Sociale innovatie voor de 55-plusser die 'anders'wil leven en sporten
Afdrukken print contact contact lettergrootte:standaard groot

Sociale innovatie voor de 55-plusser: ‘anders’ leven, bewegen én sporten! 
Kernartikel 1! Versie september 2019.

Samenvatting. De nieuwe generatie 55-plussers – geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig – kijkt ‘anders’ tegen het leven aan en gedraagt zich‘anders’ dan de vooroorlogse generatie. Hoe ‘anders’ is dat? De nu 55 tot 75-jarigen zijn meer betrokken bij de samenleving, vitaler, ondernemender en meer op samenwerkend beleven, leren én ontwikkelen gericht. Op vele gebieden willen ze optimaal (blijven) presteren. Ze functioneren meer zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk en staan zo lang(er) ‘midden in de samenleving’. Actief leven doen we behalve langer, ook nog gezonder en zinvoller.
Lees- en planniveau 1 voor ontwikkelaar, kartrekker, coördinator, leefstijlcoach en de 55-plusser. 

 

Fundamentele aspecten (de pijlers zogezegd) van een actieve leefstijl zijn…. ‘bewegen-sporten (maar ook kunst beoefenen)’ en ‘beleven-leren-ontwikkelen (Timmers, 2010). Dat kan een leven lang positief en optimaal worden beïnvloed – met name ook ten opzichte van elkaar  (van der Zee, 2012) - en zich kwalitatief verbeteren. Door relatief intensief gebruik is ons generisch en procedureel geheugen (voor vaardigheden) te ontwikkelen en dus het bekwaam handelen (Goldberg, 2007). Denken, handelen, voelen en waarderen hangen nauw samen en beïnvloeden elkaar onderling (Brunia, 2015). Activiteiten of taken vereisen dan ook een bepaalde mate van mentale (cognitieve) en/of fysieke coördinatie van patronen, de herkenning en typering daarvan én wijze van probleemoplossing. En dat is eveneens het geval bij het ontwerpen of plannen maken. Je denkt of handelt efficiënter en effectiever en dat staat los van leeftijd (Mulder, 2009).
Hersenen hebben het vermogen zich tijdens het leven te herstellen en te verjongen. Met name de mentale coördinatie ontwikkelt zich al ouder wordend. Het fysieke deel ontwikkelt zich wat beperkter en persoonlijk optimaler en hangt af van de mate van belasting. Handbal liever, dan jeu de boules, als je dat aankunt. We zijn in staat dat door middel van de cultuur van individu naar individu en van generatie naar generatie door te geven.
Bewegen of lichaamstaal (deels onbewust) en taal (bewust) leveren concepten waarmee de wereld in patronen is onder te brengen. Die kennis en kunde is door transfermogelijkheden op vele gebieden toepasbaar. Ervaringen met het herkennen en de coördinatie van patronen, leveren – gezien de betekenis voor ons - duurzame herinneringen op en veroudering heeft daar weinig tot geen invloed op.
Een patroon omvat eigenschappen en kenmerken van een bepaalde ‘klasse c.q. categorie’ aan ervaringen van welke aard ook: objecten, gebeurtenissen, uitingen, ….. De kennis die daarmee samenhangt kan descriptief (feitelijk) of prescriptief (gewenste handelwijze) zijn en spelen beide min of meer gelijktijdig een rol. Denken, handelen, voelen en waarderen spelen in waarneming en handelen eveneens gelijktijdig en in samenhang een rol.

 

 

Actief leven in elke fase!
Een leefstijl heeft iedereen en zal in elke levensfase qua vorm en inhoud anders zijn. Wat is anno 2000 de aan te bevelen leefstijl? De nieuwe generatie, geboren in de jaren veertig, vijftig en  begin jaren zestig – de nu 55 tot 75-jarigen – heeft de voorkeur voor een fysiek, mentaal en sociaal ACTIEVE LEEFSTIJL, waarin je - gegeven je mogelijkheden - optimaal GEZOND én ZINVOL functioneert (SCP, 2006a). De leefstijl van de vooroorlogse generatie was ‘meer volgend’. De samenleving en wij veranderen en onze leefstijlontwikkeling verandert mee.
Uitingen van zo’n ontwikkeling in de samenleving is … 1 het ‘manifest: leefstijlgeneeskunde in de basiszorg’ dat in maart 2018 in diverse landelijke media verscheen. Initiatiefnemers, TNO en het Leids Universitair Medisch Centrum, hebben zich verenigd in het Nederlands Innovatiecentrum voor Leefstijlgeneeskunde. In dit manifest geven ze aan, dat leefstijlgeneeskunde zowel preventief als curatief kan worden ingezet. Het pakt ‘(chronische) klachten die voor meer dan vijftig procent het gevolg zijn van bewegingsarmoede, chronisch overgewicht, slechte voeding, drank/drugs, slaapgebrek en stress’. Leefstijlgeneeskunde zou ‘basiszorg’ moeten zijn.
2 Veel mbo en hbo- opleidingen bieden steeds meer een – kort of Lang – opleidingstraject voor ‘leefstijlcoach’ voor met name 55-plussers aan. Dat is vooral in de periode 2010 – 2017 sterk toegenomen.

3 In samenwerking met de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Groningen (nu: Instituut voor Sportstudies van de Hanzehogeschool) is in 2013 het project ’55-plus Sport & Leefstijl’ opgestart en in 2016 succesvol afgerond. Leefstijl heeft hier als kernpunten: optimaal bewegen-sporten én leren-ontwikkelen. Voor het mbo (CIOS & Sport en Bewegen) en hbo- met name ‘lerarenopleidingen voor vakleraren lichamelijke opvoeding’ – zijn op Lichamelijke Opvoeding en sportgebied voor de jeugd én de 55-plusser - specifieke opleidingsprogramma’s c.q. cursussen ontwikkeld. Ook het praktisch en ‘meer samen ontwikkelingsgericht ‘sporten in 55-plus-‘clubs’’, is landelijk gepromoot.

Samen ontwikkelend sporten!

In ons huidig toekomstbeeld van onze samenleving wordt veel belang gehecht aan het autonoom c.q. meer zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen van de mens. Daar hoort ook bij... sterk sociaal betrokken, creatief en bereid zijn veel van het eigen leven en dat van anderen te willen maken. Samen hebben we het vermogen om veel te beleven, regelen, leren en ontwikkelen. Daarmee hebben we meer autoriteit en inspireren we anderen ook meer. Actief zijn vraagt veel en gevarieerd bewegen én behoefte aan sporten. ‘Sporten voor de 55-plusser is zeker niet competitief en op maximaal presteren gericht maar….juist recreatief - met wedijver - zelf en samen regelend én optimaal ontwikkelend in ‘clubs’ bezig zijn. Dat zijn bestaande of zelf gevormde ‘(sport)clubs’.
Bewegen en sporten doe je vooral vanwege het plezier dat het geeft. Behalve de inhoud of aard van de activiteit (bijvoorbeeld volleybal) is ook de ‘wijze van deelnemen’ van belang. Hoe leren we met elkaar beter te bewegen? Dat is dan vaak ook nog eens ‘gezond’ mits je kunt doen wat je wilt doen én het als het als een zinvolle, ontspanningsvolle activiteit beleefd (Kolder et al, 2012). ‘
 
(Be)beleven, leren én ontwikkelen in een ‘club’!
Dat doe je achtereenvolgens. Pas als je iets als positief beleefd wil je er meer van leren en uiteindelijk ook meer van ‘leren hoe te leren’. ‘Ontwikkelen’ betekent op elk gebied: investeren in jezelf, in de relaties met anderen, het inspireren van anderen én investeren in omgeving(en) (SCP, 2006b). Vanaf eind jaren negentig is de (nieuwe) generatie meer collectief in ‘clubs’ bezig. Dat gebeurt vooral lokaal in naar aard verschillende ‘clubs’ die soms aan een leeftijdcategorie (55-, 65-, 75-plus) gebonden zijn. Overeenkomende interesses vragen om voldoende afstemming op de eigen, gedifferentieerde mogelijkheden. Sportclubs, ontwikkelclubs, reis-, hobby- of culturele clubs,….. bieden in principe die ruimte. Het gaat echter om zowel de inhoud (de activiteit(en)) als de ‘wijze van deelnemen’. Leren en ontwikkelen kun je een leven lang. Leren is namelijk óók… ‘leren hoe te leren’ (dus ontwikkelen) en ‘leren hoe je anderen iets kunt leren’ (door begeleiden of coachen) (Timmers 2010, 2012). In een ‘club’ sta je door dat samenwerkend leren en ontwikkelen kwalitatief sterker dan in je eentje.

In een 55-plus sportclub (hier als voorbeeld gebruikt) regelen en ontwikkelen we een of (vaak) meerdere sportvorm(en) onderling. Een kartrekker bevordert die samenwerking. Het functioneren van de deelnemers vindt op verschillende inhoud- en/of  deelnameniveaus’ plaats (Devisch, 2013). Deze zijn als volgt te typeren….

Clubdeelnameniveau 1. Een 55-plus ‘sportclub’ bestaat bij voorkeur uit tien of twaalf sporters (mannen en vrouwen) die wekelijks een zaal huren om samen te gaan volleyballen. Een deel heeft vroeger gevolleybald en een deel niet, is meer of minder vaardig op het gebied van volleybal. Een oud-volleyballer fungeert als kartrekker… Je gaat aan deze ‘club’ deelnemen omdat de activiteit en de deelnemers je aanstaan. De wijze van volleybal (leren) spelen en ontwikkelen wordt – door de keuze van spelregels - op de mogelijkheden van de deelnemers afgestemd. Iedereen kan op eigen niveau deelnemen. Daardoor sport je op maat, optimaal en onderling als wedstrijdje van vier tegen vier. Eventueel met roulerende wisselspelers

Clubdeelnameniveau 2. De ‘wijze van deelnemen’ wordt belangrijker. Je wilt het spel op jouw niveau beter leren spelen en voor jezelf en als team verder ontwikkelen. Beleven, leren en ontwikkelen is afwisselend van belang. Ervaar eerst hoe iets gaat of (aan)voelt en verbeter dat vervolgens. Los de eigen beweeg- en ontwikkelproblemen op door technische en tactische volleybalvaardigheden te verbeteren. Je leert jezelf ‘te leren hoe te leren’ door daarin een opbouw/volgorde of methode te kiezen. Laat je aanwijzingen geven en geef die ook aan anderen.
Clubdeelnameniveau 3. Het elkaar helpen, begeleiden of coachen wordt nu bewust toegepast nagestreefd en al doende verder ontwikkeld. Doe dat door de ‘wijze van sporten’ als sporter, team en ‘club’/groep in onderbrekingen/time outs of na afloop, te bespreken. Zo ontwikkel je een sportspel als volleybal in de volle breedte (technisch, tactisch; sociaal en cognitief/methodisch). Je helpt jezelf en anderen het spel te ontwikkelen door ‘te leren hoe te leren’.  

 

Op maat en optimaal presteren en ervaren!

Bij alles wat je doet is de keuze van een ‘activiteit op maat’ aan te bevelen. Doe die activiteiten, die je op jouw niveau of inspanning goed aankunt. Voor de 55-plusser is de gewenste fysiek/motorische en mentaal/cognitieve coördinatie van een activiteit het belangrijkst.

Presteren, in de zin van inspanning leveren, gebeurt bij  het sporten op verschillende niveaus. Hoog of maximaal (met 90 tot 100 procent inzet), meer dan gemiddeld of optimaal (regelmatig op 60 tot 70 procent inzet), gemiddeld (minimaal 40 tot 50 procent inzet) en laag (minder dan 40 procent inzet).
Voor de 55-plusser is de mate van de gewenste fysiek/motorische en mentaal/cognitieve coördinatie het belangrijkst. Activiteiten verschillen in moeilijkheidsgraad en vereisen meer of minder fysieke en mentale coördinatie. Fysiek heeft betrekking op het ‘meer of minder makkelijk bewegen’ en mentaal op het meer of minder strategisch c.q. inzichtelijk handelen. De keuze van de activiteit, het ‘totaal’ aan de te leren vaardigheden, het niveau van de uitvoering en het ‘op maat’ kunnen deelnemen van iedereen, bepaalt de kwaliteit van het handelen. Sportvormen zijn op deze wijze globaal op drie niveaus van complexiteit te ordenen……


Op een basaal complexiteitsniveau gaat het om ‘al verplaatsend je evenwicht houden’, zoals bij (nordic) wandelen of fietsen en een fysieke voorwaarde. Kennis hebben van het te gebruiken materiaal of te benutten omgevingsvoorwaarden (‘harder trappen als je een heuvel opgaat’) is een mentaal-cognitieve voorwaarde. Het is een ‘actie’ van jouw lichaam met het beschikbare materiaal in een bepaalde omgeving.
Op een gemiddeld niveau: is het naast lichaamsacties reageren op het gedrag van medespeler(s) en/of tegenstander(s), het tactisch handelen, maakt tennis, badminton of tafeltennis wat coördinatie betreft complexer. Van dezelfde orde is dans of bewegen op muziek. Het instellen op de actie van een partner (en andere dansers in je omgeving) is nodig en het bewegen op maat en ritme van de muziek.
Op een hoog niveau: doelsporten als floorball en streetbasketball zijn wat coördinatie betreft complex. Gedrag van mede- en tegenspelers beïnvloedt het tactisch spelgedrag van individu en team. Op dit niveau is ook het inzicht krijgen in hoe je beweeg- en sportvormen al doende leert en ontwikkelt (de leer- of ontwikkelmethode; het leren hoe te leren) van belang.
Kies een activiteit die je plezierig vindt, die is afgestemd op wat je redelijk kunt doen en goed is te ontwikkelen. Dat laatste is voor de 55-plusser alleen mogelijk bij het onderling of recreatief sporten.

De keuze van een activiteit én de ‘wijze van deelnemen’ bepalen samen of optimaal presteren en ervaren mogelijk is. Dat ‘optimaal presteren en ervaren’ heeft drie dimensies (Timmers, 2012, 2018)….

Dimensie 1. Het gevoel dat je op ‘zestig tot zeventig procent’ van je persoonlijk maximaal (coördinatie)vermogen functioneert bij het uitvoeren van een activiteit, sportvorm of ontwikkelingstaak. Het leveren van een ‘matig intensieve fysieke en mentale inspanning’ op – zo mogelijk - vijf dagen per week en een duur van een tot drie uur.

Dimensie 2. Het dagelijks en periodiek doen van vele gevarieerde activiteiten of taken (op het gebied van werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling), onder andere meerdere sportvormen in bijvoorbeeld een week. Zoals door deze zeventigjarige…

Dagelijks dertig kilometer in een stevig tempo fietsen, wekelijks vijftien kilometer nordic walken, een uurtje tafeltennissen, een keer per maand een uurtje zwemmen, in de zomer wekelijks onderling honk-softballen en twee uurtjes kajakken, in de winter een week skiën en – zo mogelijk - dagelijks schaatsen of maandelijks een paar uur op de ijsbaan bezig zijn; alle activiteiten doe je alleen maar vaak samen met anderen, in ‘clubverband’.

 

Dimensie 3. Activiteiten of taken ontwikkelen door deze achtereenvolgens steeds te beleven, leren én leren hoe te leren c.q. te ontwikkelen, door er verschillende functies (bv. competitief, samenwerkend of coöperatief handelen) of rollen (bv. kartrekker, begeleider-coach) in een of meerdere’55-plus club(s)’, mee uit te voeren. De ‘clubs’ zijn (sociaal gezien) gebaat bij een mix van mannen en vrouwen, die verschillen in competentieniveau, interesses en achtergrond. De groep zelf draagt zorg voor een (mentaal en fysiek) veilige en activerende of inspirerende leefomgeving. Ze regelt, ontwikkelt of verandert alles samen.


Vroegere en (vaak) positieve ervaring(en) maken dat je een leven lang zo sportgericht mogelijk bezig wilt blijven. Maar dan wel op maat. Door bijvoorbeeld het spelen van  wedstrijden in verwante of afgeleide sportvormen en op kleinere ‘speelvelden, zoals ‘drie tegen drie (street)basketball’ of  pickleball, een vorm van klein terreintennis. Een sportvorm blijft immers ‘sportgericht’ als de essentie van de (competitie-) wedstrijdsportvorm behouden blijft (Timmers, 2009; 2010). Onderling regels afspreken maakt optimaal sporten c.q. presteren in gemengde groepen (man-vrouw, maar ook jong-oud) mogelijk .

Doe het ‘anders’  en beter in je ‘vrij’ te besteden tijd!

De nieuwe generatie wil ‘anders’ leven, bewegen en sporten door meer samenwerkend te beleven, leren én ontwikkelen en elkaar daarbij te begeleiden. Daarvoor is ‘clubvorming’ nodig en ‘lokaal bereid zijn tot coöperatie bij ontwikkelingsactiviteiten’ (Rotmans, 2012, p.247; SCP, 2014). In het algemeen is verschuiving in aandacht gewenst van een ‘meer op verzorging ingestelde’ samenleving naar een ‘meer op participatie gerichte samenleving’ (Putters, 2014; 2018). Lokale ‘(ontwikkel)clubs’ – op welk gebied dan ook - kunnen de volgende ‘totaalervaring’ opleveren

 

….. ’Ze geven in elke levensfase ruimte aan het fysiek en mentaal actief en ondernemend zijn op het gebied van (vrijwilligers)werk, zorg, ontspanning (bv. sporten) en ontwikkeling. Ze dragen bij aan een evenwichtige tijdbesteding en beleving en bieden vele sociale contacten met - onder andere - generatiegenoten in clubs, netwerken of leefgemeenschappen. De hiermee samenhangende taken en activiteiten zijn afgestemd op de individuele mogelijkheden van mensen (op maat). Clubs geven alle ruimte aan  beleven, leren en – op de langere termijn  - ontwikkelen. We begeleiden en/of coachen elkaar opdat optimaal presteren en participeren mogelijk is. Dit motiveert en een of meerdere kartrekkers stimuleert/stimuleren ons daarbij. De groep regelt en ontwikkelt het zelf. Door takenverdeling zorgen we voor gelijkwaardige inbreng en deelname van iedereen. Met interesses en mogelijkheden van elkaar wordt rekening gehouden. We proberen tot  een samenwerkend leren en ontwikkelen in de regelmatige ontmoetingen/bijeenkomsten te komen. Optimaal participeren doet een beroep op je (motorisch) doelgericht en (cognitief) strategisch handelen en vereist een brede of allround ontwikkeling. Dit alles gebeurt in een ‘gemengde’ 55-plus club, waaraan iedereen kan deelnemen: mannen en vrouwen, met verschillen in kennis of ervaring en met goede en matige basismogelijkheden. De groep zorgt voor een (mentaal) veilige, verantwoorde en activerende leefomgeving'.


Ongeacht niveau, interesse of sociale achtergrond, kunnen we in dergelijke ‘clubs’ veel van elkaar leren. Het is tijd om samen te werken aan een levenslange ‘sociale innovatie’’. Voor verwijzingen naar auteurs die in dit artikel worden genoemd: zie
LITERATUUR.

In vervolg op dit inleidende (kern)artikel treft u andere kernartikelen aan:

1 ACTIEVE LEEFSTIJL

Kernartikel 1 Sociale innovatie voor de 55-plusser: 'anders' leven, bewegen en sporten!

Kernartikel 2 Fysiek, mentaal en sociaal actief leven!
Kernartikel 3B
Optimaal op maat presteren en ervaren!

ANDERS SPORTEN

Kernartikel 3A Het 'anders' sporten (optimaal, breed, met diepgang) door de 55-plusser!

3 LEREN & ONTWIKKELEN.

Kernartikel 4A (leesniveau 1) Samenwerkend actief leren ontwikkelen!
Kernartikel 4B (leesniveau 2)
Leren & Ontwikkelen, een leven lang!