Ontwikkeling van de mens: denken en handelen in 'totaalplaatjes'
Afdrukken print contact contact lettergrootte:standaard groot

Beleven, leren en ontwikkelen van ‘totalen'    
Versie oktober 2019.  

Samenvatting . ’Bewegen-Sporten’ en ‘Leren-Ontwikkelen’ zijn de pijlers van een actieve, gezonde en zinvolle leefstijl die een leven lang fundamenteel van belang zijn. ‘Lichaam, bewustzijn (of geest) én omgeving’ vormen hierbij een eenheid in waarnemen en handelen. Het is de basis voor het ‘beleven, leren en ontwikkelen’ van totaalplaatjes zoals ‘beoefenen van (een) sport(en)’. We zijn in staat om alleen én samen optimaal te presteren, te ervaren én omgevingen zo nodig activerend(er) te maken. Kortom in het – in elke situatie - ontplooien van een actieve of ondernemende leefstijl.
Lees- en fundamenteel/planniveau 2 voor kartrekker, coördinator, leefstijlcoach en/of de 55-plusser.

Een handelingstheorie als basis voor ‘Actief leven, leren en ontwikkelen’! De keuze voor het ontwikkelen van een actieve of ondernemende leefstijl is kenmerkend voor het grootste deel van de ‘nieuwe generatie’ (geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig) en zij die daarna komen. Zo’n leefstijl verschilt per levensfase van omvang, vorm en inhoud. Op deze OLDACTION-site richten we ons op de levensfase van de 55-plusser die nu ongeveer 55 tot 75 jaar is. Het ‘zelf-, omgevings- en ontwikkelingsbesef’ (Verkuylen, 2010) en de ontwikkeling van dat ‘zelf’, de relaties met anderen, de wijze waarop je anderen kunt inspireren of begeleiden en de ontwikkeling van de omgeving, bepalen de identiteit en functiorningsniveau. Samenwerking in ‘clubs, groepen, netwerken of leefgemeenschappen’ hoort daar nadrukkelijk bij. 
Denken, handelen, voelen en waarderen (ofwel: ergens betekenis of waarde aan toekennen) vindt vrijwel gelijktijdig in samenhang plaats. Het omvat vele gevarieerde taken en activiteiten op elk interessegebied. We volleyballen, fotograferen, spelen gitaar of met de kleinkinderen en dat alles geeft ‘ontspanning’. Maar volleybal (een sportvormgebied) vereist vele vaardigheden (technieken en tactieken), regels en schema’s, werkpatronen of vuistregels om het te leren en kennis van methoden om het zelf te ontwikkelen. Door methoden leer je hoe te leren (ontwikkelen) én leren hoe je anderen het spel beter kunt leren spelen (begeleiden/ coachen). Dat vergt tijd en een geheel van motorisch/fysieke, mentaal/ cognitieve en sociaal/affectieve vaardigheden (De Monchy, 2013, p.23)  Een ‘totaal leren’ op het gebied van volleybal én – in overstijgende zin – deels van ‘lichaam, bewustzijn (of ‘geest’) én omgeving’. Het is onderdeel van een fenomenologische-gedragswetenschappelijke kijk op de mens.

Deze benadering is van 1999 tot en met 2009 en vervolgens tot en met 2019 door groepen ontwikkelaars-onderzoekers toegepast bij de ontwikkeling van twee praktijktheorieën (concept 1 en 2). Ze zijn/waren bedoeld voor verschillende doelgroepen en omgevingen: concept 1 voor lichamelijke opvoeding of sport in het voortgezet onderwijs, vaklerarenopleidingen en de jeugdsport en concept 2 voor de 55-plus sport. Beide concepten zijn op deze site te vinden.

Concept 1….Actief leren onderwijzen  of …. beleven, leren en ontwikkelen door groepen of ‘clubs’ op het gebied van sport, lichamelijke opvoeding en opleiding daarvoor….
Bij het uitvoeren van activiteiten of taken vindt op alle gebieden, individueel en in groepsverband, cyclische, opeenvolgende processen plaats van ‘beleven – leren – ontwikkelen’. Je speelt met plezier een partijtje volleybal. Dat spel bevalt je, je wilt deze sportvorm c.q. bewegingsactiviteit beter (effectiever of efficiënter) leren uitvoeren en op de langere termijn ontwikkel je deze activiteit als een ‘totaal’ in zowel theorie als praktijk, als een eenheid van denken-handelen-voelen-waarderen. Aan dit ontwikkelen (of ‘leren hoe te leren’) liggen schema’s- modellen, werkpatronen-procedures, vuistregels-principes ten grondslag. Deze zijn vaak op meerdere (sport)gebieden en (sport)vormen toepasbaar. Er vindt positieve transfer bij plaats. Op de lange termijn vormen ze ontwikkel- of trainingsmethoden. Kennis, maar ook kunde op een bepaald gebied wordt in samenhang gerealiseerd. Het fysiek-motorische en het mentaal-cognitieve-sociale ‘leren’ leidt later – na bewustwording en uitvoeringstaken – tot een ‘leren hoe te leren’ (of ontwikkelen) én ‘leren hoe je anderen iets kunt leren’. Het uitvoeren van rollen als scheidsrechter, ‘trainer-coach’, ontwikkelaar bij zowel bewegings- of sportthema's als enscenerings- of ontwerpthema's, stimuleert dat. Fysiek-motorisch, sociaal-affectief en cognitief-mentaal leren, vormen een eenheid.
Deze benadering is toegepast en onderzocht bij lessen Lichamelijke Opvoeding in het voortgezet onderwijs, bij (jeugd)sportbegeleiding en op enkele lerarenopleidingen (of toenmalige Academies voor Lichamelijke Opvoeding). Het sloot aan bij het onderwijs dat in Nederland, vanaf de jaren zeventig, op alle niveaus, is gepropageerd. Het doel was: het meer zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk leren handelen van leerlingen, studenten, trainers en docenten te bevorderen op het gebied van LO en Sport. De aanpak is ook toegepast bij het ontwikkelen van ‘lerende organisaties’ binnen het bedrijfsleven.
De uitgangspunten zijn in elke ‘club’, netwerk of leefgemeenschap toe te passen. Ze zullen ook in de toekomst onze samenleving beïnvloeden, vooral in de zin van: “samenwerken, kritisch reflecteren, transfervermogen, zelfregulatie” (Klarus & de Beer et al, p.7 e.v.). Het gaat om het creëren van situaties of contexten waardoor mensen binnen leer-, sport- of werkomgevingen worden geactiveerd c.q. gemotiveerd. ‘Krachtige’ of ‘rijke’ leer- en ontwikkelomgevingen. Ontwikkelingsonderzoek is toegepast om na te gaan ‘in welke mate’ programma’s, plannen of aanpakken in praktijk voldoende functioneren. Vaak zijn hier de leraren, lesgevers of trainers behalve ontwikkelaars ook uitvoerders en onderzoekers. Nadeel ze ‘keuren hun eigen vlees’, maar het zijn ook professionals. De nadruk bij dit soort onderzoek ligt op evaluatie/reflectie van ervaringen door alle betrokkenen met deze ‘good practice’-innovatie. Hoe groot is bij hen de ‘mate van tevredenheid’.

 

Concept 2… Actief leven, sporten en ontwikkelen … in en door 55-plus ‘sport- en ontwikkelclubs’….
‘Actief leren onderwijzen’ en ‘Actief leven, leren en ontwikkelen’ vormen samen één praktijktheorie die kan worden toegepast op het gebied van werk (vakleraren lichamelijke opvoeding, opleiders op lerarenopleidingen voor vakleraren LO en sporttrainer-coaches op hetzelfde niveau), zorg (leren en ontwikkelen),ontspanning (o.a. sport) en ontwikkeling van een of meerdere van deze gebieden.
Zowel jong als oud ambieert een leven lang actief (ondernemend, vitaal) leven. Daarvoor is een optimaal fysiek, sociaal én mentaal-cognitief beleven, leren - ontwikkelen nodig. Het niveau dat je kunt bereiken hangt af van de eigen competenties en de mogelijkheden van (leer- en ontwikkel)omgevingen of de mate van het veranderen daarvan. Actief ontwikkelen vraagt om een veelzijdige en veelvormige inhoud. Zo mogelijk een allround functioneren op vele manieren en gebieden. Sport, als aspect van ontspanning, is zo’n gebied dat behalve een allround (fysiek, sociaal en mentaal) ontwikkelen ook optimaal en/of maximaal ervaren mogelijk maakt. Dat heeft een grote invloed op het eigen welbevinden en van een groep. Sport moet dan niet alleen competitief, maar (bij het ouder worden vooral) ook recreatief/onderling uitgevoerd kunnen worden.  
Een actieve leefstijl draagt bij aan het meer zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk handelen én biedt mogelijkheden tot een voortdurend investeren in jezelf, in de relaties met … en het inspireren van anderen (coachen/begeleiden) plus in het veranderen van omgevingen. Plezier en resultaat zorgen voor een vitaal leven. Samenwerkend leren in een ‘club(je)’, bevordert de ontwikkeling van ‘inhoud’, ‘wijze van deelnemen’ en het blijven participeren in de samenleving.
Veelzijdig, veelvormig en/of allround handelen is relatief complex en vereist het leren van totaalplaatjes (vier tegen vier volleyballen). De mens is ook zelf een ‘totaalplaatje’ (van lichaam, geest, omgeving) die de werkelijkheid als een bewust en - vooral – onbewust ‘totaal’ waarneemt. Het vraagt om kennis (leren) begrijpen, integreren en toepassen en het ontwikkelen van kunde of een geheel van vaardigheden, om doelgericht te kunnen handelen.

Doel van het project – de bevordering van de actieve leefstijl van de 55-plusser - is het creëren van situaties of contexten waardoor mensen binnen en door leer-, sport- of werkomgevingen worden gemotiveerd. Ontwikkelingsonderzoek gaat na in welke mate programma’s, aanpakken of plannen in praktijk kunnen worden toegepast. Leraren, lesgevers of trainers zijn behalve de kartrekkers ook de ontwikkelaars, uitvoerders en, in de meeste gevallen, de (zelf)onderzoekers. Ze ‘keuren zeker hun eigen vlees’. Het hangt van hun professionaliteit af in hoeverre ze voldoende zelfkritisch en ontwikkelend kunnen zijn. Zo mogelijk alle betrokkenen (coördinatoren, kartrekkers en deelnemers/de 55-plussers) worden bij de proces- en productevaluatie van hun ‘good practice’-innovatie-ervaringen betrokken: hoe tevreden zijn ze ermee? 


Bij leren en ontwikkelen is de gehele persoon betrokken en ervaart deze sociale situaties waarvan de inhoud leidt tot veranderingen in gedrag en opvattingen en tot een 'nieuw' geïntegreerd geheel (Klarus & de Beer, 2015, p.45). Naast leren en ontwikkelen is ook het bewegen en sporten fundamenteel voor ons bestaan.

Leefgebied ‘Ontwikkeling’: wat, hoe en waarom? De 55-plussers van nu - geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig - hebben voorkeur voor een actieve leefstijl (Baars, 2007; Timmers, 2012; SCP, 2018). Werk, Zorg, Ontspanning en Ontwikkeling zijn de leefgebieden die in elke levensfase om bepaalde actie vragen. ‘Werk’ is gericht op een beroep of een vrijwillige keuze. ‘Zorg’ richt zich op doelgroepen zoals kinderen, volwassenen en ouderen (bijvoorbeeld mantelzorg). ‘Ontspanning’ omvat vele activiteiten of gebieden zoals: sporten, musiceren, bezoeken van theater, fotograferen, ….. ‘Ontwikkeling’ staat op zich als leren of trainen bij scholing of het volgen van cursussen, maar is vaak ook gekoppeld aan werk-, zorg- en ontspanningstaken. Al doende leren en optimaal presteren gaan samen.

Coördinatie van het bestaan!
Op vele ‘gebieden’ vormen we holistische ‘plaatjes’ van feitelijke, gewenste of gewilde competenties, bekwaamheden of kwaliteiten, zoals: ‘het vader of moeder-zijn’, ‘mijn sportgeschiedenis’, ‘ontwikkeling van mijn werk, zorg of ontspanning’. Voor een ‘totaalplaatje’ is nodig dat beleven-ervaren, leren-ontwikkelen en fysiek-sociaal-mentaal coördineren van mij in een omgeving zo volledig mogelijk én in samenhang plaatsvindt. Ontwikkelen van  ‘totaalplaatjes’ is een leven lang zich herhalend proces, waaraan wij als ‘belichaamde wezens’ deelnemen (Bos, 2014) Mijn lichaam ontdekt en onthoudt hoe ik een bal bij handbal zo hard mogelijk op doel gooi, hoe ik bij snowboarden mijn evenwicht bewaar of hoe ik een sterke impuls aan een speerworp meegeef. Maar ook: ‘hoe ik een professie zo goed mogelijk ontwikkel’. “Wie wij worden, hangt af van onszelf én van onze omgeving” (Verhaeghe, 2012)..

 

Een ‘totaal ontwikkelingsplaatje’! Een 55-plusser maar ook een vijftienjarige die wil gaan basketballen, speelt eerst ‘drie tegen drie op één basket en een half speelveld’. Dat is een afgeleid spel van het – tot nu - échte sportspel ‘vijf tegen vijf’. De essentie van beide vormen is: ‘een team probeert al dribbelend of passend tot scoren (=‘de bal gaat door de basket’) te komen en een ander team probeert dat te voorkomen’. Zo’n sportspel kun je zowel competitief als recreatief (of onderling) spelen. Voor elke sportvorm zijn meerdere vaardigheden nodig. Motorische of technische…. zoals dribbelen of passen; tactische (dus sociale)… hoe kunnen we samen scoren of sportief spelen én cognitieve: spelregels of schema’s, werkpatronen en vuistregels als onderdeel van een leer- of ontwikkelmethode. Dit geeft alles bij elkaar vorm en inhoud aan het basketbal-totaalplaatje en verloopt voor de beoefenaar voor een belangrijk deel onbewust en voor de rest bewust. Ik weet alleen dat ik scoor of wil gaan scoren en dat doe ik in beweging, zoals met een lay up.

Drie manieren van leren (leren)! "Leren is het gevolg van studie, grondige bestudering, echte gesprekken, ongestoorde reflectie en vooral vallen en opstaan, proberen en slagen, als we tenminste de tijd nemen om deze fouten en successen te evalueren, te reflecteren, terug en vooruit te kijken, breed en diep na te denken" (Compernolle, 2014). Maar hoe leer je iets? 

1 Je leert door ‘wat je ziet’ en dat ‘nadoet’: monkey see, monkey do! Leren door imiteren gaat snel en is het meest gemakkelijk. Je ‘spiegelt’ je aan van wat je een ander ziet doen..

2 Doelgericht handelen of ‘hoe realiseer je de bedoeling van een sportvorm, spel of vaardigheid’?...én welke principes of vuistregels spelen een rol bij bijvoorbeeld het slaan van een softbal of honkbal: ‘kijk naar de bal en sla de knuppel horizontaal’?
Wanneer bewegen, spelen of sporten, voor je gevoel, naar wens of tevredenheid gaat, speelt het onbewuste, en op imiteren gebaseerde leren, een hoofdrol . Wanneer het bewegen niet naar eigen tevredenheid gaat, ga je bewust na waaraan dat dan ligt. ‘Pas ik de bedoeling van een vaardigheid niet goed toe? Is dit niet de goede vaardigheid voor deze situatie? Zie ik technische of tactische principes of vuistregels over het hoofd?’

3 Het leren van cognitieve structuren van een activiteit of vaardigheid. Precies nagaan van wat je moet doen, de feitelijke uitvoering plus in welke mate dat overeenkomt met de gewenste uitvoering. Een volledig bewuste denkactie die alleen zin heeft, als de eerste twee leermanieren onvoldoende resultaat hebben. 

 

Beleven, leren en ontwikkelen levert ‘totaalplaatjes’ op
Je moet eerst iets hebben beleefd, voordat je dat écht wilt leren of verbeteren en pas dan wil je het over de langere termijn ontwikkelen. De 55-plusser van nu wil zeker, een leven lang, ‘sportgericht, zelfstandig, optimaal en op maat sporten in een naar niveau gemengde ‘club’, zoals uit ons onderzoek blijkt (Timmers, 2016). De volgende ‘manier van deelnemen’ is daarvoor aan te bevelen. De kenmerken van een 55-plus sportclub zijn onderstreept ….

 

’Ik wil sporten omdat ik deze sportvorm uitdagend en plezierig vind. Het motiveert mij. Ik wil vooral beleven, maar ook nog optimaal presteren en natuurlijk op maat. Dat wil ik samen doen met sporters van ongeveer dezelfde leeftijd. Het zelf een activiteit regelen en ontwikkelen, maakt het nog leuker. Zo mogelijk begeleidt een kartrekker ons daarbij. De groep reguleert en ontwikkelt in principe alles zelf. Sport is voor ons vereenvoudigde wedstrijdsportvorm (kleiner veld, minder spelers, ander materiaal/ vier tegen vier volleyballen) of een afgeleide sportvorm (bv. pickleball/klein terreintennis), die we onderling beoefenen. Regels worden op de mogelijkheden van de groep en – zo nodig - op die van individuele spelers afgestemd. Samen een sport beleven door het uitvoeren van een eind(sport)vorm, is het belangrijkste. Naast voldoende beleving gaat het ons om het leren of verbeteren van sportvaardigheden. Ieder op eigen niveau. Het zelf en samen ontwikkelen van een sportvorm op de langere termijn is wenselijk. Dat doe je door elkaar te ‘al vragend’ te begeleiden c.q. te coachen, maar alleen als je dat zelf wilt.
‘Matig intensief’ bewegen is optimaal als dat gebeurt met driekwart inspanning van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen op fysiek (doelgericht handelen) en mentaal gebied (strategisch handelen). Voldoende intensief sporten en in clubverband is gezond. Het ontspant omdat zowel de sportvorm als de wijze van deelnemen je plezier geeft. Iedereen kan eraan deelnemen: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen (chronische ziekten). De groep zorgt voor een veilige, verantwoorde en activerende (sport)omgeving’. In zo’n 55-plus club staat het samenwerkend beleven, leren en ontwikkelen centraal. Iedereen zoekt naar oplossingen van sportproblemen en probeert met verschillen van elkaar om te gaan om een zo goed mogelijk individueel en gezamenlijk resultaat te bereiken. Het zijn clubs die voor iedereen toegankelijk zijn en waarin niveaus en mogelijkheden weliswaar sterk verschillen, maar waarvan de groep in staat is dat samen te regelen en te ontwikkelen. Het leidt uiteindelijk tot een veilig, verantwoord en inspirerend samenwerken’.

 

Optimaal presteren bij leren en ontwikkelen! ‘Trainen’ is het op niveau houden of verbeteren van fysieke aspecten. Samen ook wel conditie genoemd. ‘Ontwikkelen’ is het op niveau houden of verbeteren van je motorisch, sociaal/affectief en cognitief functioneren van vaardigheden op een bepaald gebied. Als je dagelijks of enkele keren per week een à twee uur zo goed mogelijk iets doet, presteer je optimaal. Dat is beter dan voldoen aan een minimumnorm. Zoals bijvoorbeeld …..de ‘Nederlandse Norm Gezond Bewegen’: een volwassene is gedurende minimaal een half uur actief op een matig intensieve manier, op vijf dagen van de week. ‘Matig intensief’ is hier vijf tot zes km wandelen per uur of twintig tot dertig km fietsen. Voor een 55-plusser is die inspanning gelijk aan drie tot vier kilometer wandelen per uur of vijftien kilometer fietsen. In augustus 2017 verscheen een afgezwakte minimale norm. "Bewegen is goed voor de gezondheid. Dat kan ook gewoon door trap te lopen, te tuinieren of op fiets te stappen. Beweeg tweeënhalf uur per week matig intensief en verdeeld over de week. Integreer bewegen in je dagelijks leven. Zoek activiteiten die vragen om uithoudingsvermogen en kracht. Voorkom veel stilzitten".

Eigenlijk is de aanbeveling: zorg voor een optimaal actieve leefstijl. Voor de 55-plusser houdt dat in: beweeg dagelijks optimaal, leg de nadruk op leren en ontwikkelen en doe dat periodiek (wekelijks of  maandelijks) veelzijdig/allround. Dus doe meerdere beweeg- of sportvormen van een onderling verschillende complexiteit. Een activiteit (of inhoud) wordt op basis van aantrekkelijkheid en/of gewenste inspanning gekozen, maar ook op de wijze van deelnemen. Beide bepalen het niveau van het persoonlijk optimaal presteren ….

 

Dimensie 1. Het gevoel dat je op ‘zestig tot zeventig procent’ van je persoonlijk maximaal (coördinatie)vermogen functioneert bij het uitvoeren van een activiteit, sportvorm of ontwikkelingstaak; dat vraagt om een ‘matig intensieve inspanning’ op vijf tot zeven dagen per week.

Dimensie 2. Dagelijks en wekelijks doe je vele en gevarieerde activiteiten of taken; …dus ook meerdere sportvormen. Voor een zeventigjarige kan dat betekenen: dagelijks dertig kilometer in een stevig tempo fietsen, wekelijks vijftien kilometer nordic walken, een uurtje tafeltennissen, een keer per maand een uurtje zwemmen, in de zomer wekelijks onderling honk-softballen en twee uurtjes kajakken, in de winter een week skiën en – zo mogelijk - dagelijks schaatsen of maandelijks een paar uur op de ijsbaan bezig zijn; alle activiteiten doe je alleen maar vaak samen met anderen, in ‘clubverband’.

Dimensie 3. Veel activiteiten of taken probeer je te ontwikkelen, door ze achtereenvolgens en cyclisch te beleven, leren én leren hoe te leren c.q. ontwikkelen, door er verschillende functies (bv. competitief, samenwerkend of coöperatief handelen) of rollen (bv. kartrekker, begeleider-coach) in, bijvoorbeeld een ’55-plus club’, mee uit te voeren. Deze bestaat uit een mix van mannen en vrouwen, verschillend in niveau of mogelijkheden, interesse en sociale mogelijkheden. De groep zorgt voor een (mentaal) veilige, verantwoorde en activerende leefomgeving en regelt, ontwikkelt of verandert dat alles samen en in overleg.

 

Elke levensfase heeft andere vraagstukken/problemen en doet nieuwe ervaringen op: seksuele ervaring, het ouderlijk huis verlaten, studie en loopbaan, kinderen krijgen en opvoeden en dergelijke. Wat geleerd werd in vorige fasen wordt in elke volgende periode gebruikt, bewerkt en aangevuld. Elke generatie heeft ook een gemeenschappelijke geschiedenis. Het referentiekader van individuen die tot een generatie behoren heeft dus gemeenschappelijke kenmerken die zijn ontstaan door het verkeren in dezelfde sociale situatie. In de regel blijven de eenmaal gevestigde opvattingen of waardenoriëntaties en gedragspatronen zich manifesteren. Het totaal van wat iemand op een bepaald moment in het leven heeft geleerd, is van groot belang voor wat hij of zij vervolgens kan en zal gaan leren. Door de persoonlijke leer- en levensgeschiedenis ontstaat een persoonlijk referentiekader: een geheel aan betekenissen van kennis-inzichten-vaardigheden-attitudes. Het zijn de ogen waarmee iemand of een generatie de wereld al doende en al ontwikkelend ziet of wenst te zien. Omdat ontwikkelingen per generatie zowel gemeenschappelijk als persoonlijk worden beoordeeld en gewaardeerd ontstaan gedeelde waarden, waarde-gebieden of opvattingen. Samen ontwikkelen doe je binnen meerdere ‘clubs’, groepen, netwerken of leefgemeenschappen die, hoe ouder je wordt, geleidelijk meer uit dezelfde leeftijdgenoten gaan bestaan.

‘Ik’ en ‘wij’ zijn een eenheid van denken, handelen, voelen en waarderen (=betekenis toekennen). Via onze zintuigen (horen, zien, voelen,…) nemen we waar wat er in onze omgeving (dit is: natuur, cultuur, opvoeding, leefstijl, sociaal milieu, toeval; Crevits, 2016)) én in ons lijf (aan processen en functies) gebeurt.
Dat waarnemen door ons lichaam inspireert tot denken, handelen, voelen en waarderen (i.c. betekenis toekennen) en is motorisch, sociaal en cognitief van aard. En het leidt tot het krijgen van beelden, ideeën of opvattingen. Er ontstaan hierdoor koppelingen tussen waarnemingen en mogelijke reacties daarop: zoals een beweging: reflexmatig (knipperen met je oog als er een vuiltje in zit) of zoals een handeling: doelgerichte actie (een bal geplaatst naar een medespeler spelen, die….). Zowel de (hier sensomotorische) waarneming als ons regeren daarop, is ons deels bewust. Bijvoorbeeld: ‘Als je met een softbalknuppel in je hand klaar staat, sla je de bal die, op ongeveer heuphoogte, over de thuisplaat gaat’. Die bal ga je dan niet koppen en een aangegooide handbal ga je niet slaan. Je bent je namelijk bewust in een ‘softbalomgeving’ te zijn. Bedoelingen en acties in die context zijn je bekend of leer je.
Het doen van zo’n activiteit, sportvorm of het sporten in het algemeen heeft invloed op structuur en functie van ons lichaam (onder andere de hersenen). Ik, als persoon met dit karakter en bepaalde mogelijkheden als ‘totaalplaatje’, bepaal zelf wat en hoe ik leer of ontwikkel en wil onthouden.
De belangrijkste aspecten (of essenties) van de voorbereiding op…, van de ervaring… en van de reflectie/evaluatie, komen in mijn geheugen of bewustzijn terecht. Die bevindt zich ‘in en om mijn lichaam’. Het is deel van mijn vermogen om gedachten, handelingsacties of -strategieën te vormen en te realiseren en om daarmee zin aan mijn bestaan te geven. Dat wil zeggen actief te zijn op het gebied van werk, zorg, ontspanning en ontwikkeling. IK en bewustzijn is verschillend. “IK is het unieke individu, zowel wat betreft de geest (karakter, emotionaliteit, intelligentie, ontwikkeling, ervaringen, talenten) als lichamelijke kenmerken (voorkomen, motoriek, uithoudingsvermogen, stressweerstand, immuniteit” (de Monchy, 2013, p.42). ‘Bewustzijn’ (denken, handelen, …) is niet zicht- en tastbaar, niet direct waarneembaar en is op meerdere niveaus van betekenis. Het is indirect kenbaar via subjectieve beleving of zelfervaring en als observeerbare  gedragskenmerken. Het IK, geheugen, bewustzijn en ervaring, vormen één geheel. Een totaalgebeuren.


Bewustzijn
van lichaam én omgeving. Bewustzijn is waarnemen, denken (intelligentie), gevoel en emoties hebben, gedrag en handelen. En dus beschikken, behalve de mens, alle dieren daarover (Bos, 2017). Bewustzijn is lichamelijk én geestelijk van aard en levert kennis bij denken, handelen, voelen en waarderen (in de zin van: betekenis of waarde toekennen aan…; Crevits, 2016). Bewustzijn is intern en extern (naar de omgeving) gericht.  Waarnemen gebeurt met zintuigen waarmee we visuele (zien), auditieve (horen), tactiele (voelen) en proprioceptieve/ kinesthetische (aanvoelen) prikkels opvangen. Dit leidt tot gedrag dat reflexmatig of routineus (onbewust verlopend), regel-geleid of weloverwogen (bewust op basis van opvattingen, intenties of verwachtingen) plaatsvindt. 
Bewustzijn is energie - inclusief en holistisch - waarin en waardoor ons leven zich voltrekt. Het individuele en collectieve bewustzijn zijn innig met elkaar verweven. Het is de essentie van het menselijk bestaan om deel van een geheel te zijn. Actief handelen optimaal toepassen, maakt je meer competent en zorgt voor ontwikkeling (Bos, 2014). ‘Use it or lose it’ is hierbij – zeker voor de 55-plusser - een gulden regel.

 

Ons denken, handelen, voelen en waarderen (= bewustzijn) optimaliseren. Wij gebruiken ons lichaam om ons bewustzijn te optimaliseren en – om als persoon - verantwoordelijkheid te nemen. Bewustzijn omvat gewaarwordingen (door zintuigen) en verder een rijk scala aan opvattingen, ideeën, handelingstheorieën en -strategieën op vele gebieden waarin we interesse hebben en bij betrokken zijn.
We leren en ontwikkelen ons bewegen, opvattingen en (handelings)toepassingen die op hun beurt ons lichamelijke beïnvloeden. Met bewust gewenste ‘gedachte- of handelingskracht’ veranderen we op de duur delen van onze lichamelijke structuren (bijvoorbeeld in de hersenen), processen en/of functies (de Monchy, 2013; 2016). ‘Een voetbal alleen en vaak met je sterke been trappen, leidt tot toename van het vermogen dat ook links steeds beter te kunnen’. Je leert geen spierfuncties, maar totale handelingsfuncties (geplaatst trappen van de bal) en denken (bedoelingen van het handelen) en hier in een voetbalcontext.

Het je fysiek en/of mentaal niet lekker voelen, is een totaal-gevoel van: ‘ik ben ziek’. Door gerichte, positieve aandacht ("gedachtekracht") en wilskracht, volharding en inzet (optimale inspanning) kun je daar vaak zelf ook iets aan doen.

 

Een omgeving wordt door het lichaam, bewust én onbewust, waargenomen en zo ook het eigen gedrag. Een voorbeeld daarvan.
Als je gaat honk- of softballen is het slaan van de bal van belang om een bijdrage te leveren aan het resultaat van je team. Hard en/of geplaatst slaan is je doel als je aan slag staat. Om dat te realiseren ‘kijk je naar de bal’ en ‘sla je horizontaal’. Dat zijn twee bewuste acties of handelingen, waarmee je de bal vrijwel altijd raakt. Maar je doet meer onbewust: je maakt bewegingen. Je staat met enigszins gebogen knieën, voor je slaat breng je de knuppel nog wat meer naar achteren en draai je de heup in, na het raken van de bal sla je door om al je kracht op het slaan van de bal over te brengen. De hoogte van de worp bepaalt of je wat meer door de knieën gaat of niet horizontaal moet slaan, om de bal toch te raken.

Bewustzijn is overigens niet alleen afhankelijk van wat er in mijn lichaam gebeurt, maar ook van mijn levensgeschiedenis, mijn huidige positie in de wereld, kortom mijn interacties met die wereld en mijn handelen daarin is een kwestie van ‘vrije wil’. De mens kan actief innerlijke processen sturen en door aandacht gedrag of een omgeving veranderen. Alles wat je belangrijk vindt – en noem dat waarden, waarde-gebieden, overtuigingen of  opvattingen - sturen onze wil (Timmers, 2010 & 2012). Dat maakt ons gedrag 'zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk'. Autonoom handelen zonder 'vrije wil' is onmogelijk. Het is een voorwaarde, bewuste actie en zelfverwerkelijking (Laar, van de & Voerman, 2011). Als we dood gaan verdwijnt het individuele bewustzijn en blijven alleen herinneringen bij anderen over. Door ons actieve leven in gedrag en opvattingen (ons individuele bewustzijn) hebben we – ieder op eigen wijze en meer of minder inspirerend bijgedragen aan het collectieve bewustzijn of herinnering bij de ander. Zó blijft onze geest heel lang bestaan.

 

Naschrift
Ontwikkeling van beide OLDACTION-concepten
Vanaf 1999 tot 2010 is systematisch onderzoek gedaan op het gebied van ‘lichamelijk opvoeding in het voortgezet onderwijs, opleiding voor vakleraren LO (ALO-Groningen) en de (jeugd)sport’. Op deze manier is het concept ‘actief leren onderwijzen en sporten’ samengesteld.
Vanaf 2009 tot en met 2019 is de aandacht toegespitst op ‘55-plus Sport & Leefstijl’. In de loop van de tijd is een reeks van publicaties over ‘Leren en ontwikkelen’ verschenen, die integraal in pdf- bestanden zijn opgenomen. U kunt deze (gratis) downloaden uit …
Experts over Leefstijl, sporten en ontwikkelen . Het betreft….
*(2003), ‘Krachtig’ opleiden van vakdocenten bewegingsonderwijs. Een onderzoek naar de effecten van een ‘krachtige’ leerwerkomgeving op de professionele ontwikkeling van (vak)Leraren In Opleiding LIO). Proefschrift. Haarlem: De Vrieseborch. Kern: activerende leerwerkomgevingen voor aanstaande professionals. Bestanden zijn in te zien of te downloaden: 
pdf-PROMO-dl.1 , pdf-PROMO-dl.2pdf-PROMO-dl.3 , pdf-PROMO-dl.4.
*(2005), Actief leren onderwijzen. Haarlem: De Vrieseborch. Kern: uitwerking van activerende leeromgevingen voor leerlingen op VO-scholen. Te downloaden bestanden:
pdf-ALO1-dl.1, pdf-ALO1-dl.2, pdf-ALO1-dl.3.
*(2006), Didactiek voor Sport en Bewegen. Baarn/Haarlem: Tirion/ De Vrieseborch. Kern: actief leren onderwijzen door vakleraren LO ... en leren sporten door sporttrainers. . Bestanden zijn in te zien of te downloaden: 
pdf-BDO-dl.1pdf-BDO-dl.2, pdf-BDO-dl.3pdf-BDO-dl.4.
*(2007). Voor applaus moet je het niet doen! Ontwikkelen van (beter) leren sporten en bewegen! Baarn: De Vrieseborch/Tirion. Kern: actief ontwikkelen op het gebied van Sport & Leefstijl. Bestanden zijn in te zien of te downloaden:
pdf.-TAR-dl.1, pdf-TAR-dl.2, pdf-TAR-dl.3, pdf-TAR-dl.4
*(2008). Slim leren hoe te leren spelen of sporten. Schema’s, werkpatronen en vuistregels voor het zelfstandig didactisch handelen. Groningen: interne HIS- publicatie. Kern: het spelen of sporten ontwikkelen.  Zie voor dit bestand bij
SPORT ONTWIKKELEN.   
*(2009). Ontwikkelen van het (beter) leren en sporten op school: van 1970-2010. Over lijnen en relaties in de vakdidactiekontwikkeling van de Lichamelijke Opvoeding in Nederland vanuit een bewegingsonderwijskundig perspectief. Nieuwegein: Arko Sports Media. Kern: ontwikkeling van het beroep van 'vakleraar LO' in Nederland. Te downloaden als bestand:
pdf-VADILO-dl.1 en pdf-VADILO-dl.2. .
*(2010). Sport op maat. Handreikingen voor een fysiek en mentaal actieve leefstijl van je 35e tot je 100e. Nieuwegein: ARKO Sports Media. Kern: beleven, leren, ontwikkelen op sportgebied voor 35-plussers. informatie over dit basisboek is te vinden bij ANDERS SPORTEN, 
Basisboek SOM-Sporten op Maat voor 55-plus Sport & Leefstijl .
*(2012). Activo's doen het anders, op maat en zeker na hun 50e . Een praktische filosofie voor een fysiek en mentaal actieve leefstijlontwikkeling. Nieuwegein: Arko Sports Media. Kern: ontwikkeling van een fysiek en mentaal actieve, gezonde en zinvolle leefstijl voor de nieuwe generatie ouderen, geboren in de jaren veertig, vijftig en begin zestig.  Zie bij ACTIEVE LEEFSTIJL: 
Basisboek ALO2- Activo's ....etc. voor 55-plus Sport & Leefstijl