Actieve Leefstijlontwikkeling van de 55-plusser
Afdrukken print contact contact lettergrootte:standaard groot

Samenvatting Actieve Leefstijlontwikkeling van de 55-plusser
Versie december 2019


Introductie
We beschrijven hier de kernopvattingen van de ‘Actieve (/ondernemende) Leefstijlontwikkeling’. Principes en thema’s gelden voor iedereen en voor elke leeftijdscategorie, maar de aard en omvang is hier toegespitst op de 55-plusser.

Centraal staat de generatie, geboren in de jaren veertig, vijftig en begin jaren zestig. Deze wil ‘anders’ actief, gezond en zinvol leven. ‘Anders’ is….op vele gebieden samen (in ‘clubs’), alles regelen en ontwikkelen, veel bewegen en sporten, veel leren en ontwikkelen.. Dat ontwikkelen is op deze site – exemplarisch - gekoppeld aan ‘bewegen/sporten’.  
Theorie en praktijk is op deze site
www.oldaction.nl beschreven. Het eerste deel gaat over ‘Actief leren onderwijzen’, en betrof de periode (van 1999) tot 2010. In die eerste tien jaar zijn plannen en programma’s voor de Lichamelijke Opvoeding in het Voortgezet Onderwijs, de jeugdsport en Vaklerarenopleidingen gemaakt.
Het tweede deel – en de kern van de site - gaat over het ‘Actief leven, sporten en ontwikkelen’ van de 55-plusser. We zijn er in 2009 mee begonnen en sluiten dat nu in december 2019 af.
Opvattingen én praktische toepassingen zijn in meerdere projecten ontwikkeld. Velen hebben daaraan, als één OLDACTION-club, actief meegewerkt. Aan deel een en twee bijvoorbeeld zo’n driehonderd vakleraren Lichamelijke Opvoeding c.q. opleiders van Lerarenopleidingen  (ALO’s en HBO’s). Later ook vele coördinatoren en kartrekkers van 55-plus clubs en docenten van MBO (Sport & Bewegen/ CIOS)-opleidingen.
In 2009 is op basis van twee publicaties (‘Sport Op Maat’, 2010; ‘Activo’s doen het ‘anders’, op maat en zeker na hun 50e’, 2012) vorm en inhoud gegeven aan het leven, bewegen en ontwikkelen van 55-plussers. In december 2016 werd het praktisch deel van het ’55-plus project’ afgerond. Op dat moment zijn dertienhonderd ’55-plus clubs’ actief met ongeveer eenentwintigduizend deelnemers. Twintig mbo-opleidingen (Sport en Bewegen/ CIOS) en zeven hogescholen met vijftien opleidingen, waren van plan of hadden al, in hun derde- of vierdejaars programma, aandacht voor '55-plus Sport & Leefstijl'.

Daarna hebben enkele collega’s – tot eind 2019 - meegewerkt aan de verdere theoretische ontwikkeling.

In deze twintig jaar zijn meerdere ontwikkelingsonderzoeken uitgevoerd en vele publicaties over deze didactische en sociale innovatie in de lichamelijke opvoeding, jeugdsport en sport voor ouderen, verschenen. Voor een overzicht hiervan …zie de LEESWIJZER van bovengenoemde site.  Didactische innovatie is gericht op het creëren  van activerende leer- en werkomgevingen en sociale innovatie is gericht op  het samen alles regelen en ontwikkelen. Beiden op het gebied van ‘Bewegen, LO  & Sporten’. Het ‘nieuwe’ is: het zelfstandig, samenwerkend leren; leren hoe te leren én leren hoe je anderen iets kunt leren. Snapt u nu, dat ook dit eigenlijk een levenslange uitdaging is! 

Dr. Edwin Timmers


‘Actieve Leefstijl’ in ontwikkeling

De evolutieleer is het meest wetenschappelijk verantwoorde verhaal over het ontstaan én ontwikkeling van ‘kosmos, aarde, cultuur-samenleving én het leven, de mens in het bijzonder. De mens wordt hierin gezien als een product van die ontwikkeling in biologisch (door genen) en cultureel (door memen) opzicht. Deze bepalen - naast het/de persoonlijk(e) bewegen, ontwikkeling en toevallige omstandigheden – een persoon voor ‘twintig procent’. Persoonlijke identiteit van de mens ontstaat door zelfbesef, omgevingsbesef en ontwikkelingsbesef en collectieve identiteit is wat hier sterk gemeenschappelijk is. De mens is een eenheid van: homo faber (de werkende mens), homo sapiens (de wetende, op communicatie gerichte mens door (lichaams)taal) als homo ludens (de op spelen, sporten en bewegen gerichte mens; Brunia, 2015). 

Kern 1 (On)bewust denken, handelen, voelen en waarderen

Wij gebruiken ons lichaam – inclusief ons brein - om ons bewustzijn te optimaliseren door veel en nauwkeuriger waar te nemen én verantwoordelijkheid te nemen. Dat waarnemen(via zintuigen) en het verwerven van een rijk scala aan vaardigheden of competenties en opvattingen (ideeën, theorieën en -strategieën) maakt duidelijk waarin we geïnteresseerd zijn en bij betrokken willen zijn.
We leren en ontwikkelen te bewegen of te sporten en die ontwikkeling beïnvloedt ons ook weer lichamelijk. Sensomotorisch nemen we waar en handelen we praktisch. Het meeste gebeurt onbewust, een veel kleiner deel (dertig procent?) bewust.

Handelen is doelgericht (slaan en enkele honken aflopen) en dus een bewuste actie. Bij dat slaan van een soft- of honkbal zijn ‘kijken naar de bal’ en ‘horizontaal slaan’ de bewuste acties, de handelingen.

Leren bewegen of sporten verloopt ‘snel en goed’ als dat door
imiteren plaatsvindt. Dat kan zowel bij eenvoudige als complexe acties onbewust en snel: monkey see, monkey do. Imiteren is waarnemen van gedrag en de consequenties daarvan is sociaal gezien belangrijk. Aanvoelen van … en anticiperen op … hoort daar ook bij.

Is aandacht voor het doel en/of de essentie van een activiteit of vaardigheid nodig (het principe of een vuistregel) dan is dat leren door handelen. In de sport (en lichamelijke opvoeding) vinden deze beide manieren plaats.


Met bewuste en gerichte ‘gedachtekracht’ zijn op de langere duur lichamelijke structuren (bijvoorbeeld in de hersenen), processen en/of functies te veranderen (o.a.de Monchy, 2013; 2016; Bos, 2017).
Een voetbal alleen en vaak met je sterke been trappen, leidt zeker tot toename van dat vermogen rechts, maar ook – zij het iets minder -  links’. Je leert hier geen spierfuncties, maar totale handelingsfuncties (het ‘geplaatst trappen van de bal’) én denkacties (bedoelingen of essenties van het voetbalspel). Je leert te voetballen.

Door gerichte, positieve aandacht en inzet (inspanning) kun je door bewustwording, volharding en reflectie op ‘hoe het gaat’ het eigen gedrag beïnvloeden. Je gaat beter voetballen of je leert je verslaving beheersen.
 

 

 Kern 2 Model (of schema) van Actief leven  ...

Fysiek en mentaal Actief

Leven voor gezond gevoel

Zinvol Leven

**Fysiek en mentaal Actieve Leefstijl….. = midden in (en na je 65e) – vooral de lokale - samenleving (blijven) staan.
Kernpunten: (1) veel bewegen-sporten & (2) (beleven-)leren-ontwikkelen1

 

*Zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen.







*Actief deelnemen (= beleven, leren en ontwikkelen/leren hoe te leren) aan meerdere, naar aard verschillende ‘clubs’ of netwerken: clubvorming.

*Optimaal2 ervaren (flow?) en presteren én op maat (= afgestemd op je fysieke en mentale mogelijkheden) willen presteren c.q. functioneren in een mixgroep die naar niveau en achtergrond verschillend is.
*Onderling sportgericht, optimaal en op maat presteren.
*Goed-veilig (leren) omgaan met verschillen van elkaar in mogelijkheden en interesses.

*Vele activiteiten en taken op het gebied van werk, zorg, ontspanning (zoals sport) en ontwikkeling3 . ‘Allround’ in breedte op vele gebieden.

*‘Rijke’ (voldoende, gevarieerde, in breedte en diepgang) tijdbesteding met voldoende belevingstijd voor alle betrokkenen4.
*Samenwerkend leren en ontwikkelen in 55-plus ‘clubs’ of netwerken door actieve participatie.
*Begeleidend zijn naar anderen toe en begeleid (willen) worden.

*Ontwikkelen van eigen praktijktheorie over (delen van) het ‘leven’, mede op basis van regelmatige reflectie van jezelf en met anderen samen (life review; ‘teach what you preach’).


1 Ontwikkelen is toekomstgericht en betekent investeren in en van jezelf, in de relaties met anderen, in omgevingen en in het inspireren van anderen. Het heeft zowel ‘breedte’ als ‘diepte’ en omvang. Ontwikkelen verloopt op korte termijn ‘lineair’ en op lange termijn ‘cyclisch’ en vindt op meerdere niveaus plaats. Ontwikkelen betreft ‘totaalplaatjes’ van taak- of activiteitengebieden.

2 Optimaal functioneren betekent: 1. regelmatig (dagelijks) inspanning leveren op driekwart van je persoonlijk maximaal mogelijke vermogen tot coördinatie (fysiek en mentaal); 2. in cycli van beleven, leren, ontwikkelen (of leren hoe te leren); 3. op elk gebied ontwikkelen in breedte en diepgang ofwel: allround willen zijn. Sporten is competitief en recreatief in te richten. Dat laatste is zeker voor de 55-plusser van belang.
3 Vaak een combinatie van bijvoorbeeld (mantel)zorg, werk, ontwikkeling en/of ontspanning. Het gaat om het realiseren van ‘totaalplaatjes’: volleybal, schoonhouden huis, fotografie, ….. met al mijn mogelijkheden. Mede gebaseerd op (leer)ervaringen in verleden, heden (genieten van…) en toekomst.
4 Alle betrokkenen ervaren de contacttijd als ‘met voldoende aandacht voor elkaar’. Spreiding van activiteiten en taken in de tijd. Balans in verplichte of vrije keuze en prettige of noodzakelijke activiteiten/taken. 

Kern 3 De twee pijlers van een actieve, ondernemende leefstijl zijn bewegen-sporten en  leren-ontwikkelen (Timmers, 2004; 2010). Ze zijn een leven lang, op verschillende niveaus, steeds weer te beïnvloeden en onderling in sterke mate afhankelijk van elkaar (van der Zee, 2012). Ontwikkelend sporten, ontwikkelend leren en onderwijzen, ontwikkelend zorg verlenen….het is allemaal mogelijk.
Door relatief intensief gebruik is het een leven lang mogelijk ons generisch en procedureel geheugen (voor vaardigheden) te ontwikkelen en dus onze handelingsbekwaamheid (Goldberg, 2007). 
Bewegen en ontwikkelen vereisen beide een samenhang in ‘denken, handelen, voelen en waarderen’ over een bepaald kennis- (…fotograferen) of actiegebied.(….volleyballen Brunia, 2015). Toepassing in activiteiten of taken vereist  tevens een bepaalde mate van mentale (cognitieve) en/of fysieke (motorische) coördinatie van: patronen, herkenning en typering én wijze van probleemoplossing. Dit gebeurt ook al bij het maken van plannen. Denken en handelen verlopen, op elke leeftijd, al doende efficiënter en effectiever (Mulder, 2009).
Het lichaam (inclusief de hersenen) heeft het vermogen zich tijdens het leven te herstellen en te verjongen. Met name de mentale, sociale en fysiek-motorische coördinatie ontwikkelt zich steeds. Optimale belasting of inzet bevordert zowel niveau als samenhang in die ontwikkeling. Speel dus maar liever zo lang mogelijk handbal dan te vroeg jeu de boules. 
Bewegen, je lichaamstaal, (grotendeels onbewust) en taal (bewust) leveren opvattingen en patronen op waarmee schema’s of modellen, procedures of werkpatronen en vuistregels of principes kunnen worden gevonden. Dat levert overeenkomstige toepassingen (ofwel transfer) van en naar verschillende gebieden op en leidt tot ‘leren’ maar ook ‘leren hoe te leren (ontwikkelen)’. Ervaringen met dit ‘leren hoe te leren’ en de coördinatie daarvan, leveren duurzame herinneringen op en veroudering heeft daarop weinig invloed.

 

Een actieve leefstijl vereist van elke 55-plusser een optimaal fysiek-motorische, mentaal-cognitieve én sociale inspanning in samenhang (lichaam-bewustzijn-omgeving) , want we zijn – als persoon -  één totaal…..

Kern 4 Actief en ondernemend zijn betekent…

-deelnemen aan en zelf inhoud en vorm geven aan meerdere, naar aard gevarieerde 55-plus clubs, groepen, netwerken of leefgemeenschappen;
-plannen en projecten ontwerpen om structuur aan je bestaan te geven; ze hebben betrekking op werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling; tijdbesteding, tijdbeleving en tijdverdeling zijn in balans;
-dagelijks aandacht en tijd besteden aan ‘bewegen-sporten’ en ‘leren-ontwikkelen’ op meerdere gebieden tegelijk of na elkaar;
-ontwerpen, uitvoeren en ontwikkelen van ‘totaalplaatjes’ van activiteiten, thema's of taken; schetsen van persoonlijke interessegebieden in ‘concepten’ en deze op basis van reflecties (en evaluaties over delen daarvan) blijven ontwikkelen;
-ontwikkelen van een persoonlijk ‘life review’ op het geheel en/of delen van je bestaan, een ‘stand van zaken’ met een regelmatige reflectie daarop.
 

 
Ontwikkelend bewegen of sporten

 

Kern 5 Ontwikkelend leven en sporten als voorbeeld!
‘Actief leren onderwijzen’ en ‘Actief leven, sporten en ontwikkelen’ vormen samen één praktijktheorieconcept die door en op verschillende doelgroepen kan worden toegepast. Zie voor de uitwerking van beide concepten: www.oldaction.nl bij WERKWIJZE OA-CLUB. Toepassing kan plaatsvinden op het gebied van werk, zorg (leren en ontwikkelen),ontspanning (sport/ bewegen) en ontwikkeling of op meerdere van deze gebieden tegelijk.
De aanpak is in het project ’55-plus Sport & Leefstijl’ toegepast bij 55-plus sporters, hun kartrekkers en coördinatoren en geleerd aan studenten van mbo en hbo-opleidingen waar het ‘leefstijlcoach’-zijn in het programma is opgenomen.

Typering ‘ontwikkelend leven’….Zowel jong als oud ambieert een leven lang actief (ondernemend, vitaal) leven. Daarvoor is een optimaal fysiek, sociaal én mentaal-cognitief beleven, leren - ontwikkelen nodig. Het niveau dat je kunt bereiken hangt af van de eigen competenties en de mogelijkheden van (leer- en ontwikkel)omgevingen of de mate van het veranderen daarvan. Actief ontwikkelen vraagt om een veelzijdige en veelvormige inhoud. Zo mogelijk een allround functioneren op vele manieren en gebieden. Sport, als aspect van ontspanning, is zo’n gebied dat behalve een allround (fysiek, sociaal en mentaal) ontwikkelen ook optimaal en/of maximaal ervaren mogelijk maakt. Dat heeft een grote invloed op het eigen welbevinden en van een groep. Sport moet dan niet alleen competitief, maar (bij het ouder worden vooral) ook recreatief/onderling uitgevoerd kunnen worden.  
Een actieve leefstijl draagt bij aan het meer zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen én biedt mogelijkheden tot een voortdurend investeren in jezelf, in de relaties met … en het inspireren van anderen (coachen/begeleiden) plus in het veranderen van omgevingen. Plezier en resultaat zorgen voor een vitaal leven. Samenwerkend leren in een ‘club(je)’, bevordert de ontwikkeling van ‘inhoud’, ‘wijze van deelnemen’ en het blijven participeren in de samenleving.

Veelzijdig, veelvormig en/of allround handelen is relatief complex en vereist het leren van totaalplaatjes (vier tegen vier volleyballen). De mens is ook zelf een ‘totaalplaatje’ (van lichaam, geest, omgeving) die de werkelijkheid als een bewust en - vooral – onbewust ‘totaal’ waarneemt. Het vraagt om kennis (leren) begrijpen, integreren en toepassen en het ontwikkelen van kunde of een geheel van vaardigheden, om doelgericht te kunnen handelen.
Doel van het OLDACTION-project is de bevordering van de actieve leefstijl van de 55-plusser en het creëren van situaties of contexten waardoor mensen binnen en door leer-, sport- of werkomgevingen worden gemotiveerd. Ontwikkelingsonderzoek gaat na in welke mate programma’s, aanpakken of plannen in praktijk kunnen worden toegepast.
Leraren, lesgevers of trainers zijn behalve de kartrekkers ook de ontwikkelaars, uitvoerders en, in de meeste gevallen, de (zelf)onderzoekers. Ze ‘keuren zeker hun eigen vlees’ en het hangt van hun professionaliteit af in hoeverre ze voldoende zelfkritisch en ontwikkelend kunnen zijn. Zo mogelijk alle betrokkenen (coördinatoren, kartrekkers en deelnemers/de 55-plussers) worden bij de proces- en productevaluatie van hun ‘good practice’-innovatie-ervaringen betrokken: hoe tevreden zijn ze ermee bezig? 

 

Kern 6 De groep sportende 55-plussers wordt in de komende jaren groter, ze heeft vaak veel sportervaring en vindt dat ze dat zelf, samen met een kartrekker prima kan regelen en ontwikkelen. Ze heeft de sportontwikkeling in breedte en naar niveau – vooral vanaf de jaren zestig – aan den lijve ervaren. Deze ‘nieuwe’ generatie is geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig. Is in doorsnee beter opgeleid dan bijvoorbeeld de vooroorlogse generatie. Daardoor is ze in staat tot meer zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk gedrag bij het ‘samenwerkend beleven, leren en ontwikkelen’ in ’55-plus clubs’. Clubs die binnen en buiten bestaand verenigingsverband kunnen ontstaan. Dat ‘samenwerkend regelen en ontwikkelen in lokale en relatief kleine clubs (10 tot 15 sporters)’, gebeurt bij voorkeur ongeacht sport(deelname)niveaus of mogelijkheden, geslacht, kwaliteit van de gezondheid/conditie, van de deelnemers. Er is grote bereidheid elkaar ‘op maat’ te laten deelnemen, regels op de mogelijkheden van de groep, teams of individuele deelnemers af te stemmen en elkaar te begeleiden of coachen.
Sportvorm en ‘wijze van deelname’ vereisen individueel maatwerk. Elke sportvorm wordt plezieriger als je deze technisch of tactisch kunt verbeteren. Beleven, leren en ontwikkelen is de didactische rode draad bij die deelname’.
Competitief sporten past niet bij de 55-plusser. Bij optimaal deelnemen hoort onderling of recreatief sporten. Daar hoort wel een sportief, gelijkwaardig wedstrijdje bij. Een doorsnee sportvereniging biedt voor dit ‘anders sporten’ op deze wijze geen of onvoldoende mogelijkheden. Er is in competitieverband vaak geen ruimte voor regelaanpassingen. Evenmin aan het door een groep of team bedrijven van meerdere sportvormen door een 55-plus ‘club’.

 

 

Vorm samen ‘clubs’ op vele gebieden van liefst tien tot veertien mensen. Regel en ontwikkel vervolgens alles samen. Met hooguit een of twee kartrekker(s) als aanjager(s). Ontwikkel ook samen een geheel aan competenties om op bepaalde gebieden te kunnen leren en ontwikkelen.

Zo’n ‘(sport)club’ (binnen een bestaande organisatie of zelf samengesteld) vraagt om een ‘fysiek, sociaal (veilig, sportief) en mentaal (of cognitief) uitdagend klimaat dat samen vorm en inhoud moet worden gegeven’. De meesten van ons hebben die ervaring eerder in hun sportleven opgedaan. Bij leren en ontwikkelen is ook onderlinge vrijheid van handelen gewenst. Zoals deelnemen aan een of meerdere sportvormen (afwisselend streetbasketball en floorball spelen en wekelijks een wandeltocht maken). Om maatwerk in het sporten te krijgen zullen regels voor een of enkele sporters toegevoegd en/of veranderd moeten worden.

 

Kern 7 Sportvormen zijn naar aard en moeilijkheid op drie niveaus van ‘maatwerk’ te ordenen (dit is voorbeeld van een schema/model)

Basaal complexiteitsniveau: het ‘al verplaatsend in balans blijven c.q. je evenwicht houden’, zoals bij wandelen of fietsen. Een fysieke voorwaarde. Kennis hebben van het te gebruiken materiaal of te benutten omgevingsvoorwaarden (‘harder trappen als je een heuvel opgaat’) is een mentaal-cognitieve voorwaarde. Het is een ‘actie’ van jouw lichaam met het beschikbare materiaal (fietskwaliteit) in een bepaalde omgeving.

Gemiddeld complexiteitsniveau: met eigen acties reageren op het gedrag van medespeler(s) en/of tegenstander(s), het zelf meer tactisch handelen, maakt tennis, badminton of tafeltennis wat coördinatie betreft complexer. Van dezelfde orde is dans of bewegen op muziek. Het instellen op de actie van een partner (en andere dansers in je omgeving) en bewegen op maat en ritme van de muziek.

Hoog complexiteitsniveau doelsporten als floorball (uni- of zaalhockey) en streetbasketball zijn weer complexer. Gedrag van mede- en tegenspeler(s) is van invloed op het individuele tactisch spelgedrag en van het team. Op dit niveau is ook van belang: het inzicht krijgen in hoe je beweeg- en sportvormen al doende leert en ontwikkelt (de leer- of ontwikkelmethode; het leren hoe te leren).

.

Kern 8 Optimaal presteren op drie dimensies ….

Dimensie 1. Een activiteit of sportvorm is optimaal effectief als deze op ‘zestig tot zeventig procent van het persoonlijk maximaal coördinatievermogen’ wordt uitgevoerd. Hiervoor is een ‘matig intensieve inzet of inspanning’ nodig op, zo mogelijk, op alle dagen van de week met per activiteit een inzet van een tot drie uur per dag in een variërende inspanning en eventueel voldoende relatieve rustmomenten. Dat zijn: korte pauzes waarin ‘licht’ wordt bewogen. ‘Matig intensief’ betekent voor de 55-plusser 4 tot 5 km per uur wandelen, 15 tot 20 km per uur fietsen, een of twee uur ‘vier tegen vier volleyballen’, afgewisseld met die korte rustmomenten of ‘time outs’. De activiteiten herhalen zich dagelijks, wekelijks en over een langere periode of komen in een bepaalde periode veel voor. Een week gaan skiën bijvoorbeeld.

 

Dimensie 2. Dagelijks en wekelijks doe je aan meerdere gevarieerde activiteiten of taken zoals sportvormen. Voor een zeventigjarige bijvoorbeeld: dagelijks dertig kilometer fietsen in een stevig tempo, wekelijks vijftien kilometer nordic walken, een uurtje tafeltennissen, een keer per maand een uurtje zwemmen, in de zomer wekelijks onderling honk-softballen en twee uurtjes kajakken, in de winter een week skiën en – zo mogelijk - dagelijks schaatsen of maandelijks een paar uur op de ijsbaan bezig zijn. Meer veelvormig of allround sporten maakt het sporten nog optimaler.

 

Dimensie 3. Bij veel activiteiten of taken is sprake van achtereenvolgens beleven, leren (én leren hoe te leren), ontwikkelen en het elkaar daarbij begeleiden of coachen. Daarmee wordt het sporten veelzijdiger. Een 55-plus club bestaat zo mogelijk uit een mix van mannen en vrouwen, die verschillen in mogelijkheden, interesse en sociale vaardigheden. De groep zorgt zelf voor een (mentaal) veilige, verantwoorde en activerende leefomgeving. Ze regelt, ontwikkelt of verandert alles samen in overleg. Een kartrekker kan dat proces op weg helpen en een beetje (bij)sturen. 

 

‘Anders’ sporten is optimaal, diepgaand en breed!
Een 55-plusser die binnen een activerende (sport)clubomgevingen gaat sporten is beslist ‘anders’ bezig dan tot nu gebruikelijk is. Typerend is: ‘optimaal, diepgaand en breed willen sporten binnen een totaalplaatje dat uit de volgende (hier onderstreepte) kenmerken bestaat …

’Een 55-plusser wil sporten omdat hij of zij een sportvorm uitdagend en plezierig vindt én sportgericht. Het motiveert mij. Ik wil vooral beleven, maar ook nog optimaal presteren en natuurlijk op maat. Dat wil ik samen doen met sporters van ongeveer dezelfde leeftijd. Het zelf een activiteit regelen en ontwikkelen, maakt het nog leuker. Een kartrekker begeleidt ons. De groep reguleert in principe alles zelf. Sport is voor ons vereenvoudigde wedstrijdsport (kleiner veld, minder spelers, ander materiaal) die we onderling beoefenen. Regels worden op de mogelijkheden van de groep en – zo nodig - op die van individuele spelers afgestemd. Samen een sport beleven door het uitvoeren van een eind(sport)vorm, is het belangrijkste. Naast voldoende beleving gaat het ons om het leren of verbeteren van sportvaardigheden. Ieder op eigen niveau. Het zelf en samen ontwikkelen van een sportvorm op de langere termijn is wenselijk. Dat doe je door elkaar te ‘al vragend’ te begeleiden of coachen, maar alleen als je dat zelf wilt. ‘Matig intensief’ bewegen is optimaal als dat gebeurt met driekwart inspanning van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen op fysiek (doelgericht handelen) en mentaal gebied (strategisch handelen). Een brede of allround ontwikkeling van de coördinatie is aan te bevelen.  Voldoende intensief sporten in clubverband is gezond. Het ontspant omdat zowel de sportvorm als de wijze van deelnemen je plezier geeft. Iedereen kan hieraan optimaal deelnemen: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen (chronische ziekten). De groep zorgt voor een veilige, verantwoorde en activerende (sport)omgeving. Een gemengde groep van 55-plussers vereist een ‘goed omgaan’ met de verschillen van elkaar. Ook hier hangt de kwaliteit van het ‘omgaan met elkaar’ af van de in de club aanwezige beroeps- en sportervaring’.

Het ‘oude’ (van de vooroorlogse generatie) en het ‘nieuwe of ‘anders’ sporten van de nieuwe generatie (dus geboren in de jaren veertig, vijftig en begin jaren zestig)  verschilt op de volgende punten….
 

Kern 8 Actief leven is gezond, vooral omdat het sociaal gericht is.
Het is ‘gezond’ omdat het je een gevoel van vitaliteit, competentie en sociale binding geeft. Het is ‘zinvol’ omdat het bijdraagt aan een als voldoende ervaren invulling van het bestaan in een bepaalde levensfase en vooral in vele sociale verbanden plaats kan vinden. Je gezond voelen is een samenspel van fysiek (bewegen-sporten), psychisch (leren-ontwikkelen) en sociaal (samenwerken) welbevinden. Bij voorkeur functioneren we al samenwerkend in ‘clubs’ waarvan het samen regelen en ontwikkelen de kernactiviteit vormt. Dat kan op verschillende ‘clubdeelnameniveaus plaatsvinden of ontwikkeld worden ….

Clubdeelnameniveau 1. Ik wil lid worden van een 55-plus ‘sportclub’ (als voorbeeld…) en het gaat mij om de inhoud. Iedereen doet op zijn of haar niveau mee, maar ook op maat en optimaal.

 

Clubdeelnameniveau 2. Nu gaat de ‘wijze van deelnemen’ - van mij en mijn club- of teamgenoten - belangrijker worden. Je probeert zelf, maar mogelijk ook al anderen te ’coachen’. Beleven, leren en ontwikkelen zijn nu min of meer achtereenvolgens van belang. Ervaar eerst hoe iets gaat of (aan)voelt en daarna wil je iets verbeteren, leren of ontwikkelen.  Dan ook los je alleen of samen steeds meer beweeg- en ontwikkelproblemen op / of leer je steeds meer technische en tactische volleybalvaardigheden. 

Clubdeelnameniveau 3. Het elkaar begeleiden of coachen wordt ingepast en al doende verder ontwikkeld door de ‘wijze van sporten’ als sporter, team en ‘club’/groep in onderbrekingen of na afloop bespreekbaar te maken. Het gaat hier vooral om het leren en ontwikkelen van een activiteit op de langere termijn. Je verbetert of leert een volleybalvaardigheid (een smash) en je verbetert of ontwikkelt het spel (technisch en tactisch) in fasen. Al samenwerkend is sprake van … leren, leren hoe te leren (of ontwikkelen) en leren hoe je anderen iets kunt leren door te begeleiden of coachen.

 

 

 

Optimaal (on)bewust waarnemen en handelen

Kern 9 ‘IK’ als persoon: denkt, handelt, voelt en waardeert als ‘totaal’….
Via onze zintuigen (horen, zien, voelen,…) nemen we waar wat er in onze omgeving (dit is: natuur, cultuur, opvoeding, leefstijl, sociaal milieu, toeval; Crevits, 2016)) én in ons lijf (aan processen en functies) gebeurt, Dat waarnemen – van ‘buiten’ en van ‘binnen’ – gebeurt dus door ons lichaam leidt tot zowel denken, handelen, voelen als waarderen. Gedrag of handelen is zowel motorisch, sociaal, affectief als cognitief van aard. Het levert het krijgen van beelden, ideeën of opvattingen op. Zo ontstaan koppelingen tussen waarnemen en bewegen. Mogelijke reacties zijn: een beweging zoals het reflexmatig (knipperen met je oog als er een vuiltje in zit) of zoals een handeling: doelgerichte actie (een bal geplaatst naar een medespeler spelen, die….). De sensorische waarneming en de motorische reactie is ons deels bewust.

Bijvoorbeeld: ‘Als je met een softbalknuppel in je hand klaar staat, sla je de bal die, op ongeveer heuphoogte, over de thuisplaat gaat’. Die bal ga je dan niet terugschoppen en een aangegooide handbal ga je niet slaan. Je bent je namelijk bewust in een ‘softbalomgeving’ te zijn. Bedoelingen en acties in die context zijn je bekend of leer je.


Het doen van zo’n activiteit, sportvorm of sporten in het algemeen heeft invloed op structuur en functie van ons lichaam (onder andere het brein). Ik, als persoon met dit karakter en bepaalde mogelijkheden als ‘totaalplaatje’, bepaal zelf wat en hoe ik leer of ontwikkel. Ik heb in principe, maar wel enigszins beperkt, een vrije wil.
De belangrijkste aspecten (of essenties) van de voorbereiding op…, van de ervaring… en van de reflectie/evaluatie, komen in mijn geheugen c.q. bewustzijn terecht. Het is deel van mijn vermogen en identiteit om gedachten, handelingsacties of -strategieën te vormen en te realiseren om daarmee ‘bepaalde zin of betekenis’ aan mijn (sport)leven te geven. “IK, ben uniek, zowel wat betreft ‘mijn geest’ (karakter, emotionaliteit, intelligentie, ontwikkeling, ervaringen, talenten) als lichamelijke kenmerken (voorkomen, motoriek, uithoudingsvermogen, stressweerstand, immuniteit” (de Monchy, 2013, p.42). ‘Bewustzijn’ is subjectief ervaren en niet zicht-, tastbaar of lokaliseer-baar, maar wel kwalitatief uit gedrag of (geleefde, gesproken en besproken) opvattingen af te leiden.
Het is op meerdere niveaus (fundamenteel, plan, praktisch) en dimensies (zelf-, omgevings- en, ontwikkelings-besef) van betekenis en indirect kenbaar via subjectieve beleving en constateerbare uitingen. Het IK, geheugen, bewustzijn en beleefde ervaring, zijn hier één geheel (Buskes, 2013).

 

De ‘aandachtkracht’ en het ‘aandachtspunt’ van het bewustzijn – zowel bewust als onbewust  – is van invloed op het functioneren van je ‘denken, handelen, voelen, waarderen’ op en over en bepaald gebied. Dat breng je in een bepaalde gewenste stemming en/of een nadrukkelijk zelf gewild handelen en helpt beweeg-, fysieke en mentale problemen op te lossen. Denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan: stress en verslaving (Appelo, 2011). Bewustzijn gaat afhankelijk van de mate van een bedreigende situatie haar eigen gang. Zoals de ervaringen bij een ernstige val of coma.

 

 

Ontwikkelend leren begeleiden

Zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk willen handelen!

Dat ontwikkel je in de loop van je leven. Voor het zelfstandig leren en ontwikkelen (of: leren hoe te leren) heb je – zoals al eerder aangegeven -  schema’s-Modellen, werkpatronen-procedures en vuistregels-principes nodig. Zie voor toepassingen SPORT ONTWIKKELEN op de site www.oldaction.nl

Werkpatronen
zijn bijvoorbeeld leer- of ontwikkelmethoden, zoals: een activiteit is in z’n geheel en/of in delen te leren en ontwikkelen.
Een niet al te complexe activiteit of taak voer je direct in z’n geheel uit: 'vier tegen vier volleyballen'.
Bij totaal-totaal leren speel je eerst: drie tegen drie en dan vier tegen vier basketbal op een half speelveld en vervolgens vijf tegen vijf op een volledig speelveld. Alle drie zijn eindsportvormen. Maar het kan ook afwisselend van een ‘totaal’ naar een ‘(onder)deel’ daarvan en weer terug naar een ‘totaal’. Totaal-deel-totaal leren dus. Je speelt bijvoorbeeld vier tegen vier volleybal. Vervolgens speel je ‘een plus een’ om samen zo lang mogelijk de bal bovenhands over het net in het spel te houden. Dat is dat eerder een ‘spelprobleem’ gebleken. Daarna speel je opnieuw vier tegen vier. Als laatste is er ook een volgorde van onderdeel naar onderdeel tot een geheel, het deel-deel-totaal leren. Een opeenvolging van het leren van een beperkt aantal technische en tactische vaardigheden naar steeds meer vaardigheden en in steeds meer complexe situaties. De eerste twee leermethoden verdienen vanwege de totaalervaring de meeste aandacht. 
Voor bewegen en sporten heb je grondvormen nodig, zoals: gaan, lopen, springen, gooien, vangen, werpen, glijden, draaien, rollen, heffen, tillen, dragen, trappen, stoten, vallen….Ze vormen de basisinhouden van bijvoorbeeld sportvormen. Neem handbal met grondvormen als lopen, springen, vallen, gooien, …..door spel- of sportregels krijgen de grondvormen binnen handbal een specifieke en ‘technische’ vorm en praten we over vaardigheden: een sprong- en valschot, passen naar elkaar over korte afstand, …..Ook tactisch gebeurt er wat: blokkeren van een tegenstander, scoren met een break out, …..Aan hoe meer grondvormen of vaardigheden je deelneemt door dagelijkse bezigheden en sportvormen, hoe meer coördinatie dat vereist en hoe optimaler je functioneert.

Kern 10 Leer- en ontwikkelmethodes….

1 Je leert door ‘wat je ziet’ en dat ‘nadoet’: monkey see, monkey do! Leren door imiteren gaat snel en is het meest gemakkelijk. Je ‘spiegelt’ je aan van wat je een ander ziet doen. Zo onbewust mogelijk leren bewegen en handelen levert het snelst het meeste resultaat op. Dat lukt alleen niet altijd…


2 Doelgericht handelen of ‘hoe realiseer je de bedoeling van een sportvorm, spel of vaardigheid’?...én welke principes of vuistregels spelen een rol bij bijvoorbeeld het slaan van een softbal of honkbal: ‘kijk naar de bal en sla de knuppel horizontaal’?
Wanneer bewegen, spelen of sporten, voor je gevoel, naar wens of tevredenheid gaat, speelt het onbewuste, en op imiteren gebaseerde leren, een hoofdrol . Wanneer het bewegen niet naar eigen tevredenheid gaat, ga je bewust na waaraan dat dan ligt. ‘Pas ik de bedoeling van een vaardigheid niet goed toe? Is dit niet de goede vaardigheid voor deze situatie? Zie ik technische of tactische principes of vuistregels over het hoofd?’


3 Het leren van cognitieve structuren van een activiteit of vaardigheid. Precies nagaan van wat je moet doen, de feitelijke uitvoering plus in welke mate dat overeenkomt met de gewenste uitvoering. Een volledig bewuste denkactie die alleen zin heeft, als de eerste twee leermanieren onvoldoende resultaat hebben. 

 

Optimaal presteren op drie dimensies….

Dimensie 1. Het gevoel dat je op ‘zestig tot zeventig procent’ van je persoonlijk maximaal (coördinatie)vermogen functioneert bij het uitvoeren van een activiteit, sportvorm of ontwikkelingstaak; dat vraagt om een ‘matig intensieve inspanning’ op vijf tot zeven dagen per week.

Dimensie 2. Dagelijks en wekelijks doe je vele en gevarieerde activiteiten of taken; …dus ook meerdere sportvormen. Voor een zeventigjarige kan dat betekenen: dagelijks dertig kilometer in een stevig tempo fietsen, wekelijks vijftien kilometer nordic walken, een uurtje tafeltennissen, een keer per maand een uurtje zwemmen, in de zomer wekelijks onderling honk-softballen en twee uurtjes kajakken, in de winter een week skiën en – zo mogelijk - dagelijks schaatsen of maandelijks een paar uur op de ijsbaan bezig zijn; alle activiteiten doe je alleen maar vaak samen met anderen, in ‘clubverband’.

Dimensie 3. Veel activiteiten of taken probeer je te ontwikkelen, door ze achtereenvolgens en cyclisch te beleven, leren én leren hoe te leren c.q. ontwikkelen, door er verschillende functies (bv. competitief, samenwerkend of coöperatief handelen) of rollen (bv. kartrekker, begeleider-coach) in, bijvoorbeeld een ’55-plus club’, mee uit te voeren. Deze bestaat uit een mix van mannen en vrouwen, verschillend in niveau of mogelijkheden, interesse en sociale mogelijkheden. De groep zorgt voor een (mentaal) veilige, verantwoorde en activerende leefomgeving en regelt, ontwikkelt of verandert dat alles samen en in overleg.