutische en de reconstructieve methode in praktijkgericht onderzoek. Regelsystemen zijn geconstrueerd op basis van professioneel ontwikkelde en gevormde praktijken, zoals over leer(werk)-, sport- en ontwikkelomgevingen. Er is onderscheid tussen regulatieve regels met gedrags- of handelingsvoorschriften en constitutieve regels die het regelsysteem zelf definiëren. Beide leggen de betekenis van gedrag of een handeling binnen een bepaalde context vast en vormen de meer specifieke handelingsgrammatica. De constitutieve regels krijgen in dit onderzoek de meeste aandacht. Uitgangspunten, praktijken en projecten uit het verleden en nu van de 55-plus clubs, geven de nodige informatie. De sitetekst met betrekking tot het concept “Actief leven, sporten en ontwikkelen (ALSO) is in de afgelopen jaren regelmatig en meerdere keren bijgesteld. Het is de neerslag van een flexibel te gebruiken regelsysteem. Het ontwikkelingsonderzoek/project en de eindredactie is in de loop van 2016 afgerond. De site blijft bestaan en de (kern)teksten worden, zo nodig, bijgewerkt. Maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen op de voor onze actieve leefstijl relevante gebieden, worden gesignaleerd en verwerkt.
|